ECLI:NL:GHAMS:2019:1887

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2019
Publicatiedatum
14 juni 2019
Zaaknummer
23-001483-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens mensensmokkel, bedrijfsmatige hennepteelt en deelname aan een criminele organisatie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is veroordeeld voor mensensmokkel van 24 personen, bedrijfsmatige hennepteelt en deelname aan een criminele organisatie. De feiten vonden plaats tussen 20 juli 2015 en 15 augustus 2015. De verdachte en zijn medeverdachten hebben een zeilboot, de Moses Agga, aangeschaft en voorbereid voor een overtocht naar Groot-Brittannië, waarbij levensgevaar voor de opvarenden te duchten was. De verdachte heeft een actieve rol gespeeld in de organisatie van de mensensmokkel, waaronder het ophalen van vreemdelingen en het coördineren van hun vervoer naar de haven van IJmuiden. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 72 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest, en heeft de redelijke termijn overschreden. De verdachte heeft eerder strafbare feiten gepleegd, wat meegewogen is in de strafmaat. De zaak benadrukt de ernst van mensensmokkel en de risico's die daarmee gepaard gaan voor de betrokken vreemdelingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001483-17
datum uitspraak: 14 juni 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 21 april 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-870038-16 tegen
[verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
brp-adres: [adres],
verblijfadres volgens opgave ter zitting: [verblijfadres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20, 21,
22 en 27 mei 2019 en 3 juni 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Door de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten nadere omschrijving tenlastelegging ex 314a van het Wetboek van Strafvordering en de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:

1.primair:hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 juli 2015 tot en met 15 augustus 2015 te IJmuiden, gemeente Velsen, en/of te Amsterdam en/of te Huizen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,

13, althans één of meer, perso(o)n(en) met een Vietnamese nationaliteit (te weten de perso(o)n(en) (bekend als): [vreemdeling V.1] en/of [vreemdeling V.2] en/of [vreemdeling V.3] en/of [vreemdeling V.4] en/of [vreemdeling V.5] en/of [vreemdeling V.6] en/of [vreemdeling V.7] en/of [vreemdeling V.8] en/of [vreemdeling V.9] en/of [vreemdeling V.10]en/of [vreemdeling V.11] en/of [vreemdeling V.12] en/of [vreemdeling V.13]),
en/of
11, althans één of meer, perso(o)n(en) met een Albanese nationaliteit (te weten de perso(o)n(en) (bekend als): [vreemdeling A.1] en/of [vreemdeling A.2] en/of [vreemdeling A.3] en/of [vreemdeling A.4] en/of [vreemdeling A.5] en/of [vreemdeling A.6] en/of [vreemdeling A.7] en/of [vreemdeling A.8] en/of [vreemdeling A.9] en/of [vreemdeling A.10] en/of [vreemdeling A.11]),
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Groot-Brittannië en/of doorreis door Nederland of een andere lidstaat van de Europese Unie, in elk geval een of meer sta(a)t(en) die is/zijn toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
of die perso(o)n(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was,
doordat verdachte en/of zijn mededader(s):
- een boot (genaamd Moses Agga) heeft/hebben gekocht/verworven, althans ter beschikking heeft/hebben gehad;
- onderhoud aan die boot heeft/hebben verricht en/of laten verrichten en/of 30, althans meer zwemvest(en) heeft/hebben gekocht;
- die boot heeft/hebben gebracht naar de (jacht)haven Seaport in IJmuiden en/of daarvoor liggeld heeft/hebben betaald;
- ( één of meer van) die perso(o)n(en) heeft/hebben opgehaald en/of op heeft/hebben laten halen vanaf het (centraal) station te Amsterdam en/of (een) andere locatie(s);
- ( één of meer van) die perso(o)n(en) heeft/hebben gebracht naar een woning (op het adres [straatnaam pand D] te Huizen);
- ( één of meer van) die perso(o)n(en) heeft/hebben ondergebracht en/of bewaakt en/of begeleid en/of vergezeld in die woning (op het adres [straatnaam pand D] te Huizen);
- ( één of meer van) die perso(o)n(en) (vanuit die woning) heeft/hebben vervoerd en/of gebracht en/of begeleid naar de (jacht)haven Seaport in IJmuiden;
- ( één of meer van) die perso(o)n(en) reddingsvesten heeft/hebben gegeven/ter beschikking gesteld;
- ( één of meer van) die perso(o)n(en) heeft/hebben gebracht en/of begeleid naar en/of heeft/hebben ingescheept/ondergebracht op die boot (genaamd Moses Agga) (met het kennelijke doel om die perso(o)n(en) met die boot naar Groot-Brittannië of een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die is toegetreden tot genoemd protocol te brengen),
terwijl door dit feit levensgevaar voor die 24 perso(o)n(en) en/of voor [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] (zijnde de bemanning van die boot), te duchten was, door de uitrusting van die boot (genaamd Moses Agga) zoals beperkte en niet geschikte reddingsmiddelen, het ontbreken van de mogelijkheid tot het geven van noodsignalen, de technische staat van die boot, de overbelading, het gebrek aan vaarkennis van de bemanning en/of het vaargebied dat zich kenmerkt door sterke stromingen en drukke scheepvaart;
subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 juli 2015 tot en met 15 augustus 2015 te IJmuiden, gemeente Velsen, en/of te Amsterdam en/of te Huizen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een ander of anderen, te weten
13, althans één of meer, perso(o)n(en) met een Vietnamese nationaliteit (te weten de perso(o)n(en) (bekend als): [vreemdeling V.1] en/of [vreemdeling V.2] en/of [vreemdeling V.3] en/of [vreemdeling V.4] en/of [vreemdeling V.5] en/of [vreemdeling V.6] en/of [vreemdeling V.7] en/of [vreemdeling V.8] en/of [vreemdeling V.9] en/of [vreemdeling V.10]en/of [vreemdeling V.11] en/of [vreemdeling V.12] en/of [vreemdeling V.13]),
en/of
11, althans één of meer, perso(o)n(en) met een Albanese nationaliteit (te weten de perso(o)n(en) (bekend als): [vreemdeling A.1] en/of [vreemdeling A.2] en/of [vreemdeling A.3] en/of [vreemdeling A.4] en/of [vreemdeling A.5] en/of [vreemdeling A.6] en/of [vreemdeling A.7] en/of [vreemdeling A.8] en/of [vreemdeling A.9] en/of [vreemdeling A.10] en/of [vreemdeling A.11]),
behulpzaam te zijn bij het zich verschaffen van toegang tot Groot-Brittannië en/of doorreis door Nederland of een andere lidstaat van de Europese Unie, in elk geval een of meer sta(a)t(en) die is/zijn toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
of die perso(o)n(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was,
doordat verdachte en/of zijn mededader(s):
- een boot (genaamd Moses Agga) heeft gekocht/verworven, althans ter beschikking heeft gehad;
- onderhoud aan die boot heeft verricht en/of laten verrichten en/of 30, althans meer zwemvest(en) heeft gekocht;
- die boot heeft gebracht naar de (jacht)haven Seaport in IJmuiden en/of daarvoor liggeld heeft betaald;
- ( één of meer van) die perso(o)n(en) heeft opgehaald en/of op heeft laten halen vanaf het (centraal) station te Amsterdam en/of (een) andere locatie(s);
- ( één of meer van) die perso(o)n(en) heeft gebracht naar een woning (op het adres [straatnaam pand D] te Huizen);
- ( één of meer van) die perso(o)n(en) heeft ondergebracht en/of bewaakt en/of begeleid en/of vergezeld in die woning (op het adres [straatnaam pand D] te Huizen);
- ( één of meer van) die perso(o)n(en) (vanuit die woning) heeft vervoerd en/of gebracht en/of begeleid naar de (jacht)haven Seaport in IJmuiden;
- ( één of meer van) die perso(o)n(en) reddingsvesten heeft gegeven/ter beschikking gesteld;
- ( één of meer van) die perso(o)n(en) heeft gebracht en/of begeleid naar en/of heeft ingescheept/ondergebracht op die boot (genaamd Moses Agga) (met het kennelijke doel om die perso(o)n(en) met die boot naar Groot-Brittannië of een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die is toegetreden tot genoemd protocol te brengen),
terwijl door dit feit levensgevaar voor die 24 perso(o)n(en) en/of voor [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] (zijnde de bemanning van die boot), te duchten was, door de uitrusting van die boot (genaamd Moses Agga) zoals beperkte en niet geschikte reddingsmiddelen, het ontbreken van de mogelijkheid tot het geven van noodsignalen, de technische staat van die boot, de overbelading, het gebrek aan vaarkennis van de bemanning en/of het vaargebied dat zich kenmerkt door sterke stromingen en drukke scheepvaart,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 02 december 2015 tot en met 23 december 2015 te Bussum en/of te Huizen, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd,

- in/vanuit een pand aan de [straatnaam pand A] te Bussum (knipperij), en/of
- in/vanuit een pand aan de [straatnaam pand B] te Bussum (drogerij) en/of
- in/vanuit een pand aan de [straatnaam pand C] te Huizen (kwekerij),
(telkens) (een) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden hennep, waaronder in elk geval 17.420 gram henneptoppen en/of 578 hennepplanten, zijnde hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3.hij in of omstreeks de periode van 20 juli 2015 tot en met 12 januari 2016 te IJmuiden, gemeente Velsen, en/of te Bussum en/of te Huizen, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:

