ECLI:NL:GHAMS:2019:1923

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
16 juni 2019
Zaaknummer
200.239.769/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanneming van werk en architectenwerkzaamheden met openstaande facturen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank de vorderingen van [X] B.V. heeft afgewezen en die van de geïntimeerden heeft toegewezen. [X] B.V. vorderde betaling voor door haar verrichte werkzaamheden in het kader van de verbouwing van een woning, terwijl de geïntimeerden de vordering betwisten. De rechtbank oordeelde dat niet is komen vast te staan dat er een overeenkomst tot stand is gekomen tussen [X] B.V. en de geïntimeerden. Het hof bevestigt deze beslissing en oordeelt dat [X] B.V. onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat er een overeenkomst van opdracht is gesloten voor architectenwerkzaamheden. Het hof concludeert dat de geïntimeerden redelijkerwijs niet konden begrijpen dat zij voor deze werkzaamheden apart moesten betalen, aangezien er een aannemingsovereenkomst was gesloten met Bouwgroep Delta B.V. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt [X] B.V. in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.239.769/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/629312 / HA ZA 17-534
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 mei 2019
inzake
[X] EN PARTNERS B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. C.F.J.M. Nelemans te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde sub 1] ,

2.
[geïntimeerde sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. J. Bol te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna achtereenvolgens [X] B.V., [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] en geïntimeerden tezamen: [geïntimeerden] genoemd.
[X] B.V. is bij dagvaarding van 30 april 2018 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 februari 2018, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen haar als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en [geïntimeerden] als gedaagden in conventie, tevens eisers in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties;
- akte uitlating producties aan de zijde van [X] B.V.;
Ten slotte is arrest gevraagd.
[X] B.V. heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en - uitvoerbaar bij voorraad - tot toewijzing van haar vordering, met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van het geding in beide instanties.
[geïntimeerden] hebben geconcludeerd tot bekrachtiging, met veroordeling van [X] B.V. in de kosten van het geding in hoger beroep, met nakosten en rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen.
Grief 1van [X] B.V. is gericht tegen rov 2.3 van het bestreden vonnis en komt erop neer dat zij in opdracht van [geïntimeerden] aanzienlijk meer werkzaamheden heeft uitgevoerd dan in eerste instantie door haar konden worden aangetoond. Het hof zal deze grief hierna (onder 3.4 en 3.5) bespreken. Voor het overige zijn de feiten in hoger beroep niet in geschil, zodat ook het hof deze als uitgangspunt zal nemen.

3.Beoordeling

3.1
Het gaat in deze zaak - voor zover in hoger beroep van belang - om het volgende.
3.1.1
[geïntimeerden] zijn sinds eind 2013 de eigenaren van de woning gelegen aan de
[adres 1] (hierna: de woning). Zij hebben deze woning laten
verbouwen. Hiertoe hebben zij een aannemingsovereenkomst gesloten met Bouwgroep Delta B.V. (hierna: Delta) waarbij Delta is vertegenwoordigd door [X] . Delta heeft onderaannemers ingeschakeld.
3.1.2
[X] voornoemd is ook werkzaam bij [X] B.V. [geïntimeerden]
hadden hun vorige woning, aan de [adres 2] , ook laten verbouwen. Bij die
verbouwing is [X] eveneens betrokken geweest.
3.1.3
In het ‘voorstel projectorganisatie’ van [X] B.V. van 16 oktober 2013 staat onder meer:
“(…)
1. definitief ontwerp; fase 1
(…)
Na definitief ontwerp maakt [X] [= [X] , hof] een begroting van de bouwkosten. (...)
5. uitvoering; fase 2
De werkzaamheden ter plaatse zullen door [X] gecoördineerd worden. (...)“
3.1.4
In een e-mail van [X] aan [geïntimeerde sub 1] van 6 februari 2017 staat onder meer:
“(…) Graag ontvang ik binnen 8 dagen na heden een passend voorstel van de hoogte en betaling van de restantbetaling voor aannemersbedrijf Bouwgroep Delta b.v. en [X] & partners b.v. (...)“
3.1.5
[X] B.V. heeft een factuur van 3 maart 2017 - gewijzigd op 14 maart
2017 - aan [geïntimeerden] doen toekomen. Op het factuurbedrag van € 28.440,00 is een
contante betaling door [geïntimeerden] van € 2.500,00 in mindering gebracht, zodat het
restantbedrag € 25.940,00 (exclusief btw) is. Het restantbedrag van de factuur is niet
betaald. Op de factuur staat onder “specificatie van de werkzaamheden tot 1 maart 2017” onder meer:
“projectcoördinatie (...)
schets en tekenwerk (...)
besprekingen onderaannemers mbt uitblijven betalingen (...)
overleg Silo architekten en Stadsdeel mbt omgevingsvergunning (...)
overleg achterburen (...)
overleg buren en eigenaar LG89 (...)
div. besprekingen en correspondentie mbt oplossing met door opdrachtgever ingeschakelde keukenleverancier (...)
besprekingen onderaannemers mbt uitblijven betalingen (...)“
3.1.6
Na daartoe op 6 april 2017 verkregen verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft [X] B.V. conservatoir derdenbeslag laten leggen op de woning, op diverse bankrekeningen van [geïntimeerden] en op aandelen van [geïntimeerde sub 1] .