- mensensmokkel (artikel 197a wetboek van strafrecht), en/of
- het (in uitoefening van een beroep of bedrijf) opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of aanwezig hebben van hennep (artikel 3 jo 11 Opiumwet).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof, mede als gevolg van de in hoger beroep gewijzigde tenlastelegging en van een na het vonnis gewezen arrest van de Hoge Raad, tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank alsmede omdat het hof tot een andere strafoplegging komt.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Bewijsoverweging ten aanzien van het gebruik van telefoonnummers door de verdachte
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat niet vastgesteld kan worden dat de verdachte de gebruiker is geweest van de telefoonnummers [telefoonnummer eindigend op *5709] (hierna: *5709) en (tot 14 augustus 2015) [telefoonnummer eindigend op *6997] (hierna: *6997). De redenering dat, nu de telefoonnummers op een aantal dagen op bepaalde tijden gebruikmaken van dezelfde zendmasten, deze bij één en dezelfde persoon in gebruik zouden zijn, loopt spaak. Dit is eenvoudig aan te tonen door een vergelijking te maken met een situatie waarin werknemers van hetzelfde bedrijf dagelijks carpoolen. Hun telefoonnummers stralen dan gelijktijdig dezelfde zendmasten aan bij woningen en er zijn dezelfde reisbewegingen te zien. Eén van de werknemers zou op basis hiervan dus ten onrechte als gebruiker kunnen worden aangemerkt van de telefoonnummers van zijn collega’s. Zo is het ook in deze zaak, want [medeverdachte 1] heeft samen met de verdachte [verdachte 1] in de maanden juli en augustus 2015 de hennepkwekerij aan de [straatnaam pand C] te Huizen opgezet. Beiden hebben verklaard over werktelefoons, die volgens de getuigenverklaring van [medeverdachte 1] ter terechtzitting in hoger beroep ook vaak in de auto’s bleven liggen. Tevens is vastgesteld dat men gebruikmaakte van elkaars auto. Dat sprake is van dezelfde reisbeweging, zegt dus niets over de gebruiker van de verschillende telefoons, aldus de verdediging. Wellicht zou met een volledig overzicht kunnen worden betoogd dat de telefoonnummers op meerdere dagen/tijdstippen niet dezelfde masten aanstralen; zo stralen de telefoonnummers in ieder geval op 27 juli 2015 niet alle tegelijk dezelfde mast aan.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Volgens de advocaat-generaal kan op basis van het dossier vastgesteld worden dat de verdachte de gebruiker is van de telefoonnummers eindigend op *5709 en (tot 14 augustus 2015) *6997.
Het oordeel van het hof
Het hof begrijpt het verweer aldus dat betoogd wordt dat het feit dat de telefoonnummers eindigend op *5709 en *6997 op meerdere momenten gelijktijdig dezelfde zendmasten hebben aangestraald, ook het gevolg kan zijn van het feit dat men van elkaars auto’s gebruikmaakte en deze telefoons in één van die auto’s bleven liggen, zodat niet vastgesteld kan worden dat de telefoonnummers bij één en dezelfde persoon, namelijk de verdachte, in gebruik waren.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van de Koninklijke Marechaussee ‘gebruiker telefoonnummer [telefoonnummer eindigend op *6997] en [telefoonnummer eindigend op *5709]’, blijkt het volgende. De verdachte is de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer eindigend op *5722] (hierna: *5722). Dit telefoonnummer is op naam van de verdachte afgegeven. Het hof overweegt dat de verdachte heeft verklaard dat hij gebruikmaakt van dit nummer.
De Koninklijke Marechaussee heeft vastgesteld dat:
  • de telefoonnummers eindigend op *5722 en *6997 zendmasten bij elkaar in de omgeving aanstralen. Als voorbeelden staan genoemd momenten op: 14, 15,18, 21, 22, 23 en 31 juli 2015 alsmede 8 en 11 augustus 2015;
  • de telefoonnummers eindigend op *5722 en *6997 veelvuldig gebruikmaken van een zendmast in de omgeving van het adres van de verdachte aan de Distelmeent 24 te Hilversum;
  • de telefoonnummers eindigend op *5722 en *5709 zendmasten bij elkaar in de omgeving gebruiken. Als voorbeelden staan genoemd momenten op: 10 en 27 juli 2015 alsmede 12 en 15 augustus 2015;
  • het telefoonnummer eindigend op *5709 veelvuldig gebruikmaakt van een zendmast in de omgeving van het adres van de verdachte;
  • de telefoonnummers eindigend op *5722, *6997 en *5709 zendmasten in elkaars omgeving gebruiken. Als voorbeelden staan genoemd momenten op: 15, 21, 22, 23 en 24 juli 2015 alsmede 11 augustus 2015.
Het hof overweegt dat uit bovenstaande bevindingen blijkt dat op meerdere dagen door het telefoonnummer eindigend op *6997 en het telefoonnummer eindigend op *5722 (op naam van de verdachte) zendmasten in elkaars omgeving zijn aangestraald op ongeveer dezelfde tijdstippen, althans in dezelfde tijdspanne. Dit geldt tevens voor het telefoonnummer eindigend op *5709 in combinatie met het telefoonnummer eindigend op *5722. Daarnaast hebben de drie telefoonnummers (eindigend op *6997, *5709 en *5722) op meerdere dagen zendmasten in elkaars omgeving aangestraald op ongeveer dezelfde tijdstippen, althans in dezelfde tijdspanne. Het hof leidt daaruit af dat de telefoons met die nummers veel in elkaars nabijheid verkeerden. Voorts blijkt uit bovenstaande bevindingen dat zowel het telefoonnummer eindigend op *6997 als het telefoonnummer eindigend op *5709 veelvuldig een zendmast in de omgeving van het adres van de verdachte te Hilversum aanstraalden. Het hof overweegt dat deze bevindingen niet worden verklaard door de door de verdediging geschetste omstandigheid, inhoudende dat men gebruikmaakte van elkaars auto’s en dat telefoons in de auto’s bleven liggen. Het hof acht het ook overigens niet aannemelijk dat telefoons in de auto bleven liggen, nu de verdachten (blijkens de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]) over speciale “werktelefoons” beschikten om onderling contact te hebben in verband met hun criminele activiteiten. Niet valt in te zien dat men vervolgens deze telefoon in de auto zou laten liggen, aangezien contact dan niet mogelijk is, terwijl er bovendien een risico op diefstal is.
Voor wat betreft het telefoonnummer eindigend op *5709 acht het hof nog het volgende redengevend. Het nummer eindigend op *5709 en het nummer eindigend op *5722 straalden op 27 juli 2015 zendmasten in elkaars omgeving aan in Alphen aan den Rijn. Op dezelfde datum is er met het telefoonnummer eindigend op *5709 telefonisch contact met een telefoonnummer in gebruik bij [bedrijf D], gevestigd te Alphen aan den Rijn. Dit bedrijf verkoopt soortgelijke zwemvesten als die op de Moses Agga zijn aangetroffen, waarbij op een van deze vesten, op een plastic doorzichtige hoes, een dactyloscopisch spoor van de verdachte is aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat op 27 juli 2015 door [bedrijf D] dertig zwemvesten zijn verkocht. Op het aankoopbewijs hiervan werd als bijzonderheid het volgende genoteerd:
“maatje [telefoonnummer eindigend op *5709] komt ze ophalen.”
Gelet op al het voorgaande acht het hof bewezen dat de verdachte de gebruiker is geweest van de telefoonnummers eindigend op *5709 en (tot 14 augustus 2015) *6997. Het verweer wordt verworpen.
Bewijsoverweging ten aanzien van het aanstralen van de zendmast vanuit het [straatnaam pand D] te Huizen
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman kan niet worden vastgesteld dat de verdachte op 14 en 15 augustus 2015 aan het [straatnaam pand D] te Huizen (hierna ook: ‘het [straatnaam pand D]’) aanwezig is geweest. Er zijn geen netwerkmetingen gedaan waaruit blijkt dat de zendmast aan de Graaf Wichman te Huizen dekking geeft aan het [straatnaam pand D]. Daarbij heeft de verdachte verklaard dat hij in de bewuste periode betrokken is geweest bij de hennepkwekerij aan de [straatnaam pand C] te Huizen (hierna ook: de [straatnaam pand C]). De zendmast aan de Graaf Wichman zou heel goed aangestraald kunnen zijn vanaf de [straatnaam pand C], aldus de verdediging.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft naar voren gebracht dat het wellicht mogelijk is dat vanuit de [straatnaam pand C] de zendmast aan de Graaf Wichman wordt aangestraald, maar niet de zendmast aan het Gooierserf, nu deze zendmast volgens Google Maps veel dichter bij het [straatnaam pand D] staat dan bij de [straatnaam pand C].
Het oordeel van het hof
Uit het proces-verbaal van bevindingen ‘gebruik telecommunicatie m.b.t. mensensmokkelincident van 15 augustus 2015 in IJmuiden’ blijkt het volgende.
Het telefoonnummer eindigend op *5709 van de verdachte [verdachte 1] heeft op 14 augustus 2015 om 16:12 uur, van 21:29 uur tot en met 21:39 uur, alsmede van 22:14 uur tot en met 22:21 uur zendmasten in Huizen, voornamelijk aan de Graaf Wichman en het Gooierserf, aangestraald. De Graaf Wichman ligt op ongeveer 550 meter van het [straatnaam pand D] in Huizen en het Gooierserf op ongeveer 600 meter afstand.
Op 15 augustus 2015 hebben de telefoonnummers eindigend op *5722 en *5709 van de verdachte [verdachte 1] van 01:10 uur tot en met 01:30 uur, van omstreeks 11:33 uur tot en met 12:06 uur, alsmede van 13:26 uur tot en met 14:30 uur eveneens zendmasten in Huizen aangestraald, wederom voornamelijk aan de Graaf Wichman en het Gooierserf.
Het hof merkt op dat de raadsman heeft betoogd dat een zendmast in stedelijk gebied een bereik zal hebben van 300-1000 meter. Het hof constateert verder dat de raadsman zich in het verweer slechts richt op de zendmast aan de Graaf Wichman. Het hof wil er wel, met de advocaat-generaal, van uitgaan dat de zendmast aan de Graaf Wichman ook vanuit de [straatnaam pand C] kan worden aangestraald; dit laat echter onverlet dat de telefoon van de verdachte op de bewuste dagen ook de zendmast aan het Gooierserf heeft aangestraald. Gesteld noch gebleken is dat deze zendmast vanuit de [straatnaam pand C] wordt aangestraald. Het hof merkt nog op dat op het door de raadsman als bijlage 3 bij zijn pleidooi overgelegde kaartje is te zien dat het Gooierserf zich aanmerkelijk dichter bij het [straatnaam pand D] bevindt dan bij de [straatnaam pand C]. Voorts blijkt uit Google Maps dat de [straatnaam pand C] zich op dit kaartje onderaan de [straatnaam pand C] bevindt, op de hoek van de straat naar rechts die naar de Achterbaan leidt. Aldus bevindt de Graaf Wichman zich tussen de [straatnaam pand C] en het Gooierserf.
Nu op de hiervoor vermelde tijdstippen op 14 en 15 augustus 2015 de telefoonnummers van [verdachte 1] naast de zendmast aan de Graaf Wichman ook de zendmast aan het Gooierserf hebben aangestraald, welke laatste zendmast dichter bij het [straatnaam pand D] staat dan bij de [straatnaam pand C], vormt dit een contra-indicatie voor de stelling dat [verdachte 1] zich op die momenten aan de [straatnaam pand C] te Huizen bevond.
Voorts beschouwt het hof de bevindingen met betrekking tot de door de telefoon van de verdachte aangestraalde zendmasten in samenhang met de verklaringen van [medeverdachte 1]. Deze heeft in zijn verhoren bij de politie verklaard dat de verdachte [verdachte 1] wist dat er vreemdelingen in de woning aan het [straatnaam pand D] verbleven en dat de verdachte betrokken is geweest bij het op 15 augustus 2015 brengen van vreemdelingen naar de haven in IJmuiden. Dit laatste onderdeel van de verklaring van [medeverdachte 1] wordt ondersteund door het feit dat uit de hiervoor genoemde processen-verbaal blijkt dat de telefoonnummers eindigend op *5722 en *5709 van de verdachte [verdachte 1] op 15 augustus 2015 vanaf 15:23 uur tot en met 17:52 uur zendmasten in IJmuiden hebben gebruikt; dit is in de tijdspanne waarin de vreemdelingen in de haven in IJmuiden waren aangekomen teneinde op de zeilboot Moses Agga te worden gebracht. De verdachte heeft hier geen enkele verklaring voor gegeven.
Het hof bezigt, gelet op al het voorgaande, de bevindingen van de Koninklijke Marechaussee omtrent de door de telefoon van de verdachte aangestraalde zendmasten voor het bewijs. Het verweer wordt verworpen.
Overweging omtrent de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 1]
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, kort samengevat, over de belastende verklaring van [medeverdachte 1] op het standpunt gesteld dat [medeverdachte 1], voor wat betreft zijn verklaring dat hij met de verdachte de boot heeft omgevaren en vreemdelingen naar de [straatnaam pand D] en IJmuiden heeft vervoerd, een onbetrouwbare getuige is. Hij heeft immers op veel onderdelen tegenstrijdig en inconsistent verklaard en zijn verklaring dat de verdachte op het [straatnaam pand D] is geweest, wordt niet ondersteund door de verklaring van [medeverdachte 2], die aangeeft de verdachte daar niet te hebben gezien. Daarnaast vindt de belastende verklaring van [medeverdachte 1] onvoldoende steun in overig bewijsmateriaal. Tot slot heeft de raadsman erop gewezen dat [medeverdachte 1] zijn belastende verklaring over de verdachte mogelijk heeft afgelegd om een ander – te weten de zoon van [medeverdachte 1] – buiten beeld te houden.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [medeverdachte 1], zoals afgelegd ten overstaan van de Koninklijke Marechaussee, geloofwaardig zijn, nu die verklaringen steun vinden in onder meer de telecommunicatie en zendmastgegevens en nu [medeverdachte 1] ook belastend over zijn eigen aandeel heeft verklaard.
Het oordeel van het hof
Verklaringen van [medeverdachte 1] bij de Koninklijke Marechaussee
[medeverdachte 1] heeft bij de Koninklijke Marechaussee vier verklaringen afgelegd, te weten op 12 januari 2016, 13 januari 2016, 14 januari 2016 en 25 januari 2016. Op 13 januari 2016 heeft hij verklaard dat hij een boot in de jachthaven van IJmuiden heeft aangemeerd. Dit was de motorzeilboot met een Bijbelse naam. Hij had de boot omgevaren van Huizen naar IJmuiden en had het liggeld betaald. Hij had het omvaren samen met [verdachte 1] (het hof begrijpt hier en hierna: [verdachte 1]) gedaan. Ze hebben hiervoor € 250,00 gehad. Nadat hem de foto van de Moses Agga was getoond, verklaarde [medeverdachte 1] dat dit de boot is waarover hij had gesproken: de Jezus. Naar aanleiding van het tonen van camerabeelden waarop hij zichzelf herkende, verklaarde [medeverdachte 1] dat hij Aziatische personen naar de boot moest brengen. Die mensen wilden graag naar Engeland. Op camerabeelden van 10 augustus 2015 (het hof begrijpt: van de toegang van Marina Seaport in IJmuiden) heeft [medeverdachte 1] zichzelf herkend, samen met [verdachte 1] en de twee jongens (het hof begrijpt: [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9]). Dat was de dag dat hij de sleutels (het hof begrijpt: van de Moses Agga) had overgedragen (het hof begrijpt: aan [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9]). Hij had de Aziatische personen meegenomen in de auto (de Doblo). Op de vraag welke mensen nog meer “op IJmuiden waren geweest”, antwoordde hij: “[verdachte 1], [medeverdachte 2] van der Poel (het hof begrijpt hier en hierna: [medeverdachte 2]) en [medeverdachte 5] (het hof begrijpt hier en hierna: [medeverdachte 5]). [verdachte 1] is met mijn auto naar IJmuiden gegaan, met de Opel". In zijn verhoor van 14 januari 2016 heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij op de camerabeelden gericht op de toegangspoorten van de Marina Seaport IJmuiden van 12 augustus 2015, zichzelf, [verdachte 1] en “die meneer en meneer” (het hof begrijpt: [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9]) herkent. Verder heeft hij verklaard dat hij het (het hof begrijpt: het vervoeren van de personen naar IJmuiden) in overleg heeft gedaan met [verdachte 1], [medeverdachte 2], [verdachte 2] (het hof begrijpt hier en hierna: [verdachte 2]) en [medeverdachte 5] ([medeverdachte 5]). Hij reed in de Doblo en [verdachte 1] in de Vectra van hem (het hof leest: [medeverdachte 1]). De meeste vreemdelingen zijn volgens [medeverdachte 1] daar (het hof begrijpt: op het [straatnaam pand D]) gekomen, nadat ze met een taxi in de buurt waren afgezet waarna hij ze samen met [verdachte 1] oppikte. [medeverdachte 1] verklaarde dat [medeverdachte 5] op het [straatnaam pand D] zat en de mensen opving. “Op het [straatnaam pand D] waren Aziaten en mensen uit Europa, ze hebben overal in het huis gezeten”, aldus [medeverdachte 1]. Op de vraag wie er allemaal betrokken waren bij het mensensmokkelincident, antwoordde hij: “ons hele groepje; [medeverdachte 2], [verdachte 1], [verdachte 2] [medeverdachte 5], ik”.
Getuigenverklaring van [medeverdachte 1] ten overstaan van het hof
Op 20 mei 2019 heeft [medeverdachte 1] een verklaring als getuige afgelegd ten overstaan van het hof. Hij heeft toen verklaard dat hij bij de politie (het hof begrijpt: de Koninklijke Marechaussee) de waarheid heeft gesproken. Verder heeft hij, kort samengevat en voor zover hier relevant, verklaard dat hij een boot in Huizen heeft opgeknapt. Die boot lag in de haven van Huizen en daarna heeft hij deze naar IJmuiden gevaren. Hij weet niet meer of hij alleen was, toen hij die boot naar IJmuiden heeft gevaren. Toen hem werd voorgehouden dat hij bij de Koninklijke Marechaussee had verklaard dat hij de boot met [verdachte 1] had omgevaren naar IJmuiden, antwoordde hij dat hij betwijfelt dat hij dat heeft gezegd. Voor zover hij weet, heeft hij wel bij de politie (het hof begrijpt: de Koninklijke Marechaussee) de waarheid verklaard, aldus [medeverdachte 1].
Naar aanleiding van de opmerking van het hof dat de getuige eerder had verklaard dat hij personen vanaf de rotonde naar het adres [straatnaam pand D] in Huizen had gebracht, antwoordde hij dat dit niet klopt, omdat dit de rotonde in IJmuiden is richting de haven. Volgens [medeverdachte 1] klopt het wel dat hij wat mensen met een buitenlandse achtergrond naar de boot had gebracht in IJmuiden en dat hij daar toen ook [medeverdachte 2] had gezien. Of [medeverdachte 1] daar ook [verdachte 1] had gezien, weet hij niet meer.
Steun in het dossier voor de verklaringen van [medeverdachte 1] bij de Koninklijke Marechaussee
De verklaringen die [medeverdachte 1] bij de Koninklijke Marechaussee heeft afgelegd, vinden op diverse relevante onderdelen steun in het dossier. Zo verklaarde [medeverdachte 1] dat hij zichzelf en [verdachte 1] op de camerabeelden van Marina Seaport IJmuiden van 12 augustus 2015 om 14:23 uur heeft herkend, toen zij de jachthaven verlieten. Uit het dossier blijkt dat de telefoons van [verdachte 1] en [medeverdachte 1] op 12 augustus 2015 tussen 14:34 uur en 16:08 uur zendmasten aanstraalden in IJmuiden. Verder heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij op 14 augustus 2015 samen met [verdachte 1] vreemdelingen van een plek in de buurt van de sportvelden had opgepikt en had afgezet op het [straatnaam pand D]. Dit vindt steun in de bewijsmiddelen, waaruit blijkt dat de telefoon van [verdachte 1] op 14 augustus 2015 een zendmast aanstraalde op de Graaf Wichman, zijnde een straat in de omgeving van het [straatnaam pand D] in Huizen. De verdediging heeft aangevoerd dat met een verblijf op de [straatnaam pand C] in Huizen eveneens die specifieke zendmast wordt aangestraald, zodat het feit dat die zendmast was aangestraald, op zichzelf niet redengevend is en derhalve geen onderbouwing vormt voor de verklaring van [medeverdachte 1]. Het hof heeft hiervoor reeds overwogen dat het feit dat in diezelfde periode ook een zendmast aan het Gooierserf is aangestraald, een contra-indicatie vormt voor de stelling dat de verdachte op de [straatnaam pand C] verbleef. Het hof gaat er derhalve van uit dat de verdachte in de directe omgeving van het [straatnaam pand D] verbleef en dat toen zijn telefoon de zendmast aan, in elk geval, het Gooierserf aanstraalde.
Voorts heeft [medeverdachte 1] – zakelijk weergegeven – verklaard dat, nadat de vreemdelingen op 14 augustus 2015 door hemzelf en [verdachte 1] naar het [straatnaam pand D] in Huizen waren gebracht, deze vreemdelingen op 15 augustus 2015 naar de haven in IJmuiden zijn vervoerd.
Uit telecomonderzoek is gebleken dat de telefoons, waarvan is vastgesteld dat deze in gebruik waren bij [medeverdachte 1] en de verdachte [verdachte 1], op 14 en 15 augustus 2015 zendmasten in de directe omgeving van het [straatnaam pand D] in Huizen hebben aangestraald. Tevens is uit dit telecomonderzoek gebleken dat vervolgens op 15 augustus 2015 tussen 15:42 uur en 17:52 uur de mobiele telefoons van [medeverdachte 1] en [verdachte 1] allebei zendmasten hebben aangestraald in IJmuiden.
Tot slot overweegt het hof dat de verklaringen van [medeverdachte 1] ook worden ondersteund door de verklaringen van verschillende vreemdelingen. Zo blijkt uit die verklaringen dat zij na aankomst in Nederland werden opgehaald door een wit (vrachtwagen)busje en naar een woning zijn gebracht, waar zij de nacht doorbrachten. De volgende dag werden zij naar de haven van IJmuiden gebracht. Gedurende de nacht kwamen steeds meer mensen aan. Beneden zaten de Albanezen en boven zaten de Vietnamezen. Zij zouden naar Engeland gaan.
Overweging met betrekking tot de verklaring van [medeverdachte 1] ten overstaan van het hof
Met betrekking tot de verklaring van [medeverdachte 1] ten overstaan van het hof, overweegt het hof als volgt. [medeverdachte 1] heeft, zoals eerder vermeld, verklaard dat hij bij de Koninklijke Marechaussee de waarheid heeft verteld. Het hof stelt vast dat deze verklaringen ook de betrokkenheid van de verdachte [verdachte 1] bij het mensensmokkelfeit betroffen. Ten overstaan van het hof heeft [medeverdachte 1] evenwel op vragen van het hof omtrent deze betrokkenheid van de verdachte [verdachte 1] telkens verklaard dat hij zich niet kan herinneren hoe dat toen ging, of [verdachte 1] er toen bij was, etc. Het hof acht het ongeloofwaardig dat de herinneringen van [medeverdachte 1] met betrekking tot de feitelijke gang van zaken in relatie tot de verdachte [verdachte 1] dusdanig zijn vervaagd, dat hij hier thans niets over kan verklaren. Voor wat betreft de ongeloofwaardigheid van zijn verklaring ten overstaan van het hof wordt tevens in aanmerking genomen dat bij het ter terechtzitting tonen van camerabeelden van Marina Seaport, waarop een persoon was te zien die volgens de Koninklijke Marechaussee de verdachte [verdachte 1] is, [medeverdachte 1] zichzelf in die persoon herkende, terwijl hij zichzelf vervolgens ook herkende in een andere persoon die op de camerabeelden was te zien.
Wat hier ook van zij, [medeverdachte 1] heeft ten overstaan van het hof niets van zijn verklaringen bij de Koninklijke Marechaussee omtrent de betrokkenheid van de verdachte [verdachte 1] teruggenomen. [medeverdachte 1] heeft immers beweerd het allemaal niet meer te weten; hooguit heeft hij op een onderdeel verklaard dat hij betwijfelt of hij dat zo bij de Koninklijke Marechaussee heeft gezegd.
Conclusie
Naar het oordeel van het hof geven de verklaringen van [medeverdachte 1] bij de Koninklijke Marechaussee, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de steun die deze verklaringen vinden in andere bewijsmiddelen, de werkelijke gang van zaken weer.
De stelling dat de Koninklijke Marechaussee [medeverdachte 1] sturend heeft verhoord en – zo begrijpt het hof de getuige [medeverdachte 1] – hem woorden in de mond heeft gelegd, volgt het hof niet. [medeverdachte 1] heeft immers niets van zijn verklaringen teruggenomen omdat die onjuist zouden zijn. Voorts blijkt uit de verschillende verklaringen van [medeverdachte 1], afgelegd ten overstaan van de Koninklijke Marechaussee, dat hij op korte open vragen uitvoerig en gedetailleerd antwoord gaf. Zo werd hem bijvoorbeeld op 13 januari 2015 gevraagd wat hij kon vertellen over het verlengen (van het liggeld). [medeverdachte 1] antwoordde daarop vrij uitvoerig, noemde details en kwam zelf met de verklaring dat hij het omvaren samen met [verdachte 1] had gedaan en dat hij daarvoor € 250,00 had gekregen.
Dat hem woorden in de mond zouden zijn gelegd, blijkt hieruit niet. In zijn laatste verklaring bij de Koninklijke Marechaussee op 25 januari 2016 heeft [medeverdachte 1] in antwoord op de vraag van de verbalisanten hoe hij het verhoor vond gaan, verklaard dat hij de vragen suggestief vond en dat hij antwoord moest geven op vragen waar hij het antwoord niet van weet of iets moest zeggen voor een ander. Het lijkt erop, zo heeft hij verklaard, dat hij iets hoort te bevestigen wat hij niet kan bevestigen. Bij sommige vragen had hij de indruk dat die niet aan hem gesteld moesten worden. Dat [medeverdachte 1] kennelijk het gevoel had dat hij op vragen moest antwoorden, betekent nog niet dat hem “woorden in de mond gelegd zouden zijn”. Ten overstaan van de rechtbank heeft [medeverdachte 1] – toen hij op 9 maart 2017 als verdachte een verklaring aflegde, welke verklaring is gevoegd in de zaak van de verdachte [verdachte 1] – ook geen gewag gemaakt van sturing door de politie. Wel heeft hij aangegeven dat hij het – het hof begrijpt: het afleggen van een verklaring – vrij moeizaam en zwaar vond. Dat hieruit zou moeten worden geconcludeerd dat hij in het geven van zijn antwoorden zou zijn gestuurd, kan hieruit niet worden afgeleid. In deze verklaring, afgelegd ten overstaan van de rechtbank, heeft hij zich ten aanzien van enkele vragen op zijn zwijgrecht beroepen, maar in antwoord op een vraag van de rechtbank of het klopt dat hij een boot uit het water heeft laten halen, antwoordde hij dat dat klopt. Hij wist de naam van de boot niet, het was wel de boot die hij samen met [verdachte 1] naar IJmuiden had gevaren. Ten overstaan van de rechtbank (veertien maanden na de aanhouding en de eerste verhoren) heeft [medeverdachte 1] dus verklaard over het feit dat hij de boot samen met [verdachte 1] had omgevaren.
Eindconclusie
Gelet op al het voorgaande, alsmede op het feit dat [medeverdachte 1] tevens belastend over zijn eigen rol heeft verklaard, heeft het hof geen reden te twijfelen aan de (geloofwaardigheid van de) inhoud van zijn verklaringen bij de Koninklijke Marechaussee en acht het hof deze betrouwbaar. Het hof zal die verklaringen dan ook bezigen voor het bewijs.
Alternatief scenario
De verklaring van de verdachte [verdachte 1] ter terechtzitting in hoger beroep, inhoudende dat [medeverdachte 1] bewust ten onrechte de naam van [verdachte 1] heeft genoemd als mededader in plaats van de naam van de zoon van [medeverdachte 1], om deze laatste uit de wind te houden, vindt naar het oordeel van het hof geen enkele steun in het dossier. Voormelde verklaring valt in het bijzonder niet te rijmen met de omstandigheid dat de bij de verdachte [verdachte 1] in gebruik zijnde telefoonnummers op cruciale momenten zendmasten hebben aangestraald, die zich in de directe omgeving bevinden van plaatsen, waarover [medeverdachte 1] in belastende zin heeft verklaard. Het hof acht het gepresenteerde scenario derhalve niet aannemelijk geworden.
Het verweer wordt dan ook in al zijn onderdelen verworpen.
Met betrekking tot feiten 1 primair, 2 en 3
Het hof neemt voor het vaststellen van de redengevende feiten en omstandigheden voor het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde de navolgende overwegingen en bewijsmiddelen over, die het hof aan het vonnis ontleent en op enkele punten aanvult dan wel wijzigt.
Ten aanzien van de mensensmokkel (feit 1 primair) en deelneming aan een criminele organisatie (feit 3)
AanleidingOp 15 augustus 2015 om 15:30 uur zijn de getuige [getuige A] en haar echtgenoot de haven van IJmuiden binnengevaren en hebben hun boot daar aangemeerd. [getuige A] zag op een boot die ook in die haven lag een grote groep mensen aan boord gaan. Later zagen zij nog meer mensen aankomen. Het was heel slecht weer en er was storm voorspeld. Ze waren bang dat de boot met al die mensen naar zee zou varen. Terwijl de getuige [getuige A] en haar man keken, kwamen er steeds meer mensen aan boord van die boot. Toen hebben zij besloten om het kantoor van de jachthaven te bellen. De eerste groep die aan boord ging bestond uit zeven tot acht mensen en een begeleider. De begeleider had een Midden-Oosters uiterlijk, Arabier misschien, of Turks. De rest van de groep zag er buitenlands uit; het hadden Syriërs kunnen zijn. De tweede groep was de groep Chinezen; zij gingen ook aan boord van de boot. Die groep bestond uit ongeveer vijf mensen, die ook begeleid werden. Twee personen van de Chinese groep droegen splinternieuwe oranje reddingsvesten. Toen die groep aan boord stapte, gingen zij naar het achterste gedeelte van de boot. De eerste groep was naar de voorkant gegaan. Daarna hebben de getuige en haar man nog een groep gezien. Deze groep werd door een vrouw naar de boot begeleid. De getuige denkt dat deze groep uit acht personen bestond en dat elke groep uit zeven of acht mensen bestond. Tegen die tijd hadden de getuige en haar man ruim twintig mensen op de boot geteld. Gezien de omvang van de boot en het aantal mensen aan boord, was dat niet veilig. De getuige heeft in totaal drie begeleiders gezien. Op de boot heeft de getuige onder het afdekzeil twee mannen zien zitten. Als één van de groepen aan boord kwam, dirigeerden zij die mensen naar een bepaalde kant van de boot.
Vervolgens werd op diezelfde dag door de Koninklijke Marechaussee een melding ontvangen van een medewerker van Marina Seaport IJmuiden, dat er vermoedelijk twintig illegalen op een zeiljacht zaten dat mogelijk ging uitvaren naar Groot-Brittannië. Het zeiljacht lag in de jachthaven in IJmuiden afgemeerd. Op het dek van deze boot (genaamd: ‘Moses Agga’) werden twee mannen aangetroffen, te weten de later aangehouden verdachten [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9]. Van zowel [medeverdachte 8] als [medeverdachte 9] lagen aan boord hun legitimatiebewijzen. Uit het vooronder kwamen in totaal elf mannen tevoorschijn. Eén van hen verklaarde dat zij allen van Albanese afkomst waren. In het achtersteven van de boot werd een aantal mannen en vrouwen aangetroffen van vermoedelijk Aziatische afkomst. In het portiek van het appartementencomplex bij de haven werden vervolgens nog eens drie mannen van vermoedelijk Aziatische afkomst aangetroffen. Eén van hen was in het bezit van een zwemvest. In totaal werden ter plaatse vierentwintig vreemdelingen aangetroffen, waarvan is vastgesteld dat elf van Albanese afkomst waren en dertien van Vietnamese afkomst. Enkele vreemdelingen waren minderjarig.
De op en nabij de boot aangetroffen vreemdelingen zijn allen als getuigen gehoord. De elf Albanese personen hebben allen verklaard dat zij met de boot waarop zij waren aangetroffen een stukje zouden gaan varen. De getuigen [vreemdeling A.7], [vreemdeling A.1], [vreemdeling A.9] en [vreemdeling A.3] hebben verklaard over geldbedragen die zij hiervoor zouden hebben betaald of nog zouden betalen. De getuige [vreemdeling A.5] heeft verklaard dat werd gezegd dat ze snel de boot in moesten, dat ze niet gezien moesten worden. Van de dertien Vietnamese vreemdelingen hebben de getuigen [vreemdeling V.1], [vreemdeling V.2], [vreemdeling V.10], [vreemdeling V.5], [vreemdeling V.13], [vreemdeling V.7], [vreemdeling V.9] en [vreemdeling V.11] verklaard dat zij naar Engeland wilden. De getuige [vreemdeling V.11] heeft bij de rechter-commissaris op 2 februari 2016 verklaard dat iedereen die op de boot zat, naar Engeland wilde. Enkele Vietnamese vreemdelingen hebben later nog een uitgebreide verklaring afgelegd over hun doorreis door Nederland vanaf het Centraal Station in Amsterdam naar (uiteindelijk) de boot waarop zij in IJmuiden zijn aangetroffen. Bij de getuige [vreemdeling V.8] zijn twee treintickets aangetroffen van de Thalys van Parijs naar Amsterdam, met als aankomsttijd 19:42 uur in Amsterdam. Op camerabeelden van het Centraal Station van Amsterdam d.d. 14 augustus 2015 om 19.44 uur zijn vier personen zichtbaar met dezelfde kleding als de getuigen [vreemdeling V.9], [vreemdeling V.12], [vreemdeling V.2] en [vreemdeling V.8] ten tijde van hun aanhouding droegen.
De getuige [getuige B] heeft tegenover de politie verklaard dat haar vriend [medeverdachte 9] haar had verteld dat hij aan het oefenen was met zeilen. Hij zou vijfentwintig mensen naar Engeland brengen. Hij deed dat samen met [medeverdachte 8]. Hij zou er veel geld voor krijgen. [medeverdachte 9] had haar verteld dat hij sinds ongeveer anderhalve week oefende met zeilen. Hij zou woensdag weggaan, maar dat ging niet door. Hij zei dat hij in de ochtend van zaterdag zou gaan varen.
Op camerabeelden van Marina Seaport IJmuiden van de periode 10 augustus 2015 tot en met 15 augustus 2015 is te zien dat de verdachten [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] op 10, 12, 14 en 15 augustus 2015 meermalen de steiger, waaraan de Moses Agga lag, op- en aflopen. Op deze dagen en tijdstippen stralen de telefoons van [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] ook telkens zendmasten aan in de directe omgeving van de jachthaven. Op camerabeelden, gericht op de havenmond van de jachthaven, is te zien dat de Moses Agga op 10 augustus 2015 de haven in- en uitvaart. Op camerabeelden van 14 augustus 2015 is te zien dat [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] de jachthaven binnenkomen met sporttassen, soortgelijk aan tassen die later aan boord van de Moses Agga werden aangetroffen.
Op een onder [medeverdachte 9] in beslag genomen telefoon zijn afbeeldingen van delen van zeekaarten van de vaarroute Nederland-Engeland aangetroffen, geïnstalleerde
appsmet betrekking tot het weer en navigatie op zee, een filmbestand van 10 augustus 2015, waarin met de Moses Agga wordt gevaren, en foto’s van de Moses Agga van 13 augustus 2015, waarop onder meer dezelfde schoenen zichtbaar zijn als de schoenen die [medeverdachte 8] bij zijn aanhouding droeg. Tevens is uit onderzoek gebleken dat met deze telefoon op 15 augustus 2015 op internet is gezocht naar onder meer ‘scheepsweerbericht’ en ‘migranten vermist op zee’. Daarnaast werden in de telefoon WhatsApp-chatsessies aangetroffen tussen [medeverdachte 9] en de getuige [getuige B] (‘[getuige B]’) en tussen [medeverdachte 9] en [medeverdachte 8]. Op 10 augustus 2015 appt [medeverdachte 9] de getuige [getuige B] dat hij met [medeverdachte 8] aan het varen is, dat er hoge golven zijn, dat hij op een vaarroute van grote schepen zat en dat de kustwacht eraan kwam. Op 14 augustus 2015 appt hij de getuige [getuige B] dat hij met [medeverdachte 8] op de boot is en dat zij alles even aan het neerleggen zijn zoals zij willen. Op 15 augustus 2015 appt [medeverdachte 9] de getuige [getuige B] ten slotte om 01:47 uur dat zij net een stukje waren varen op zee, met harde regen en bliksem. Uit WhatsApp-chatsessies met [medeverdachte 8] volgt dat [medeverdachte 8] op 11 augustus 2015 een ‘Boating Europa’-navigatie is gaan halen. [medeverdachte 8] vraagt [medeverdachte 9] of hij wil kijken of hij een betere kan vinden en of het vervoer voor de terugweg al is geregeld. Op 12 augustus 2015 appt [medeverdachte 8] dat het de komende dagen slecht weer gaat worden, en dat ze vragen of ze met een uurtje klaar kunnen staan om alles in orde te maken voor vertrek.
Bij een doorzoeking in de woning van [medeverdachte 8] werden onder meer uitgeprinte bescheiden aangetroffen met betrekking tot de weers- en windverwachting van het KNMI in de periode 9 augustus 2015 tot en met 15 augustus 2015, en ook een schrijfblok met handgeschreven instructies over het varen op zee. Ook werden op een laptop in die woning vier documenten aangetroffen met instructies over varen en vaarregels.