3.2
In eerste aanleg heeft [X] B.V. gevorderd, samengevat, [geïntimeerden] te veroordelen tot betaling van € 31.387,-- voor door haar verrichte en gefactureerde werkzaamheden in het kader van de verbouwing van de woning op grond van een tussen partijen gesloten overeenkomst, alsmede tot betaling van de proceskosten en de beslagkosten. In reconventie hebben [geïntimeerden] (onder meer) gevorderd de ten laste van hen gelegde beslagen op te heffen, met veroordeling van [X] B.V. in de proceskosten.
3.3
De rechtbank heeft de vorderingen van [X] B.V. afgewezen en die van [geïntimeerden] toegewezen. Daartoe heeft de rechtbank, samengevat, overwogen dat tussen partijen in geschil is of tussen hen een overeenkomst tot stand is gekomen en dat [X] B.V. de stelplicht en bewijslast daarvan heeft. Wanneer de opdrachten zouden zijn gegeven aan [X] B.V., wat de concrete inhoud daarvan was en door wie de opdrachten zijn gegeven, [geïntimeerde sub 1] of [geïntimeerde sub 2] , is niet specifiek omschreven. Dat een opdracht is verstrekt aan [X] B.V., is niet komen vast te staan, aldus de rechtbank (rov 4.2). Weliswaar staat vast dat [X] betrokken is geweest bij de verbouwing van de woning en dat hij werkzaamheden heeft uitgevoerd maar de door [X] B.V. aangevoerde feiten en omstandigheden kunnen niet leiden tot het oordeel dat [geïntimeerden] redelijkerwijs moesten begrijpen dat zij zouden zijn gebonden aan een overeenkomst met [X] B.V. en dat zij uit hoofde daarvan nog een vergoeding zouden moeten betalen (rov 4.3). [X] B.V. heeft geen stukken ingebracht of andere feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat bij gebreke van een opslagpercentage (in de aanneemsom, hof) voor de werkzaamheden van [X] nog (afzonderlijk) zou worden gefactureerd, aldus de rechtbank (rov 4.4). De stelling van [X] B.V. dat de werkzaamheden van [X] kunnen worden gekwalificeerd als de werkzaamheden van een architect en niet als die van een aannemer en [geïntimeerden] moesten begrijpen dat afzonderlijk voor die werkzaamheden moest worden betaald, heeft de rechtbank verworpen
.Dat [geïntimeerden] op enig moment zijn gewezen op de aard van de werkzaamheden van [X] , is gesteld noch gebleken en evenmin is gestaafd dat zij daarvoor nog moesten betalen. Het zou voor de hand hebben gelegen dat [X] B.V. op enig moment een opgave zou hebben gedaan van de uitgevoerde werkzaamheden en van de daaraan verbonden kosten, in ieder geval toen op 29 juni 2015 een (volgens [X] B.V.) definitieve opleverlijst werd opgesteld. Pas in maart 2017 heeft [X] B.V. een factuur gestuurd aan [geïntimeerden] , aldus nog steeds de rechtbank (rov 4.5).
3.4
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [X] B.V. op met vijf grieven, die zich lenen voor gezamenlijke behandeling.
De strekking van de grieven en de door [X] B.V. in hoger beroep overgelegde producties 14 tot en met 31 is dat
- het niet (uitsluitend) gaat om aannemingswerkzaamheden maar om werkzaamheden als architect en projectcoördinator en [geïntimeerden] op basis van eerdere opdrachten aan [X] B.V. hebben kunnen en moeten begrijpen dat voor architectenwerkzaamheden apart moet worden afgerekend (grief 1);
- hoewel er aanvankelijk geen tekenwerk door [X] B.V. zou worden verricht, hiervoor aanvullende overeenkomsten zijn gesloten (grief 2);
- [geïntimeerden] redelijkerwijs niet hadden mogen aannemen dat [X] B.V. als aannemer werkte, nu in het (als productie 14 overgelegde) budgetvoorstel van Delta van 3 september 2013 (hierna: het budgetvoorstel) de posten architect en bouwbegeleiding/algehele coördinatie als p.m. posten zijn opgenomen en langs deze weg aan [geïntimeerden] duidelijk is gecommuniceerd dat de architectenwerkzaamheden apart zouden worden gedeclareerd (grief 3);
- het [geïntimeerden] zelf ook duidelijk was dat bij een bouwsom van € 218.000,-- de architectenkosten € 12.000 zouden kunnen zijn (productie 25), hetgeen betekent dat wanneer de omvang van de bouwwerkzaamheden aanmerkelijk wordt uitgebreid het honorarium van de architect ook stijgt (grief 3);
- bij eerdere werkzaamheden (aan het pand [adres 2] ) die in opdracht van [geïntimeerden] zijn uitgevoerd, [X] B.V. apart een opslag voor haar werkzaamheden in rekening heeft gebracht (grief 4) en
- met de producties die [X] B.V. in het geding heeft gebracht voldoende is onderbouwd dat de door haar uitgevoerde werkzaamheden zijn te kwalificeren als architectenwerkzaamheden, hetgeen bij [geïntimeerden] bekend was (grief 5).