Bij de doorzoeking van de Moses Agga werd een zwarte schrijfmap aangetroffen met daarin een zeekaart ‘Passage Chart – Southern North Sea’, waarop met pen een route was getekend van IJmuiden naar de kust van Engeland ter hoogte van de plaats Sea Palling. Ook werden handgeschreven instructies met betrekking tot het varen op zee aangetroffen en een handgeschreven notitie genaamd ‘onze taken’, met daarin onder meer opgesomd: ‘kotszakken geven/uitleggen’, ‘drinken en eten uitleggen’, ‘uitleg wc spoelen’, ‘reddingsvesten’ en ‘wat ze niet mogen’.
Het NFI heeft het handschrift van deze notities vergeleken met de handschriften van in de woningen van [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] in beslag genomen notities en is tot de conclusie gekomen dat het handschrift van de op de Moses Agga aangetroffen notities grote overeenkomsten vertoont met het handschrift van [medeverdachte 8].
Tot slot werden op de Moses Agga drieëndertig zwemvesten aangetroffen, waarvan er negentien nog geheel in de plastic verpakking zaten, en grote hoeveelheden potten pindakaas en chocopasta. Ook werd achter het roer een vlag van het Verenigd Koninkrijk aangetroffen, en een digitale fotocamera met als user account
[medeverdachte 8]@hotmail.comen foto’s van [medeverdachte 8], ook samen met [medeverdachte 9].
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op aan hem getoonde foto’s van [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] de twee jongens herkent aan wie hij op 10 of 12 augustus 2015 de sleutels van de Moses Agga heeft overgedragen en die op de boot zaten toen hij de mensen naar de boot bracht. [medeverdachte 1] herkent op aan hem getoonde camerabeelden van Marina Seaport IJmuiden d.d. 10 en 12 augustus 2015 zichzelf, de verdachte [verdachte 1], en de twee jongens van de getoonde foto’s [het hof begrijpt: [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9]].
In een in de penitentiaire inrichting opgenomen gesprek tussen [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] bespreken [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] “dat er een half jaar per persoon op staat, maar dat een poging korter is, zodat ze vier jaar kunnen vragen”. [medeverdachte 8] zegt dat hij er allang vanuit is gegaan dat hij een paar jaar naar binnen moet. Ook spreken zij over “tien ruggen” [het hof begrijpt:
€ 10.000,-].
- aanschaffen/verwerven Moses Aggagetuige C] heeft verklaard dat hij de boot (‘Moses’) op 21 juli 2015 heeft verkocht aan een negroïde man. Er was een Belgische expert ingehuurd, die de boot grondig controleerde. De boot lag toen in Huizen. De havenmeester van de jachthaven in Huizen heeft op 19 oktober 2015 verklaard dat hij van een collega had gehoord dat er die dag een man langs was geweest die had aangegeven de eigenaar te zijn van de ‘Moses’. De man heette blijkens door hem achtergelaten personalia: [medeverdachte 5]. Op het door [getuige C] in kopie overgelegde koopcontract van de Moses is de naam van de koper niet ingevuld, maar is door de koper (partij B) wel een handtekening geplaatst. Een forensisch handschriftdeskundige heeft deze handtekening vergeleken met door [medeverdachte 5] ondertekende politieverhoren in deze zaak en is tot de conclusie gekomen dat het waarschijnlijker is dat de handtekening onder het koopcontract afkomstig is van [medeverdachte 5] dan dat die handtekening een nabootsing betreft.
- (laten) verrichten van onderhoud aan de bootUit telecomonderzoek is gebleken dat een telefoonnummer dat wordt toegeschreven aan [medeverdachte 7] op 29 juli 2015 heeft gebeld met het bedrijf [bedrijf A] te Almere (hierna: [bedrijf A]). De getuige [getuige D], een medewerker van [bedrijf A], heeft verklaard dat hij op 29 juli 2015 werd gebeld door een persoon die een servicebeurt wilde laten uitvoeren aan de motor van zijn boot. Het betrof een boot met een Yanmar YSB12 dieselmotor. De Moses Agga is voorzien van een 12pk Yanmar dieselmotor. In de onder [verdachte 2] in beslag genomen telefoon is een notitie aangetroffen van 24 juli 2015 met de tekst: ‘Ysb12Yanmar diesel’.
De getuige [getuige D] heeft verklaard dat op 5 augustus 2015 een blanke man van ongeveer 50 jaar de factuur in de winkel contant kwam betalen. De man gaf aan dat hij toevallig in de buurt was met een boot die hij voor de winkel met een hijskraan uit het water had laten halen. De getuige verklaart dat dit door de havenmeester van Marina Muiderzand moet zijn gedaan. Nadat de man de factuur had betaald, gaf hij de getuige te kennen dat hij een dieptemeter op zijn boot wilde installeren. De getuige heeft de man voor de aanschaf daarvan verwezen naar het naastgelegen bedrijf [bedrijf B]. De getuige heeft de man later geholpen om de dieptemeter op de boot te installeren. De getuige [getuige E], die op 4 augustus 2015 in de haven in Huizen het onderhoud aan de motor van de boot heeft uitgevoerd, heeft bij het zien van een foto van de Moses Agga verklaard dat dat wel het schip moest zijn waaraan hij de werkzaamheden had uitgevoerd, nu er niet zoveel van dit type boten zijn. Uit de factuur van [bedrijf A] d.d. 5 augustus 2015 blijkt dat deze was gericht aan [bedrijf C], welk bedrijf volgens een uittreksel van de Kamer van Koophandel op naam staat van [medeverdachte 5]. Uit onderzoek bij de jachthaven Marina Muiderzand te Almere is gebleken dat op 5 augustus 2015 op verzoek van ‘[voornaam medeverdachte 1]’ een boot met een lengte van 9 meter uit het water op de bok is gezet. ‘[voornaam medeverdachte 1]’ maakte gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer eindigend op *1406]. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat dit zijn telefoonnummer was.
Op de Moses Agga werd een navigatiesysteem van het merk Raymarine, een dieptemeter van het merk Condor F238, en een zeekaart van het merk Imray C25 aangetroffen. Uit onderzoek bij [bedrijf B] te Almere (hierna: [bedrijf B]) is gebleken dat op 24 juli 2015 om 15:06 uur precies dezelfde goederen zijn gekocht. Uit telecomonderzoek is gebleken dat op 24 juli 2015 op dit tijdstip de telefoonnummers die worden toegeschreven aan [medeverdachte 7], [medeverdachte 3] en de verdachte [verdachte 1] gebruikmaakten van zendmasten in de directe omgeving van [bedrijf B]. Tevens is gebleken dat op een laptop, die tijdens een doorzoeking op de [straatnaam pand E] in Bussum in beslag is genomen, op 24 juli 2015 in de ochtend via Google is gezocht naar ‘plotter navigatie boot kopen Gooi’ en ‘[straatnaam bedrijf B]’, zijnde het adres van [bedrijf B]. Het adres [straatnaam pand E] in Bussum is het BRP-adres van [medeverdachte 3] en was in die periode tevens de feitelijke verblijfplaats van [verdachte 2].
- kopen van dertig zwemvestenTijdens de doorzoeking van de Moses Agga werden aan boord drieëndertig zwemvesten aangetroffen. Op de verpakking van één van drie in beslag genomen zwemvesten werd door de Unit Forensische Opsporing van de Koninklijke Marechaussee een vingerafdruk aangetroffen van de verdachte [verdachte 1]. Uit telecomonderzoek is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer eindigend op *6843] op 25 juli 2015 en op 27 juli 2015 belcontacten heeft met het bedrijf [bedrijf D] te Alphen aan den Rijn, welk bedrijf soortgelijke zwemvesten verkoopt als die op de Moses Agga zijn aangetroffen. Op 27 juli 2015 heeft het nummer om 09:29 uur en 09:46 uur een uitgaand belcontact met het bedrijf. Genoemd telefoonnummer wordt toegeschreven aan [medeverdachte 7]. De getuige [getuige F], eigenaar van [bedrijf D], heeft verklaard dat hij op 27 juli 2015 door voornoemd telefoonnummer werd gebeld met de vraag of hij dertig reddingsvesten op voorraad had. Toen de getuige dit bevestigde, gaf de beller met voornoemd nummer door dat “een maatje van hem” de reddingsvesten zou komen ophalen. Als het telefoonnummer van dit maatje werd het nummer [telefoonnummer eindigend op *5709] doorgegeven. Deze persoon zou bellen als hij in de buurt was, hetgeen ook is gebeurd. Het hof heeft reeds hiervoor vastgesteld dat [verdachte 1] als gebruiker van het telefoonnummer eindigend op *5709 kan worden aangemerkt en dat dit telefoonnummer op 27 juli 2015 om 11:12 uur een uitgaand belcontact maakt met [bedrijf D], en daarbij gebruikmaakt van een zendmast gelegen aan de [straatnaam bedrijf D] te Alphen aan den Rijn, zijnde de straat waarin [bedrijf D] is gevestigd.
- omvaren boot naar Seaport IJmuiden en betalen liggeldmedeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij samen met de verdachte [verdachte 1] een boot die in de haven van Huizen lag, naar de jachthaven van IJmuiden heeft gevaren en daar heeft aangemeerd. Zij hebben hiervoor € 250,00 gekregen. Dat geld lag bij hem in de brievenbus. [medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat hij in IJmuiden ook liggeld voor de boot heeft betaald, en de ligplaats later nog eenmaal heeft verlengd. Het door [medeverdachte 1] voorgeschoten liggeld heeft hij later ook in een enveloppe in de brievenbus gekregen. Bij de verlenging van de ligplaats kreeg [medeverdachte 1] het wel vooraf, met wat extra's voor het ernaartoe rijden. [medeverdachte 1] herkent op een hem getoonde foto van de Moses Agga de boot die hij met de verdachte [verdachte 1] van Huizen naar IJmuiden heeft gevaren. Op de door de algemeen directeur van Marina Seaport IJmuiden overhandigde twee facturen betreffende de betaling van het liggeld voor de ‘Mozes Aga’ over de periode 8 augustus 2015 tot en met 12 augustus 2015 en de periode 12 augustus tot en met 17 augustus 2015, staat de naam ‘[medeverdachte 1]’ vermeld.
- ophalen personen vanaf het centraal station in Amsterdam en/of (een) andere locatie(s)De getuige [vreemdeling V.1] heeft verklaard dat hij op 14 augustus 2015 vanuit Parijs met de trein naar Amsterdam was gereisd, en dat hij werd opgehaald door een westerse man die hem in een witte bestelbus meenam. De getuige zou naar Engeland gaan. Op de boot waren twee westerse mannen aanwezig. De getuige [vreemdeling V.12] heeft verklaard dat hij samen met de getuige [vreemdeling V.8] naar Engeland wilde om daar te werken. Zij waren een dag voor hun aanhouding [het hof begrijpt: 14 augustus 2015] vanuit Parijs met de trein naar Amsterdam gereisd. Vanaf station Amsterdam Centraal zijn zij, samen met nog twee andere Vietnamezen, met een taxi naar een adres gegaan, waar zij vervolgens door een westerse man met een klein wit vrachtautootje werden opgehaald. De getuige [vreemdeling V.8] heeft ten slotte verklaard dat hij samen met de getuige [vreemdeling V.12] en nog twee anderen vanuit Frankrijk met de trein naar Nederland is gegaan. Vanaf het Centraal Station in Amsterdam namen zij een taxi naar een adres waar zij moesten overstappen in een witte auto met een soort box.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat de meeste vreemdelingen met een taxi in de buurt van het adres [straatnaam pand D] te Huizen waren afgezet, bij de sportvelden. [medeverdachte 1] heeft hen daar opgepikt. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij dit samen met de verdachte [verdachte 1] heeft gedaan. [medeverdachte 1] denkt dat ze vanaf het Centraal Station in Amsterdam kwamen. Er was een Amsterdamse taxichauffeur en één taxi had ‘TCA’ op zijn bordje.
- (onder)brengen van personen in/naar een woning aan het adres [straatnaam pand D] te HuizenDe getuige [vreemdeling V.12] heeft verklaard dat zij, nadat zij waren overgestapt in een klein wit vrachtautootje, naar een woning reden. De auto reed bij de woning naar binnen. Daar stapten zij uit en werden zij direct via een trap naar boven gebracht. Beneden zaten de Albanezen en boven zaten de Vietnamezen. De getuige [vreemdeling V.8] heeft verklaard dat de witte auto met een box waarin zij waren overgestapt, ergens achteruit werd geparkeerd, waarna zij in een woning uitstapten. In de nacht kwamen steeds meer mensen aan. [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij en de verdachte [verdachte 1] de vreemdelingen van de sportvelden naar de woning aan het adres [straatnaam pand D] te Huizen brachten. Dit was de woning van [medeverdachte 5]. Dit is bevestigd door de eigenaar van de woning, de getuige [getuige G]. Uit onderzoek naar (foto’s van) de woning op internet (
www.funda.nl) is gebleken dat de woning beschikt over een inpandige garage met een deur naar de woning. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat op het adres [straatnaam pand D] te Huizen [medeverdachte 5] de mensen opving en hen te eten en te drinken gaf. De mensen hebben overal in het huis gezeten. Er waren Aziaten, maar ook Europeanen; [medeverdachte 1] denkt uit de buurt van Bulgarije of Kosovo. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij, de verdachte [verdachte 1] en [medeverdachte 5] wisten dat de vreemdelingen op het adres [straatnaam pand D] te Huizen verbleven. Dat wisten de volgende dag ook degenen die de vreemdelingen moesten ophalen: [medeverdachte 2], [verdachte 2] en nog een onbekend gebleven jongen. Uit telecomonderzoek is gebleken dat de telefoons, waarvan is vastgesteld dat deze in gebruik waren bij de verdachten [medeverdachte 1], de verdachte [verdachte 1], [medeverdachte 5] en [verdachte 2] op 14 en 15 augustus 2015 zendmasten in de directe omgeving van [straatnaam pand D] te Huizen hebben aangestraald.
- brengen/begeleiden van personen naar de jachthaven Seaport in IJmuiden / ter beschikking stellen reddingsvestenDe getuige [vreemdeling V.12] heeft verklaard dat zij de volgende ochtend met dezelfde witte auto naar de haven werden gebracht. Ze zaten toen met ongeveer zes personen in de auto. Toen zij uitstapten, zagen zij de zee en de haven. Iedereen die in de woning was, was er al, ook de Albanezen. Vanaf het strand werden zij vervolgens in groepjes van vijf naar de haven begeleid. Er waren vijf personen bij: drie blanke mannen, een zwarte man en een dikke vrouw. De getuige [vreemdeling V.8] heeft verklaard dat zij de volgende ochtend met ongeveer zeven personen weer in dezelfde auto zijn gestapt en dat zij vervolgens naar de zee, de plaats waar zij later werden aangehouden, zijn gereden.
De getuige [getuige H], woonachtig in de straat [straatnaam pand D], had zicht op de woning aan het [straatnaam pand D] te Huizen en heeft verklaard dat hij op 15 augustus 2015 rond 13.30 uur vijf donkere personen vanuit de woning aan het [straatnaam pand D] in een behoorlijk looptempo naar een auto op een nabijgelegen parkeerplaats zag lopen. Ongeveer tien minuten later zag getuige nog eens vijf donkere personen in een behoorlijk looptempo naar een auto op die parkeerplaats gaan, en weer tien minuten later nog eens vijf donkere personen. Kort daarop zag getuige vervolgens de drie witte bestelauto’s waarover hij eerder al heeft verklaard, met behoorlijke snelheid over het woonerf naar [straatnaam pand D] rijden, waar zij snel met de achterzijde naar de garage gingen staan en daar naar binnen reden. Kort daarna vertrokken de auto’s weer met aanzienlijke snelheid. Rond 15:00 uur heeft de getuige de laatste vijf donkere personen in een behoorlijk looptempo naar eerder genoemde parkeerplaats zien lopen. De getuige heeft dan twintig personen snellopend naar de auto’s zien gaan en zes personen die de drie witte bestelauto’s bemanden. Met de drie witte bestelauto’s bedoelt de getuige een witte Peugeot Expert met kenteken [kenteken Peugeot Expert], een witte Peugeot Partner met kenteken [kenteken Peugeot Partner] en een witte Fiat Doblo met kenteken [kenteken Fiat Doblo].
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat zijn bedrijf toen niet meer over de Peugeot Partner beschikte omdat zijn auto vanaf 7 juli 2015 tot en met 8 september 2015 op het terrein van een autobedrijf in Utrecht heeft gestaan. Hij zou de auto op 4 augustus 2015 aan dit bedrijf hebben verkocht. Ter onderbouwing is een vrijwaringsbewijs en een verklaring van de eigenaar van het autobedrijf overgelegd. Het hof overweegt dat uit het vrijwaringsbewijs niet meer blijkt dan dat de auto met kenteken [kenteken Peugeot Partner] van de ene naar de andere eigenaar/houder is overgegaan. Wie die nieuwe eigenaar zou zijn blijkt hier niet uit. Gelet op de verklaring van [getuige H] dat hij op 15 augustus 2015 de Peugeot Partner met voornoemd kenteken op het [straatnaam pand D] heeft gezien, in combinatie met de verklaring van [medeverdachte 1] dat op 15 augustus 2015 ook met de Peugeot Partner vreemdelingen naar de haven van IJmuiden zijn vervoerd, acht het hof de verklaring van de verdachte dat de Peugeot Partner in de ten laste gelegde periode bij de autohandelaar stond, niet aannemelijk geworden.
Uit gegevens van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) volgt dat kenteken [kenteken Peugeot Expert] (Peugeot Expert) op naam stond van [bedrijf F], welk bedrijf op naam stond van [medeverdachte 7]. Kenteken [kenteken Peugeot Partner] (Peugeot Partner) stond in ieder geval tot 4 augustus 2015 op naam van [bedrijf G], welk bedrijf op naam stond van de verdachte [verdachte 1]. Verder is uit gegevens van de RDW gebleken dat een Opel Vectra met kenteken [kenteken Opel Vectra] op naam stond van [zoon medeverdachte 1], de zoon van [medeverdachte 1], een Audi A3 met kenteken [kenteken Audi A3] op naam van [medeverdachte 2], en een Jaguar S-type met kenteken [kenteken Jaguar S-type] op naam van [medeverdachte 5].
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij wel eens in de Doblo [het hof begrijpt: de Fiat Doblo met kenteken [kenteken Fiat Doblo]], de Peugeot Partner van de verdachte [verdachte 1] [het hof begrijpt: de Peugeot Partner met kenteken 52-BD-HP] en de Opel Vectra met kenteken [kenteken Opel Vectra] van zijn zoon, rijdt. Tijdens observaties is waargenomen dat de verdachte en zijn medeverdachten gebruikmaakten van elkaars voertuigen. In een opgenomen telefoongesprek is te horen dat [medeverdachte 1] verschillende medeverdachten belt om na te gaan wie in het bezit is van de autosleutel van de Peugeot Expert is [het hof begrijpt: de Peugeot Expert met kenteken [kenteken Peugeot Expert]] en met de vraag waar de Fiat Doblo is. Daarnaast zijn tijdens een doorzoeking op de [straatnaam pand E] te Bussum, het adres waarop [verdachte 2] verblijft, de autosleutels aangetroffen van de Peugeot Expert ([kenteken Peugeot Expert]) en de Fiat Doblo ([kenteken Fiat Doblo]).
Op camerabeelden van de rotonde nabij Marina Seaport IJmuiden d.d. 15 augustus 2015 is te zien dat in een tijdsbestek van 26 minuten achtereenvolgens de volgende voertuigen richting de haven rijden: om 15:25 uur een voertuig gelijkend op de Opel Vectra met kenteken [kenteken Opel Vectra] op naam van de zoon van [medeverdachte 1], om 15:33 uur een voertuig gelijkend op de Peugeot Expert met kenteken [kenteken Peugeot Expert] op naam van het bedrijf van [medeverdachte 7] ([bedrijf F]), om 15:45 uur een voertuig gelijkend op de Audi A3 met kenteken [kenteken Audi A3] op naam van [medeverdachte 2], en om 15:51 uur twee voertuigen gelijkend op respectievelijk de Fiat Doblo met kenteken [kenteken Fiat Doblo] en de Jaguar S-type met kenteken [kenteken Jaguar S-type] op naam van [medeverdachte 5].
Op camerabeelden van de toegang tot Marina Seaport IJmuiden van 15 augustus 2015 is te zien dat om 15:54 uur NNman3 samen met vier personen met een Mediterraans uiterlijk in de haven richting de steiger loopt. Om 16:04 uur loopt NNman1 de haven binnen, vergezeld door drie mannen met een Mediterraans uiterlijk. Om 16:11 uur loopt NNman4 samen met drie mannen en twee vrouwen met een Aziatisch uiterlijk de steiger op en om 16:39 uur loopt NNman2 de haven binnen, vergezeld door vijf personen met een Aziatisch uiterlijk. Om 17:20 uur ten slotte loopt NNvrouw1 samen met zes mannen met een Mediterraans uiterlijk de steiger op. Op de camerabeelden is verder te zien dat NNman2 om 16:20 uur bij de toegangspoort naar de steigers een telefoon aan zijn oor houdt. Uit een analyse van de mastverkeersgegevens van zendmasten nabij de haven van IJmuiden is gebleken dat op 15 augustus 2015 om 16:20 uur telefoonnummer [telefoonnummer eindigend op *5637], welk nummer is afgegeven op naam van [verdachte 2], belcontact maakt met telefoonnummer [telefoonnummer eindigend op *1406]. Dit nummer was in gebruik bij [medeverdachte 1].
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard zichzelf als NNman2 op de beelden te herkennen, samen met Aziatische personen. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de Aziatische personen heeft meegenomen in de auto, hij denkt de Doblo. Hij zou hiervoor € 30,00 per persoon krijgen. De mensen wilden graag naar Engeland. [medeverdachte 1] heeft deze mensen opgepikt bij de woning aan het [straatnaam pand D] te Huizen. Hij heeft deze mensen vervolgens naar de boot in IJmuiden gebracht, naar die twee jongens aan wie hij een paar dagen daarvoor de sleutels van de boot had gegeven [het hof begrijpt: [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9]]. Op de boot zaten behalve die twee jongens nog vijf andere Aziatische personen. [medeverdachte 1] dacht op dat moment dat de boot voor twaalf personen geschikt zou zijn. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [verdachte 2] er die dag ook bij was. Hij liep ook met vier mensen. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op 15 augustus 2015 rond de middag naar de woning aan het [straatnaam pand D] te Huizen is gegaan. Zij hebben het in overleg gedaan: hij, de verdachte [verdachte 1], [medeverdachte 2], [verdachte 2], [medeverdachte 5] en de onbekende jongen. [medeverdachte 1] reed in de Doblo, de verdachte [verdachte 1] in de Opel Vectra, [medeverdachte 5] in zijn eigen Jaguar, [medeverdachte 2] in haar eigen Audi, en [verdachte 2] en de andere jongen in de Partner van [bedrijf G] [het hof begrijpt: de Peugeot Partner]. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hun hele groepje erbij betrokken is geweest. Met het hele groepje bedoelt hij: [medeverdachte 2], de verdachte [verdachte 1], [verdachte 2], [medeverdachte 5], hijzelf en de onbekende jongen. [medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat hij en de verdachte [verdachte 1] voor het incident van 15 augustus 2015 naast hun gebruikelijke werktelefoons voor de wiet, een andere prepaid-telefoon hadden gekregen. In die telefoon stonden vier nummers; [medeverdachte 1] denkt onder meer de nummers van de jongens van de boot. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de telefoon heeft gekregen op de dag dat hij de ligplaats van de boot heeft verlengd, te weten op 12 augustus 2015. De telefoon is voornamelijk op 14 en 15 augustus 2015 gebruikt.
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat zij zichzelf op haar getoonde screenshots van camerabeelden van de haven in IJmuiden van 15 augustus 2015 herkent, waarbij achter haar zes mannen lopen. Op de beelden is zichtbaar dat twee van de zes mannen een zwemvest dragen. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij op 14 augustus 2015 op verzoek van [medeverdachte 1] naar de woning aan het [straatnaam pand D] te Huizen is gegaan. Daar waren [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] heeft toen haar auto geleend en is weggegaan. Later kwamen er nog twee buitenlandse mannen binnen. Zij waren licht getint en spraken met elkaar dezelfde taal. De ene man kwam een beetje agressief over, de ander was rustig. [medeverdachte 2] denkt op een aan haar getoonde foto van [verdachte 2] de rustige jongen te herkennen die zij op 14 augustus 2015 in de woning aan het [straatnaam pand D] te Huizen heeft gezien. Over 15 augustus 2015 heeft [medeverdachte 2] verklaard dat [medeverdachte 1] haar had gevraagd om op 15 augustus 2015 mensen weg te brengen. Hij vroeg haar dit via haar ‘werktelefoon’, de telefoon die normaliter alleen gebruikt werd voor het maken van afspraken over het knippen van wiet, en welke telefoons, of simkaarten daarvan, maandelijks weer vernietigd moesten worden. Zij is die dag eerst met haar auto naar de woning aan het [straatnaam pand D] te Huizen gegaan. Daar waren ook [medeverdachte 1], [medeverdachte 5] en twee onbekende jongens. Zij kreeg daar van [medeverdachte 1] de opdracht om drie jongens naar IJmuiden te rijden. Die jongens kwamen van boven uit de woning. In IJmuiden heeft zij haar auto geparkeerd en is zij naar het strand gelopen. Die drie jongens liepen met haar mee. Op het strand zag zij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] weer. Ook stonden daar mensen in groepjes. Vervolgens moest zij op teken van [medeverdachte 1] naar het einde van de steiger lopen en liepen er mensen achter haar aan. Na het afleveren van de mensen heeft zij de steiger weer verlaten en is zij weer naar haar auto gelopen. Zij zag toen [medeverdachte 5] bij een bushalte staan, en in het bushokje daarbij zaten niet Nederlandse mensen. [medeverdachte 2] denkt de rustige jongen die ze op 14 augustus 2015 op het [straatnaam pand D] had gezien, op 15 augustus 2015 weer in de woning aan het [straatnaam pand D] te hebben gezien. [medeverdachte 2] heeft de rustige jongen [het hof begrijpt: [verdachte 2]] op 15 augustus 2015 ook op de parkeerplaats bij de haven van IJmuiden gezien. Daar waren toen ook [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5]. Tot slot heeft [medeverdachte 2] verklaard dat zij op 14 augustus 2015 haar auto aan [medeverdachte 1] heeft uitgeleend. Zij ging er vanuit dat zij voor het wegbrengen van de mensen “gewoon 15 euro per uur” zou krijgen.
[verdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat hij gebruik maakte van telefoonnummer [telefoonnummer eindigend op *5637]. Hij heeft verklaard dat dit het enige telefoonnummer is dat hij gebruikte. Uit telecomonderzoek is gebleken dat dit telefoonnummer op 14 augustus 2015 van 19:12 uur tot en met 21:09 uur, en van 23:30 uur tot en met 23:57 uur zendmasten in de directe omgeving van de woning aan het [straatnaam pand D] te Huizen heeft aangestraald. Op 15 augustus 2015 straalde het nummer van 00:51 uur tot en met 10:03 uur wederom zendmasten aan in de directe omgeving van die woning, en ook tussen 13:30 uur en 14:45 uur. Vervolgens verplaatste het nummer zich in de richting van IJmuiden en maakte het daar tussen 15:29 uur en 17:02 uur meermalen gebruik van een zendmast in de directe omgeving van de jachthaven van IJmuiden. Uit een overzicht van belcontacten volgt dat het nummer op 15 augustus 2015 zes maal contact maakte met [medeverdachte 1], waarbij zendmasten in de directe omgeving van de jachthaven IJmuiden werden aangestraald, en vijftien keer met de verdachte [verdachte 1], waarbij zendmasten in de directe omgeving van het adres [straatnaam pand D] te Huizen en de jachthaven van IJmuiden werden aangestraald.
Uit telecomonderzoek is gebleken dat ook de telefoons, waarvan is vastgesteld dat deze in gebruik waren bij de verdachte [verdachte 1] en [medeverdachte 5], op 15 augustus 2015 tussen 15:23 uur en 17:52 uur meermalen zendmasten in de directe omgeving van de jachthaven in IJmuiden hebben aangestraald.
- levensgevaarR.H.A. van Dijk, scheeps- en werktuigkundig expert, heeft in zijn rapport van 2 maart 2016 na onderzoek van de Moses Agga geconcludeerd dat het transport dat door de bemanning zou worden uitgevoerd volstrekt onverantwoordelijk was. Door de uitrusting van het zeiljacht, waaronder de beperkte en niet geschikte reddingsmiddelen, welke met name geschikt waren voor gebruik in beschut water, het ontbreken van de mogelijkheid tot het geven van noodsignalen, de technische staat van het zeiljacht, de overbelading, het gebrek aan vaarkennis bij de bemanning, en het vaargebied, dat zich kenmerkt door sterke stromingen en drukke scheepvaart, acht Van Dijk het onwaarschijnlijk dan wel onmogelijk dat het transport tot een goed einde gebracht had kunnen worden. Door het gebrek aan goed zeemanschap zouden schip, opvarenden en bemanning naar zijn oordeel in direct levensgevaar zijn gebracht. Ook deskundige K. Coers, scheepsexpert, concludeert in zijn rapport dat de Moses Agga onder alle omstandigheden ongeschikt was voor een overtocht van IJmuiden naar Engeland met 24 passagiers en bemanning aan boord. De staat van het voertuig en de uitrusting en geschiktheid om zoveel passagiers te vervoeren werd door de deskundige als zwaar onvoldoende beoordeeld, waardoor de kans op schipbreuk bijzonder groot zou zijn geweest.
Bij een doorzoeking op het adres [straatnaam pand E] te Bussum, het BRP-adres van verdachte [medeverdachte 3] en de verblijfplaats van [verdachte 2], is een laptop van het merk Acer in beslag genomen. Uit onderzoek van deze laptop is gebleken dat op 10 augustus 2015 via Google Maps is gezocht naar de plaats Winterton-on-Sea (UK). Deze plaats ligt op 14 minuten met de auto van de Engelse plaats Sea Palling, naar welke plaats de route op de, op de Moses Agga aangetroffen, zeekaart vanuit IJmuiden was getekend. Voorts is op deze laptop in de periode van 20 april 2015 tot en met 7 augustus 2015 via Google gezocht naar het kopen van zeewaardige boten, nieuws over vluchtelingen en boten, het vergroten van een brandstoftank op een boot, landingsplaatsen van immigranten, boten huren om naar Engeland te varen, ‘military boats sea europe illegal immigrants’, het aanvragen van een Albanees visum, het kopen van zwemvesten, en staat daarin het telefoonnummer van [bedrijf A] en IJmuiden vermeld.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat iedereen gebruik maakte van de woning aan de [straatnaam pand E]. Onder meer [medeverdachte 1], [medeverdachte 7], de verdachte [verdachte 1], [medeverdachte 5], en [medeverdachte 3] en [verdachte 2] beschikten over een sleutel van deze woning. Tijdens observaties van het pand is de aanwezigheid van deze personen aldaar geconstateerd. Als gevolg van stankoverlast zijn ze, aldus [medeverdachte 1], verhuisd naar het pand aan de [straatnaam pand F] te Bussum. Het pand werd per 1 december 2015 gehuurd door [bedrijf F], het bedrijf van [medeverdachte 7].
Op een in het pand aan de [straatnaam pand F] te Bussum in beslag genomen laptop (merk Acer) is in de periode van 14 juli 2015 tot en met 24 juli 2015 eveneens met behulp van Google gezocht hoe lang en hoeveel kilometer het varen is naar Engeland. Ook is gezocht naar het kopen van zwemvesten. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat van het pand aan de [straatnaam pand F] te Bussum in ieder geval [medeverdachte 1], de verdachte [verdachte 1], [medeverdachte 3], [medeverdachte 5], [verdachte 2] en [medeverdachte 7] een sleutel hadden. Deze personen zijn waargenomen tijdens observaties van het pand. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] noemen het pand aan de [straatnaam pand F] te Bussum ‘het kantoor’.
Ten aanzien van de hennepzaken (feit 2) en deelneming aan een criminele organisatie (feit 3)
Het gebruik van ‘werktelefoons’
Uit opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken van [medeverdachte 1] op telefoonnummer [telefoonnummer eindigend op *1406] en een observatie van 18 november 2015 is naar voren gekomen dat [medeverdachte 1] vermoedelijk ook gebruik maakte van een onbekend ander nummer. Door de inzet van een IMSI-catcher is gebleken dat hij op 18 november 2015 gebruik maakte van een telefoontoestel met IMEI-nummer [IMEI-nummer eindigend op *4330] en telefoonnummer [telefoonnummer eindigend op *6145] (Lyca Mobile). De eerste registratie van dit nummer vindt plaats op 27 oktober 2015. Het nummer maakt vervolgens contact met acht mobiele (Lyca) prepaid-nummers die ook allemaal op 27 oktober 2015 geactiveerd werden. Alle negen telefoons werden tussen 14.35 uur en 14.50 uur geactiveerd op 27 oktober 2015 waarbij alle telefoons een zendmast aanstralen in de directe omgeving van de [straatnaam pand E] te Bussum, het woonadres van [medeverdachte 3], tevens het verblijfsadres van [verdachte 2].
Door het telecomonderzoek is vastgesteld dat acht van deze telefoonnummers in gebruik waren bij: [medeverdachte 1] (*6145), [medeverdachte 5] (*5698), [medeverdachte 3] (*6859), [verdachte 1] (*6079), [medeverdachte 7] (*6375), [medeverdachte 4] (*5367), [persoon H] (*5520) en [medeverdachte 2] (*6593).
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij onderling werktelefoons gebruikten die minder makkelijk te traceren zijn. In zijn werktelefoon staan slechts vijf contacten: [medeverdachte 3] ([bijnaam medeverdachte 3]), [verdachte 1] ([bijnaam verdachte 1]), [persoon H] ([bijnaam persoon H]), [medeverdachte 5] ([bijnaam medeverdachte 5]) en [persoon B] ([bijnaam persoon B]).
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij elke maand van [medeverdachte 1] een andere telefoon kreeg zodat zij wist wanneer zij weer wiet moest gaan knippen. Zij kreeg de telefoon voor het knippen van wiet met nummers aangeleverd. [medeverdachte 1] stond daarin als “ouwe”, [medeverdachte 3] als “kleine”.
Tapgesprekken, observaties en verklaringen met betrekking tot [straatnaam pand A] te Bussum
Getapte gesprekken d.d. 2 december 2015
  • 18:58 uur: [verdachte 1] vraagt aan [medeverdachte 1] of hij die blauwe dingen al in de auto heeft gezet of daarheen heeft meegenomen en wie de Expert heeft. [medeverdachte 1] gaat het dadelijk doen met de jongens en gebruikt de andere auto.
  • 20:59 uur: [medeverdachte 1] vraagt [verdachte 1] wie de sleutel van de Expert heeft, hij ziet de Doblo nergens. [persoon C] heeft de sleutel van de Expert. [persoon C] heeft [verdachte 1] afgezet en heeft morgenochtend de auto nodig. Misschien heeft de jongste de Doblo.
  • 21:01 uur: [medeverdachte 1] vraagt [medeverdachte 5] of hij de sleutel van de Expert heeft en of hij weet waar de Doblo is. [medeverdachte 5] heeft de sleutel van de Expert en denkt dat de kleinste de Doblo heeft. [medeverdachte 1] belt vervolgens [verdachte 2] (‘de jongste’) en [medeverdachte 3] (‘de kleine’) met de vraag of zij weten waar de Doblo staat.
Leden van het observatieteam hebben op 12, 18 en 27 november 2015 en 11, 15 en 23 december 2015 waarnemingen gedaan waaruit blijkt dat de Peugeot Expert, kenteken [kenteken Peugeot Expert] op naam van het bedrijf [bedrijf F] van [medeverdachte 7] werd gebruikt door [medeverdachte 1], [verdachte 2], [medeverdachte 5], [verdachte 1] en [medeverdachte 7]. Ook is tijdens observaties gezien dat de Fiat Doblo, voorzien van kenteken [kenteken Fiat Doblo], op 17 november 2015 en op 4 en 21 december 2015 door [medeverdachte 1], [verdachte 1], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 7] werd gebruikt.
Getapte gesprekken d.d. 3 december 2015
  • 05:08 uur: [medeverdachte 5] meldt [medeverdachte 10] dat hij er is.
  • 05:12 uur: [medeverdachte 5] sms’t dat hij nu met [medeverdachte 10] gaat beginnen.
  • 05:55: [verdachte 2] wordt gebeld door [persoon D] die er bijna is. [verdachte 2] gaat alvast naar beneden.
  • 06:45 uur: [medeverdachte 1] belt met [persoon H] dat zij er met een minuutje zijn.
  • 07:02 uur: [medeverdachte 1] vraagt [verdachte 1] de deur beneden open te doen.
  • 09:51 uur: [medeverdachte 1] vraagt [medeverdachte 2] of het te doen is en of ze om drie uur klaar is. [medeverdachte 2] denkt een uur of zeven à acht. Ze zal het doorgeven.
  • 16:48 uur: [medeverdachte 1] vraagt [medeverdachte 2] hoever ze nu zijn. [medeverdachte 2] zegt dat de vijfde nu net ligt.
  • 18:22 uur: [medeverdachte 1] vraagt [medeverdachte 4] of hij boven een paar van die grote lege tassen voor hen wil pakken, zij komen zo naar hem toe.
  • 19:13 uur: [medeverdachte 1] geeft door aan [persoon H] dat hij binnen vijf minuten bij ‘N’ is.
  • 20:20 uur: [medeverdachte 1] meldt [medeverdachte 4] dat ze er bijna zijn.