3.5
Tussen partijen is niet in geschil dat [geïntimeerden] voor de verbouwing van de woning een aannemingsovereenkomst hebben gesloten met Delta. De vraag die partijen verdeeld houdt is of, zoals [X] B.V. betoogt, er (ook) een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen in het kader van de verbouwing van de woning tussen [geïntimeerden] als opdrachtgever en [X] B.V. als opdrachtnemer, bestaande uit architectenwerkzaamheden en of deze werkzaamheden door [X] B.V. zijn verricht en apart (los van de bouwsom) dienden te worden afgerekend.
3.5.1
Het hof stelt vast dat, gelet op de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerden] , [X] B.V. haar stelling dat tussen haar en [geïntimeerden] een overeenkomst is tot stand gekomen ook in hoger beroep onvoldoende heeft onderbouwd. [X] B.V. heeft geen schriftelijke overeenkomst en/of aanvullende overeenkomsten overgelegd. De producties 14 tot en met 25, die voor een belangrijk deel bestaan uit stukken en e-mails afkomstig van of gericht aan Delta, kunnen niet als overeenkomst(en) met [X] B.V. worden gekwalificeerd.
3.5.2
Hoewel niet in geschil is dat [X] betrokken is geweest bij de verbouwing van de woning en werkzaamheden heeft uitgevoerd, betekent dit niet dat [geïntimeerden] redelijkerwijs moesten begrijpen dat [X] deze werkzaamheden heeft verricht namens [X] B.V. Anders dan [X] B.V. aanvoert, kan dit niet worden afgeleid uit het budgetvoorstel. Weliswaar staan in het budgetvoorstel de posten architect en bouwbegeleiding/algehele coördinatie als p.m. posten opgenomen, maar dit voorstel is afkomstig van Delta, zodat Delta (en niet [X] of [X] B.V.) ter zake van mogelijk onder die posten te begrijpen werkzaamheden als schuldeiser heeft te gelden. Niet is gesteld of gebleken dat Delta haar mogelijke vorderingen dienaangaande heeft overgedragen aan [X] B.V. noch dat zij die in opdracht van of namens Delta incasseert. Evenmin is gebleken dat de werkzaamheden die mogelijk onder voornoemde p.m. posten zouden vallen van zodanige aard en omvang waren dat [geïntimeerden] hadden moeten begrijpen dat deze niet onder de aannemingswerkzaamheden van Delta zouden vallen en dat zij daarvoor nog een afzonderlijke vergoeding zouden moeten betalen. In ieder geval is niet komen vast te staan dat [X] B.V. op enig moment aan [geïntimeerden] heeft laten weten dat hiervoor door [X] B.V. afzonderlijke kosten in rekening zouden worden gebracht. Ook uit het feit dat [X] B.V. niet tussentijds heeft gedeclareerd maar pas in maart 2017 een factuur naar [geïntimeerden] heeft gestuurd ten bedrage van € 28.440,--, kan niet worden afgeleid dat [geïntimeerden] met [X] B.V. heeft gecontracteerd of dat [geïntimeerden] dit hadden moeten begrijpen
3.5.3
Dat [geïntimeerden] voor aanvang van de verbouwingswerkzaamheden aan [X] hebben gevraagd mee te denken over de wijze van verbouwing van hun woonhuis, de planning van de uit te voeren werkzaamheden en overleg te voeren met hun architect en zij daarvoor zij een eenmalige vergoeding van € 2.000,-- hebben betaald, betekent niet dat zij aan [X] B.V. opdracht hebben gegeven architectenwerkzaamheden voor hen te verrichten. Uit het enkele feit dat [geïntimeerden] in een tweetal e-mails aan derden [X] hebben aangeduid als “aannemer/architect” en “deels architect” kan evenmin worden geconcludeerd dat [X] B.V. in opdracht van [geïntimeerden] architectenwerkzaamheden voor hen heeft uitgevoerd.
3.5.4
Ten slotte valt uit de door [X] B.V. overgelegde producties 26 tot en met 30, die betrekking hebben op (eerdere) werkzaamheden aan het pand [adres 2] in opdracht van [geïntimeerden] , niet op te maken dat er voor de werkzaamheden in de onderhavige zaak ( [adres 1] ), naast de totale aanneemsom, nog een afzonderlijke vergoeding aan [X] B.V. verschuldigd zou zijn.
3.6
Aangezien de grieven falen, zal het vonnis waarvan beroep worden bekrachtigd. [X] B.V. zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep. Het bewijsaanbod zal worden gepasseerd omdat dit niet is gebaseerd op voldoende geconcretiseerde stellingen die, indien al bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [X] B.V. in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerden] begroot op € 726,-- aan verschotten en € 1.391,-- voor salaris en op € 157,-- voor nasalaris, te vermeerderen met € 82,-- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.M. Polak, H.M.M. Steenberghe en R.J.Q Klomp en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2019.