Getapte gesprekken d.d. 4 december 2015

  • 05:12 uur: [medeverdachte 5] meldt [medeverdachte 10] dat hij er is.
  • 05:54 uur: [verdachte 2] wordt gebeld door [persoon D] die er bijna is. [verdachte 2] moet die tas met kleding niet vergeten.
  • 06:43 uur: [medeverdachte 1] zegt tegen [persoon H] dat hij er over vijf minuten is.
  • 11:16 uur: [medeverdachte 2] antwoordt [medeverdachte 4] dat het goed gaat, nog iets meer dan 2.5 pot.
  • 11:21 uur: [medeverdachte 3] vraagt [persoon H] of het goed gaat. Het gaat snel, ze zijn al met de 4e bezig. [medeverdachte 3] vraagt [persoon H] door te geven dat ze pas mogen omkleden en weggaan als alles opgeruimd is.
Uit een observatie d.d. 4 december 2015 volgt dat om 11:22 uur de Fiat Doblo waar [medeverdachte 1] in reed, stond geparkeerd in de directe omgeving van een perceel op de kruising [straatnaam A]/[straatnaam pand C] te Huizen. [medeverdachte 1] stond in de deuropening van de garage van dit perceel ([straatnaam pand C]). Om 12.35 uur vertrok de Fiat Doblo weer.
  • 12:42 uur: [medeverdachte 1] zegt tegen [persoon H] dat hij er zo is.
  • 12:44 uur: [medeverdachte 1] vraagt [medeverdachte 3] of de jongelui waar hij nu naar toe rijdt pizza kunnen eten. [medeverdachte 3] zegt: doe maar, ze hebben gisteren ook een lange dag gehad.
  • 12:46 uur: [medeverdachte 4] vraagt [medeverdachte 2] hoe lang zij nog denkt en of ze vier of vijf potten hadden. Ze zijn zo snel klaar. Hij zegt ook dat ze goed moeten schoonmaken en dat ze dat moet doorgeven.
Uit een observatie d.d. 4 december 2015 volgt dat om 13:27 uur [medeverdachte 1] in [bedrijf H] stond, waar ze pizza’s verkopen. Om 13:34 uur reed [medeverdachte 1] daar weg in de Doblo.
13:37 uur: [medeverdachte 1] vraagt [persoon H] of hij het zo even aanpakt. [persoon H] komt eraan.
Uit een observatie d.d. 4 december 2015 volgt dat om 13.38 uur de Fiat Doblo op de kruising [straatnaam pand E]/[straatnaam pand A] te Bussum stopt. [medeverdachte 1] maakt daar contact met een man met fors postuur. Het signalement van deze man komt overeen met dat van [persoon H].
  • 14:50 uur: [medeverdachte 2] laat [medeverdachte 4] weten dat ze over een half uurtje klaar zijn.
  • 15:21 uur: [medeverdachte 1] vraagt [medeverdachte 2] om tegen de jongste te zeggen dat hij zo met hem mee moet.
  • 15:42 uur: [medeverdachte 1] belt [medeverdachte 4] dat hij er nu aankomt.
  • 16:02 uur: [medeverdachte 1] zegt tegen [persoon H] dat al die vuilniszakken met vuil er nog liggen en dat die ook weg moeten. Ook de dozen met oude schoenentroep. Hij vraagt hem alles in een grote vuilniszak te stoppen. Ze pikken die vanavond of morgen op. [persoon H] zet de zak klaar.
  • 16:34 uur: [medeverdachte 5] belt [persoon H] en vraagt hoe laat hij bij hem kan zijn voor die zak. Hij zal een stofzuiger meenemen die daar ook kan blijven staan.
  • 17:15 uur: [medeverdachte 4] vraagt [medeverdachte 3] of hij het goed vindt dat hij met [persoon C] en anderen naar Amsterdam gaat. [medeverdachte 3] zegt dat het goed is.

Getapte gesprekken d.d. 5 december 2015

10:21 uur: [medeverdachte 5] staat bij de opslag en wil de stofzuiger erin doen maar de Doblo zit weer op slot. [medeverdachte 5] moet de Belg bellen, die zal zeggen wat hij moet doen.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat het op 3, 4 en 5 december 2015 was gelukt om een oogst binnen te halen. Hiervoor was om en nabij € 25.000,00 tot € 27.000,00 ontvangen. Het grootste gedeelte ging naar [medeverdachte 3] [het hof leest: [medeverdachte 3]] voor het geld dat hij geleend had. [medeverdachte 3] is voor de financiële zaken; het geld kwam bij [medeverdachte 3] en [verdachte 1] [het hof leest: [verdachte 1]] vandaan. De planten werden geteeld op de [straatnaam pand C] in Huizen. Deze locatie werd al een paar jaar door [verdachte 1] gehuurd met zijn bedrijf [BEDRIJF G]. [persoon H] heeft zelf geregeld dat in zijn kelder op het [straatnaam pand A] te Bussum henneptoppen werden geknipt. [medeverdachte 1] kreeg € 20,00 per uur volgens afspraak met [verdachte 1]. Zijn rol is advies, begeleiding en proberen er iets van te maken. Hij denkt dat hij in een half jaar € 3.500,00 aan uren heeft gekregen. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij [medeverdachte 2] als knipper heeft gevraagd.
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat zij op 3 december 2015 aan het knippen was in Bussum. Ze is alleen in de kelder geweest. Ze moest daarvoor een trap af en door een gat klimmen. Daarachter knipte ze. De wiet kwam in tonnen binnen. Ze was met [medeverdachte 5] [het hof leest: [medeverdachte 5]], de twee met wie ze op de [straatnaam pand C] is aangehouden, (het hof begrijpt: [persoon E] en [persoon D]), en [verdachte 2] [het hof leest: [verdachte 2]] en nog een donkere jongen. Met “de vijfde die net ligt” bedoelt [medeverdachte 2] zo’n blauwe ton. Je gooit het afval in de ton en de hennep in een doos. Het adres [straatnaam pand A] is het adres waar zij op 3 en 4 december 2015 knipten. [persoon H] zat niet bij hen, maar maakte het eten. Op 4 december 2015 knipten ze met hetzelfde vaste groepje als op 3 december. Met de jongste wordt [verdachte 2] bedoeld. Als er geknipt was, werden de tonnen naar een andere ruimte gebracht. Dat waren grote blauwe dingen. Vervolgens gingen ze opruimen en werden de tonnen opgehaald. [medeverdachte 2] is de contactpersoon van de groep, evenals [medeverdachte 5] [het hof leest: [medeverdachte 5]]. Als [medeverdachte 1] er niet was, dan belde [medeverdachte 4] [het hof leest: [medeverdachte 4]]. Ze denkt dat hij onder ‘brede’ in de telefoon stond. Ze heeft twee of drie keer op [straatnaam pand A] in Bussum geknipt. Daarvoor heeft ze twee keer op het [straatnaam pand D] in Huizen bij [medeverdachte 5] geknipt. Het zal om de twee à drie maanden zijn geweest dat ze het afgelopen jaar heeft geknipt. [medeverdachte 1] vertelde toen zij met knippen begon dat zij € 15,00 per uur zou verdienen. [medeverdachte 3] betaalde uit. Ze gingen meestal met vijf zes man tegelijk geld bij [medeverdachte 3] halen op de tweede dag. Dat was negen van de tien keer bij hem thuis. Dat lag dan al klaar. Iedereen kreeg hetzelfde. Gemiddeld ontving [medeverdachte 2] € 150,00 à € 200,00 voor twee dagen knippen.
Tapgesprekken, observaties en verklaringen met betrekking tot de [straatnaam pand B] te Bussum
Getapte gesprekken d.d. 9 december 2015
  • 12:48 uur: [medeverdachte 1] wordt gebeld door [verdachte 1] met de vraag of 22 en 23 zeker is. [medeverdachte 1] bevestigt dat: dat hebben we besloten toch? [verdachte 1] zegt dat dan iedereen kan gaan plannen en rond bellen.
  • 12:48 uur: [medeverdachte 4] zegt tegen [medeverdachte 2] dat hij haar nodig heeft de 22e en de 23e. Is goed.
  • 12:49 uur: [medeverdachte 5] vraagt [medeverdachte 10] of hij 22 23 kan werken. [medeverdachte 10] laat het weten.
  • 14:41 uur: [persoon H] belt [medeverdachte 4] terug. [medeverdachte 4] was bij die ‘kleine’ en we hebben voor de kerst 22 23 voetbal. [persoon H] houdt er rekening mee en gaat het allemaal weer regelen.
  • 20:59 uur: [medeverdachte 5] heeft de 22ste en 23ste weer dat andere werk. Dus de 22ste en 23ste is het dan bij hem maar hij zal even wat regelen want het zal niet weer gelijk weg zijn. Hij is dan bij haar in de avond, want die ander beneden is gewoon thuis. Hij denkt wel dat hij ’s nachts weg moet maar gaat wat regelen omdat het kerst is.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat de henneptoppen werden gedroogd op de [straatnaam pand B], twee hoog. [medeverdachte 1] heeft dit pand gehuurd per 1 maart 2014, en vanaf juni/juli 2015 samen met [verdachte 1] als droogruimte ingericht. Toen [medeverdachte 5] woonruimte zocht is hij eronder gaan zitten op de tweede woonlaag. De onderste woonlaag wordt gehuurd door [persoon F], de vriendin van [medeverdachte 4]. Tijdens een observatie op 24 november 2015 is gezien dat [medeverdachte 5] om 18:56 uur de [straatnaam pand B] te Bussum verlaat en daarbij de voordeur met behulp van een sleutel afsluit.
Getapt gesprek d.d. 11 december 2015
[medeverdachte 1] laat weten dat hij de 22e, 23e en 24e ’s morgens vroeg even weg is.
Getapte gesprekken d.d. 17 december 2015
  • 13:36 uur: [verdachte 2] meldt zijn vriendin dat hij volgende week weer veel geld heeft.
  • 22:37 uur: [medeverdachte 5] moet ’s avonds terug want [medeverdachte 4] heeft avonddienst. [medeverdachte 5] moet rond twee uur ’s nachts thuis zijn. Na het werk op de 22e en 23e blijft het denkt hij drie dagen liggen. Ze weten dat zijn vriendin het weet dus ze mag ook bij [medeverdachte 5] komen slapen.

Getapte gesprekken d.d. 19 december 2015

  • 10:09 uur: [medeverdachte 3] wordt gebeld door [medeverdachte 1] die dinsdag woensdag wil verplaatsen naar maandag dinsdag. Dat mag van [medeverdachte 3]. Het moet wel volgens [medeverdachte 1] omdat ze anders meer dan de helft moeten weggooien. Hij gaat het regelen maar wilde eerst even overleggen met [medeverdachte 3]. Sommigen zijn druk, weet [medeverdachte 1], maar dan is [medeverdachte 3] daar in ieder geval kwijt door [medeverdachte 1] en die bellen ze maar af. [medeverdachte 3] vindt het goed.
  • 10:10 uur: [medeverdachte 1] geeft aan [persoon H] door dat het maandag/dinsdag wordt. [medeverdachte 1] denkt dat het lange dagen worden maar dat ze zoveel mogelijk man gaan neerzetten. Ze doen morgen boodschappen.
  • 11:45 uur: [persoon H] belt [medeverdachte 1] dat hij hem in een lastig parket heeft gebracht met de maandag en dinsdag. Het is kut dat ze geen B-locatie hebben voor als het een keer niet uitkomt. [medeverdachte 1] zegt dat ze daar ook zo snel mogelijk naar op zoek gaan.
  • 12:24 uur: [medeverdachte 5] heeft net gehoord dat het maandag/dinsdag wordt, kan [medeverdachte 10] dan ook? [medeverdachte 10] moet maandag werken maar zal zich ziek melden. [medeverdachte 5] komt hem maandag zelfde tijd ophalen.
  • 14:29 uur: [verdachte 2] belt [persoon D] en zegt dat ze maandag gaan voetballen. Maandag moet hij bij [verdachte 2] zijn.
  • 14:49 uur: [medeverdachte 1] belt naar [medeverdachte 2] en zegt dat het niet dinsdag/woensdag is maar maandag/dinsdag.
  • 14:55 uur: [medeverdachte 1] belt [verdachte 1]: zeg even tegen hem dat het maandag wordt, zodat hij daar zondag slaapt en dat ik maandagmorgen om kwart voor zes daar ben. Hij vraagt of [verdachte 1] dat even goed uitlegt. [verdachte 1] vraagt: maandag en dinsdag dan he allebei?
  • 15:52 uur: [medeverdachte 1] belt [medeverdachte 4] en zegt dat iedereen al weet dat het is omgezet van dinsdag naar maandag, behalve [medeverdachte 4]. [medeverdachte 4] moet zorgen dat hij maandag om 6 uur uit Duitsland terug is. [medeverdachte 4] is er dan niet en gaat het regelen met ‘die kleine’.
  • 19:58 uur: [medeverdachte 3] vraagt aan [medeverdachte 1] of hij het aan ‘de dikke’ heeft doorgegeven. [medeverdachte 1] bevestigt dit en zegt dat ze even gaan shoppen.

Getapte gesprekken d.d. 21 december 2015

  • 04:46 uur: [medeverdachte 5] zegt tegen [medeverdachte 10] dat hij er is.
  • 05:37 uur: [medeverdachte 5] belt [persoon H] en zegt dat hij er is.
  • 05:44 uur: [verdachte 2] vraagt waar [persoon D] is. Hij is er met vijf minuten.
  • 06:44 uur: [medeverdachte 1] meldt [persoon H] dat hij er met vijf minuten is.
  • 07:24 uur: [medeverdachte 2] sms’t [medeverdachte 1] dozen mee te nemen. Er staan er vier maar de flappen van de onderkant zijn kapot (07:30 uur).
  • 08:49 uur: [medeverdachte 1] belt [persoon H] dat hij nu wat komt brengen.
  • 11:01 uur: [persoon H] belt [medeverdachte 1]. Hij dacht dat ze vandaag met de machine mochten werken. [persoon H] zegt dat ze nu vier uur verder zijn en net met de eerste klaar zijn, dus reken uit je winst.
  • 13:17 uur: [medeverdachte 2] sms’t [medeverdachte 1] dat nummer drie net ligt.
  • 13:49 uur: [medeverdachte 5] wordt gebeld door [medeverdachte 1] met de vraag hoe het gaat. Het duurt nog wel even, zijn al aan de derde. Hij zal hem op de hoogte houden.
  • 14:15 uur: [medeverdachte 2] wordt gevraagd: hoeveel dozen al?
  • 14:16 uur: [medeverdachte 2] antwoordt: Twee.
  • 14:16 uur: [medeverdachte 2] wordt gevraagd: Broeit het erg?
  • 14:18 uur: [medeverdachte 2] antwoordt: Nee, valt mee.
  • 14:34 uur: [medeverdachte 1] belt [persoon H] om zo open te doen.
Tijdens observaties op 21 december 2015 werd gezien dat om 14:40 uur de Fiat Doblo in de directe omgeving van het adres [straatnaam pand A] te Bussum staat geparkeerd. Om 15:01 uur werd gezien dat [verdachte 1] en [medeverdachte 1] in de Fiat Doblo stappen en wegrijden. [verdachte 1] is de bestuurder. Om 15:03 uur parkeert de Fiat Doblo vervolgens in de directe omgeving van de [straatnaam pand B] te Bussum. [verdachte 1] en [medeverdachte 1] openen de achterdeuren van de Doblo en [medeverdachte 1] pakt een gevulde blauwe vuilniszak uit de laadruimte en loopt weg. Om 15:32 uur verlaten [verdachte 1] en [medeverdachte 1] de [straatnaam pand B].
  • 16:50 uur: [medeverdachte 5] laat [persoon H] desgevraagd weten nog twee uur nodig te hebben.
  • 18:03 uur: [medeverdachte 2] sms’t [medeverdachte 1]: half uurtje.
  • 18:04 uur: [medeverdachte 3] belt naar [persoon E] (*1564) en vraagt of hij zijn broertje even mag. [verdachte 2] komt aan de telefoon. Hij moet van [medeverdachte 3] het afval direct weggooien, niet laten liggen.
  • 18:04 uur: [medeverdachte 1] deelt [verdachte 1] mee dat ze net een sms stuurt: een half uurtje nog. [verdachte 1] kan onderhand weer omdraaien.
  • 18:14 uur: [medeverdachte 2] vraagt of [medeverdachte 1] deze kant op komt, ze heeft net gesms’t.
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat zij toen bij [persoon H] beneden in de kelder aan het knippen was. Ze moesten altijd [medeverdachte 1] bellen als ze bijna klaar waren. Dan kwam hij om het op te halen. Zij weet dat hij het op 21 december kwam ophalen. Zij hoorde zijn stem. Hij was in de andere ruimte. Toen zij wegging zag zij dat de wiet was opgehaald. [medeverdachte 2] was daar met hetzelfde groepje als de keer ervoor toen zij ook op het [straatnaam pand A] was. Een paar dagen later heeft zij van [medeverdachte 1] vernomen dat de drooglocatie gerold was. Dat was ook de reden dat het de volgende dag niet doorging en dat de kniplocatie werd veranderd.
18:38 uur: [medeverdachte 1] meldt [persoon H] dat hij voor de deur staat.
Tijdens een observatie op 21 december 2015 wordt gezien dat om 18:37 uur [verdachte 1] en [medeverdachte 1] uit de Fiat Doblo stappen en [straatnaam pand A] te Bussum betreden. Om 18:46 uur verlaten [verdachte 1] en [medeverdachte 1] [straatnaam pand A] weer. [medeverdachte 1] en [verdachte 1] dragen dan allebei een gevulde boodschappentas die zij in de laadruimte van de Fiat Doblo zetten. Vervolgens rijden zij weg. [verdachte 1] is de bestuurder. Om 18:50 uur wordt de Fiat Doblo in de directe omgeving van de [straatnaam pand B] in Bussum geparkeerd. [verdachte 1] betreedt de [straatnaam pand B] met een tas in zijn hand. Om 18:51 uur verlaten twee mannen de woning aan [straatnaam pand A] en stappen in een Fiat Punto ([kenteken Fiat Punto]). De auto staat op naam van [persoon D]. Om 18:53 uur verlaat [medeverdachte 2] tenslotte [straatnaam pand A] en rijdt weg in een Audi A3 die op haar naam is gesteld.
18:53 uur: [medeverdachte 3] sms’t [verdachte 1] of hij even wil bellen als hij klaar is.
Tijdens een observatie op 21 december 2015 wordt gezien dat om 19:04 uur [verdachte 1] en [medeverdachte 1] de woning aan de [straatnaam pand B] verlaten. Zij stappen in de Fiat Doblo en rijden weg. [verdachte 1] is de bestuurder.
19:06 uur: [medeverdachte 3] wordt gebeld, [medeverdachte 3] vraagt of hij klaar is. Dan kunnen zij terugkomen.
Naar aanleiding van voornoemde tapgesprekken en observaties werd op 21 december 2015 omstreeks 20:50 uur binnengetreden in de woning aan de [straatnaam pand B] te Bussum. Het adres bestond uit twee woningen, te weten een bovenwoning en een benedenwoning. Beide woningen hebben dezelfde ingang. Na het forceren van de deur van een zolderkamer troffen verbalisanten daarin een groot aantal hennepdroogrekken met daarop vers geknipte henneptoppen. Na weging van de in beslag genomen hennep bleek het een totaalgewicht van 17,42 kg te zijn. Een monster van de hennepplanten is getest met gebruikmaking van een cannabistest. De test gaf een positieve reactie, indicatief voor hennep of THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj vermeld op lijst 2 van de Opiumwet.
De eigenaar van het perceel [straatnaam pand B] te Bussum, [getuige I], heeft verklaard dat hij de benedenwoning aan [persoon G] verhuurt, en de bovenverdieping sinds 1 maart 2014 aan [medeverdachte 1]. De huur van € 1.350,00 per maand wordt door [medeverdachte 1] contant betaald.
Getapte gesprekken d.d. 21 december 2015 (vervolg)
  • 20:54 uur: [medeverdachte 3] vraagt of [medeverdachte 5] het is, thuis. [medeverdachte 5] is het niet, hij is nog in Amsterdam.
  • 20:54 uur: [medeverdachte 3] wordt gebeld door [verdachte 1]. [medeverdachte 3] zegt dat [persoon C] er niet is, dus hij gaat even de oudste bellen.
  • 20:55 uur: [medeverdachte 3] zegt tegen [verdachte 1] dat de oudste opnam en zei dat de politie er is. Ze zijn binnen want het alarm gaat ook. [medeverdachte 3] vraagt [verdachte 1] contact te houden met de oudste want hij is zelf niet in de buurt. [verdachte 1] gaat die oude wel even bellen dat hij ook langsrijdt. [medeverdachte 3] zegt dat ze het even onder controle moeten houden.
  • 20:57 uur: [verdachte 1] belt [medeverdachte 1]. [verdachte 1] zegt: ze zijn binnen, het alarm gaat nu. De oudste zei het. [verdachte 1] gaat er even langsrijden om te kijken. Hij komt [medeverdachte 1] wel ophalen.
  • 20:58 uur: [medeverdachte 3] belt met [medeverdachte 5] en zegt dat hij daar niet heen moet gaan. [medeverdachte 5] moet de Belg even bellen en naar hem toe gaan, want ze zijn binnen. [medeverdachte 5] weet wat hij bedoelt.
  • 20:59 uur: [medeverdachte 3] zegt tegen [medeverdachte 1]: kikker is weg hè? [medeverdachte 1] heeft het net gehoord van die Belg. [medeverdachte 3] zegt dat [medeverdachte 1] even langs die lange moet, dan is hij op de hoogte. Hij moet zeggen dat we contact opnemen. Dat gaat [medeverdachte 1] doen met die Belg. [medeverdachte 3] zegt dat ze beter even niet kunnen bellen.
  • 21:08 uur: [verdachte 1] belt [medeverdachte 1], hij is er. [medeverdachte 1] komt eraan.
  • 21:15 uur: [medeverdachte 1] vraagt [medeverdachte 5] of hij al wat gehoord heeft. [medeverdachte 5] bevestigt dat en vraagt waar hij naar toe kan gaan. Hij kan [medeverdachte 1] laten weten als hij in de buurt is.
  • 22:42 uur: [medeverdachte 1] sms’t [persoon H] dat hij hem even moet spreken. [persoon H] belt terug. [medeverdachte 1] moet hem even wat zeggen en is over tien minuten bij hem. Het is heel belangrijk anders belt [medeverdachte 1] niet.
  • 23:00 uur: [medeverdachte 3] vraagt [medeverdachte 1] of hij al geweest is. [medeverdachte 1] zegt dat ze daar geweest zijn. [medeverdachte 3] zegt dat ze bijna klaar zijn en dat hij naar [medeverdachte 1] toekomt om te overleggen hoe en wat. [medeverdachte 3] is ver weg en belt als hij terug is. [medeverdachte 3] zegt: maar voor morgen gaat gewoon door hoor.
Om 23.36 uur belt [medeverdachte 3] met [medeverdachte 1] of hij nog moet langskomen. [medeverdachte 1] geeft aan van wel want zij zitten daar.
Tapgesprekken, observaties en verklaringen met betrekking tot de [straatnaam pand C] te Huizen
Getapte gesprekken d.d. 22 december 2015
  • 00:14 uur: [medeverdachte 1] meldt [medeverdachte 2] dat het morgen niet door gaat.
  • 00:16 uur: [medeverdachte 3] deelt [persoon E] mee dat het werk morgen niet door gaat. Voor niemand. [persoon E] vraagt: wat gaan we doen dan? Gewoon op kantoor, antwoordt [medeverdachte 3], we zijn om 9.00 uur op kantoor.
  • 00:16 uur: [medeverdachte 1] sms’t [persoon H] dat hij morgen kan uitslapen. Hij komt morgen om 8.30 uur wel langs.
  • 00:19 uur: [medeverdachte 5] sms’t [medeverdachte 10]: vandaag geen werk.
  • 00.30 uur: [persoon H] belt met [medeverdachte 1] die hem aan het werk gaat zetten. Hij moet die ene waar de rommel in zit dichtmaken, een blauwe zak omheen doen en achterin de auto gooien. Dan pik je de Belg op morgenochtend en dan kan [persoon H] dat gelijk wegbrengen. [persoon H] vraagt of [medeverdachte 1] al meer weet. Ze zijn direct voor boven gekomen met een bevel. [medeverdachte 1] zegt dat hij moet zorgen dat hij morgen voor 8.00 uur de rommel in de auto heeft. [persoon H] wil het nu meteen doen. Hij heeft een auto die verder niet bij hem geregistreerd staat, dus hij kan het daarin flikkeren en de auto twee straten verderop parkeren. [medeverdachte 1] zegt: ok maar laat dan wel even weten als je het hebt gedaan. Het gaat dus puur om die volle en de rommel er omheen. [persoon H] gaat het meteen doen en belt zo terug.
  • 00:46 uur: [persoon H] vraag [medeverdachte 1] of die speciaal gemaakte zakken daar ook zijn gevonden. Dat denkt [medeverdachte 1] wel. [persoon H] zal ze dan niet weggooien maar wel weghalen.
  • 01:24 uur: [persoon H] pikt [medeverdachte 1] even op om mee te rijden.
  • 08:44 uur: [persoon H] belt [verdachte 1] dat hij hem moest ophalen. Hij zegt tegen [verdachte 1] dat hij zijn auto juist ergens vol heeft neergezet. Die staat niet meer bij hem. Hij heeft hem vannacht nog weggereden samen met die ouwe.
  • 12:58 uur: [persoon H] vraagt [verdachte 1] of hij nog bij de kleine is. [verdachte 1] bevestigt en vraagt of [persoon H] hem nodig heeft. [persoon H] vraagt of hij al weet hoe of wat. [verdachte 1] zegt dat ze dat juist aan het bespreken zijn.
  • 13:49 uur: [medeverdachte 5] geeft aan [medeverdachte 10] door dat hij straks hoort of het weer op dezelfde plek is of op een andere plek.
  • 16:30 uur: [medeverdachte 3] neemt het toestel van [verdachte 1] op die wordt gebeld door [persoon H]. [persoon H] vraagt waar de Belg is gebleven. [medeverdachte 3] zegt dat hij ermee bezig is om het ergens anders te doen voor morgen. Als dat niet kan dan doen ze het met weinig man daar op een andere manier, met een machine.
  • 19:09 uur: [medeverdachte 3] vraagt [persoon E] of hij morgenvroeg wel kan. [medeverdachte 3] bevestigt dat het is waar ze gisteren zaten.
  • 19:30 uur: [medeverdachte 1] belt [medeverdachte 3] en zegt dat ze bij hun grote vriend aan de deur zijn geweest. Ze komen morgen terug zegt de dikke. Dat wordt dus een nieuw plan.
  • 20:33 uur: [persoon H] belt [medeverdachte 1] dat hij het echt niet ziet zitten.
  • 20:56 uur: [medeverdachte 3] zal [medeverdachte 1] bij de Belg ophalen en dan gaan ze even naar “Joepie”.
  • 21:47 uur: [medeverdachte 1] laat aan [persoon H] weten dat hij en hun kleine vriend zijn kant opkomen.
  • 21:50 uur: [medeverdachte 3] laat [persoon E] weten dat hij om kwart voor zes naar hem moet gaan en niet daarheen. Hij zal daar dan om kwart voor zes door die oude of zo worden opgehaald.
  • 22:09 uur: [medeverdachte 1] vraagt of [medeverdachte 2] morgen om half zes bij hem kan zijn. [medeverdachte 2] zal er zijn.

Getapte gesprekken d.d. 23 december 2015

  • 05:26 uur: [medeverdachte 2] meldt [medeverdachte 1] dat ze er is.
  • 05:48 uur: [medeverdachte 1] meldt [medeverdachte 3] dat die ene te laat was.
  • 05:59 uur: [medeverdachte 3] stuurt [medeverdachte 1] het telefoonnummer [telefoonnummer eindigend op *1564], welk nummer in gebruik is bij [persoon E].
  • 05:51 uur: [medeverdachte 1] pikt [persoon E] met een half uurtje op.
  • 08:33 uur: [medeverdachte 1] belt [verdachte 1] en zegt dat ze “op de dinge” bezig zijn, met drie en dat het veel te weinig man is. [verdachte 1] zegt dat ze het toch met de machine doen. Die moest [medeverdachte 1] eerst weer maken. [verdachte 1] vraagt of [medeverdachte 1] alle lampen en zo wel heeft uitgedaan boven. [medeverdachte 1] ziet [verdachte 1] zo wel even.
  • 10:40 uur: [medeverdachte 1] vraagt aan [medeverdachte 2] of het goed gaat. [medeverdachte 2] zegt dat ze over de helft zijn. [medeverdachte 1]: dus het gaat goed met dat ding.
  • 11:47 uur: [medeverdachte 2] zegt dat het lekker gaat. [medeverdachte 1] is met een kwartiertje bij hen.
Tijdens een observatie op 23 december 2015 wordt gezien dat om 12:16 uur [medeverdachte 1] als bestuurder van de Peugeot Expert ([kenteken Peugeot Expert]) in de directe omgeving van de [straatnaam pand C] te Huizen rijdt.
  • 13:04 uur: [medeverdachte 1] zit naast de Belg die hem bij [medeverdachte 3] afzet. [medeverdachte 3] haalt [medeverdachte 1] wel op bij de kerk.
  • 13:35 uur: [medeverdachte 2] sms’t [medeverdachte 1] dat de laatste er nu uit gaat.
  • 14:31 uur: [medeverdachte 2] belt [medeverdachte 1]: politie voor de deur.
  • 14:55 uur: [medeverdachte 1] belt [medeverdachte 3]: klaar, klaar. [medeverdachte 3]: Ok, nu. [medeverdachte 1] zegt om 17.13 uur tegen [persoon H]: doe maar weg.
Op 23 december 2015 omstreeks 14:30 uur werd binnengetreden in een loods aan de [straatnaam pand C] te Huizen. In de loods bevond zich achter een aantal pallets met glaswol, verborgen onder een losliggende houten plaat, een luik dat toegang gaf tot de kelder. In de kelder trof de politie twee mannen en een vrouw aan, te weten: [persoon E], [persoon D] en [medeverdachte 2]. In de kelder van de loods bevonden zich drie kweekruimtes. In kweekruimte A bevonden zich drie gedeeltelijk gevulde watertonnen van ca. 700 liter met dompelpomp. De watertonnen waren aangesloten op de irrigatiesystemen van kweekruimtes B en C. In kweekruimte B stonden 383 plantenpotten met afgeknipte stelen waar hennepplanten in hadden gestaan. Een deel van de afgeknipte planten, met een gemiddelde hoogte van ongeveer 100 cm, lag nog in de kweekruimte. In kweekruimte C stonden 578 hennepplanten in potten, met een gemiddelde hoogte 50 à 60 cm. De stroom werd illegaal afgenomen. Een representatieve bemonstering van de planten is getest met gebruikmaking van de cannabistest. De test gaf een positieve reactie, indicatief voor hennep of THC, de werkzame stof in hennep en hasjiesj vermeld op lijst 2 van de Opiumwet. De loods werd vanaf 1 januari 2013 gehuurd door [bedrijf G], vertegenwoordigd door [verdachte 1].
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat zij een keer geknipt heeft op de [straatnaam pand C], op 23 december 2015. Zij was daar niet eerder geweest. Zij heeft gezien dat daar een wietkwekerij zat. Ze is daarheen gebracht door [medeverdachte 1] achterin een witte bus. Er zaten geen ramen in. Ze mocht natuurlijk niet weten waar het was. Ze wilde het ook niet weten.
De verdachte [verdachte 1] heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij het pand aan de [straatnaam pand C] huurde. Hij heeft daar samen met [medeverdachte 1] een hennepkwekerij opgezet. Hij heeft verklaard dat op deze locatie ook hennep werd geknipt, in eerste instantie door hem en [medeverdachte 1], later door anderen. De op de [straatnaam pand C] geknipte hennep is rechtstreeks vanaf de [straatnaam pand C] naar de [straatnaam pand B] gegaan.
Met betrekking tot feit 1 primair
Wederrechtelijke doorreis door Nederland
Het hof ziet zich evenals de rechtbank voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat sprake is geweest van een wederrechtelijke doorreis door Nederland, temeer daar vast is komen te staan dat negen van de elf Albanese vreemdelingen rechtmatig verblijf in Nederland hadden. Het hof neemt voor het vaststellen van de wederrechtelijke doorreis door Nederland de navolgende overwegingen over, die het hof aan het vonnis ontleent en op enkele punten aanvult.
Doorreis
Het bestanddeel ‘doorreis’ in artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is volgens de Memorie van Toelichting synoniem voor transit of doortocht, welke term is ontleend aan de titel van de Richtlijn en het Kaderbesluit inzake mensensmokkel. Personen die op doorreis zijn, reizen in de regel door naar een andere bestemming.
Uit de verklaringen van de vreemdelingen over de eindbestemming van de reis (Engeland) in samenhang met hetgeen is aangetroffen aan boord van de Moses Agga, op de telefoon van [medeverdachte 9] en in het chalet van [medeverdachte 8], zoals zeekaarten met daarop ingekleurde vaarroutes naar Engeland, taken van de bemanning en vaarinstructies in het algemeen, alsmede gelet op de specifieke zoekslagen op de telefoon van [medeverdachte 9], leidt het hof evenals de rechtbank af dat alle vreemdelingen op de boot en degenen die nog in de haven stonden te wachten, via Nederland naar Groot-Brittannië wilden reizen. Deze conclusie vindt ook steun in de verklaring van getuige [getuige B] die Engeland als reisbestemming heeft genoemd. Met het oog daarop waren deze vreemdelingen (mogelijk op enkelen na die hebben verklaard dat zij rechtstreeks naar IJmuiden zijn gebracht) op 14 augustus 2015 ondergebracht in de woning aan het [straatnaam pand D] te Huizen. Van daaruit zijn zij de volgende dag met auto’s naar het strand van IJmuiden gebracht en vervolgens in groepjes begeleid naar de Moses Agga, de boot die nog geen maand daarvoor was aangeschaft en na enkele reparatie- en onderhoudswerkzaamheden en vaaroefeningen naar de haven van IJmuiden is gevaren. Dat deze boot vervolgens is aangetroffen met aan boord ruim twintig vreemdelingen van twee nationaliteiten en een tweekoppige bemanning, brengt het hof evenals de rechtbank tot de conclusie dat deze voor geen ander doel was bestemd dan voor de smokkel van vreemdelingen vanuit Nederland naar Groot-Brittannië.
Wederrechtelijkheid van de doorreis
Het feit dat ten aanzien van een deel van de aangetroffen vreemdelingen is gebleken dat zij rechtmatig in Nederland verbleven, sluit onder bovengenoemde omstandigheden de wederrechtelijke doorreis in de zin van artikel 197a Sr niet uit. De handelwijze van de vreemdelingen, gefaciliteerd en begeleid door de verdachte en zijn medeverdachten, heeft er immers toe geleid en was erop gericht om het de Nederlandse autoriteiten onmogelijk te maken te controleren wie het land door- en uitreisde. De omstandigheid dat het merendeel van de vreemdelingen ten tijde van hun aanhouding ongedocumenteerd was dan wel niet in het bezit van een grensoverschrijdingsdocument voorzien van geldig visum voor Engeland, maakt ook in de gevallen waarin de vreemdelingen op zichzelf rechtmatig in Nederland verbleven die (verdere) doorreis, gelet op de strekking van artikel 197a Sr – het tegengaan van illegale grensoverschrijding – alsnog wederrechtelijk.
Op grond van het voorgaande komt het hof dan ook evenals de rechtbank tot het oordeel dat in casu van een wederrechtelijke doorreis sprake was.
Poging of voltooide mensensmokkel
Artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) bevat een zelfstandig strafbaar gestelde medeplichtigheid: door het behulpzaam zijn en/of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen kan men zich schuldig maken aan mensensmokkel.
In de Nota naar aanleiding van het Eindverslag,
Kamerstukken II,bij de Wijzigingswet van 1996 (24269, nr. 5, p. 9) worden onder meer de volgende behulpzaamheden genoemd die onder deze bepaling kunnen vallen: “de begeleiding tijdens de reis en het verlenen of verzorgen van onderdak en vervoer tijdens de reis”. Mensensmokkel is een voortdurend delict dat reeds is voltooid op het moment dat de illegale doorreis een aanvang heeft genomen.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat in de onderhavige zaak sprake is van een voltooide mensensmokkel, nu de verdachte en zijn mededaders behulpzaam zijn geweest bij de wederrechtelijke doorreis door Nederland van vierentwintig vreemdelingen. De behulpzaamheidshandelingen nemen, voor zover die de betrokkenheid van de verdachte en/of zijn medeverdachten betreffen, reeds een aanvang bij de aankoop van de Moses Agga op 21 juli 2015 in de haven van Huizen en eindigen op het moment van het aantreffen van de vreemdelingen op de boot op 15 augustus 2015 onder de in de bewijsmiddelen genoemde omstandigheden. Dat de boot nog niet was uitgevaren, doet aan het behulpzaam zijn bij het plaatsvinden van die illegale doorreis niet af.
Wederrechtelijk verschaffen van toegang
Naast de wederrechtelijke doorreis acht het hof, anders dan de rechtbank, het zich wederrechtelijk verschaffen van toegang tot Groot-Brittannië bewezen. Het hof overweegt daartoe het volgende.
Ingevolge het arrest van de Hoge Raad d.d. 19 december 2017,
NJ2018/52 (ECLI:NL:HR:2017:3195) is voor het zich wederrechtelijk verschaffen van toegang blijkens de delictsomschrijving in het bijzonder van belang dat de behulpzaamheid is voltooid, terwijl noch uit de delictsomschrijving, noch uit wetgeschiedenis volgt dat vereist is dat de vreemdeling zich daadwerkelijk toegang heeft verschaft tot een staat als bedoeld in artikel 197a Sr. Het hof overweegt dat de voltooide behulpzaamheidshandelingen van de verdachte en zijn mededaders zich uitstrekten tot het zich (wederrechtelijk) verschaffen van toegang van de vierentwintig vreemdelingen tot Groot-Brittannië.
Het hof acht het onder 1 primair ten laste gelegde (mensensmokkel in voltooide vorm, zowel met betrekking tot wederrechtelijke doorreis als toegang) derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Medeplegen
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het medeplegen van mensensmokkel. Daartoe is aangevoerd – verkort weergegeven – dat er onvoldoende bewijs is voor de stelling dat de verdachte uitvoeringshandelingen heeft verricht.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat het medeplegen van mensensmokkel kan worden bewezen.
Het oordeel van het hof
Het hof overweegt het volgende.
De kwalificatie medeplegen vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Dat vergt dat de bewezen verklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. De vraag of aan deze eis is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Te denken valt onder meer aan de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte en diens aanwezigheid op belangrijke momenten.
Op 21 juli 2015 is het zeiljacht Moses Agga aangekocht en hebben er verschillende onderhoudswerkzaamheden aan het schip plaatsgevonden. Er is bemanning gezocht voor het varen van dit jacht over het kanaal naar Groot Brittannië. In de personen van [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] is deze bemanning gevonden, die vanaf dat moment startten met het leren zeilen. Er is informatie gezocht over vaarroutes naar Engeland en over het verkrijgen van visa. Er zijn reddingsvesten gekocht en het schip is bevoorraad. Het schip is vervolgens van de haven in Huizen naar de haven van IJmuiden gebracht. Op 14 augustus 2015 is een groep vreemdelingen ondergebracht in een safehouse, waarna zij de volgende dag naar de haven zijn gebracht waar het schip gereed lag.
Uit het voorgaande volgt dat al een langere tijd informatie en inlichtingen over en benodigdheden voor de overtocht werden verzameld. Gedurende deze periode was er ook zeer regelmatig telefonisch contact tussen de verdachte en zijn medeverdachten.
De handelingen van de verdachten tezamen waren erop gericht om een groep personen met het schip de Moses Agga over zee naar Groot-Brittannië te smokkelen.
Uit de bewijsmiddelen volgt de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde mensensmokkel. Zo is de verdachte betrokken bij het omvaren van de Moses Agga naar de haven van IJmuiden, heeft hij samen met [medeverdachte 1] de sleutels van het schip in de haven van IJmuiden aan [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] overhandigd, is hij in de periode tussen 10 en 14 augustus 2015 meermalen in de haven van IJmuiden, heeft hij de zwemvesten bij het bedrijf [bedrijf D] in Alphen aan de Rijn opgehaald en heeft hij op 14 augustus 2015 vreemdelingen van een plek in de buurt van sportvelden in Huizen opgehaald en naar het [straatnaam pand D] gebracht, alwaar de vreemdelingen de nacht moesten doorbrengen.
Dat de verdachte niet zou hebben geweten dat hij zich schuldig maakte aan mensensmokkel, acht het hof ongeloofwaardig, gelet op de vastgestelde contacten met zijn medeverdachten en hun onderlinge samenwerking.
Gelet op het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest om als medeplegen te kwalificeren.
Het verweer wordt verworpen.
Verweer met betrekking tot het te duchten levensgevaar
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – kort samengevat - betoogd dat wat hem betreft de handelingen die ten laste zijn gelegd zien op de doorreis (door Nederland, zo begrijpt het hof). Van deze doorreis kan moeilijk worden gesteld dat levensgevaar te duchten was.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat het verweer veronderstelt dat de doorreis was geëindigd toen de vreemdelingen zich in de haven bevonden. Dit is evenwel onjuist. Doorreis betekent “transit” en dit loopt over in “toegang tot”. Dat de behulpzaamheid bij de doorreis was voltooid, betekent niet dat de doorreis was voltooid. De doorreis was nog bezig en hierbij was levensgevaar te duchten.
Het oordeel van het hof
De strafverzwarende omstandigheid van het te duchten levensgevaar is opgenomen in artikel 197a, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Deze bepaling luidt:
“Indien een van de feiten, omschreven in het eerste en tweede lid, zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft of daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is, wordt een gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie opgelegd”.
Het hof stelt voorop dat het, zoals hiervoor overwogen, niet alleen bewezen acht dat de verdachte en zijn medeverdachten de vreemdelingen behulpzaam zijn geweest bij hun doorreis door Nederland, maar tevens dat zij hen behulpzaam zijn geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Groot-Brittannië. De hulp van de verdachte en zijn medeverdachten was gericht op doorreis en toegang, die ten tijde van de ontdekking van de mensensmokkel (deels) nog niet tot uitvoering was gekomen, omdat de daadwerkelijke oversteek over de Noordzee nog niet had plaatsgevonden. Het hof merkt hierbij op dat het, met de advocaat-generaal, ook bij het (voorgenomen) uitvaren van de Moses Agga nog een situatie van doorreis door Nederland aanwezig acht, gelet op het feit dat doorreis moet worden gezien als “transit”.
Nu de behulpzaamheid bij de doorreis en toegang (mede) was gericht op de nog niet tot uitvoering gekomen oversteek over de Noordzee, is het hof van oordeel dat dit onderdeel van de doorreis en toegang wel degelijk bij de beoordeling van de vraag of levensgevaar te duchten is, dient te worden betrokken. In het genoemde vijfde lid van artikel 197a Sr wordt immers bepaald dat, indien
van het feit(onderstreping hof) uit het eerste lid (opmerking hof: het behulpzaam zijn bij de doorreis en toegang) levensgevaar is te duchten, de betreffende strafverzwarende omstandigheid aan de orde is. Het hof voegt hieraan toe dat de oversteek naar Groot-Brittannië weliswaar in juridische zin een onderdeel was van de doorreis en toegang, maar dat deze oversteek feitelijk de essentie van de reis was; juist voor dit deel van de reis hadden de vreemdelingen hulp nodig om hun doel te bereiken, namelijk om Groot-Brittannië binnen te komen.
Om het levensgevaar voor een ander als vaststaand te kunnen aannemen, is in algemene zin vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dat levensgevaar daadwerkelijk te duchten was. In het onderhavige geval betekent dit, dat het levensgevaar ten tijde van het behulpzaam zijn bij de doorreis door Nederland en bij het zich verschaffen van toegang tot Groot-Brittannië, naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest, gelet op de omstandigheden waaronder die doorreis dan wel die toegang (concreet: de oversteek over de Noordzee naar Groot-Brittannië) zou plaatsvinden. Dat de verdachte zelf dat gevaar mogelijk niet heeft voorzien, is in dat verband niet van belang.
Het hof verwijst met betrekking tot dit gevaar naar hetgeen hiervoor bij de redengevende feiten en omstandigheden onder het kopje “
levensgevaar” is opgenomen. Voorts neemt het hof voor de beoordeling hiervan aanvullend nog het volgende in aanmerking. Uit de rapportages van de deskundigen Coers en Van Dijk volgt dat het volstrekt onverantwoord was met het gebrekkige zeiljacht de Moses Agga de oversteek naar Engeland te maken. Zelfs met een goed getrainde bemanning acht de deskundige Coers de kans op schipbreuk bijzonder groot. Naast de gebrekkige technische staat van het zeiljacht is ook gewezen op de beperkte reddingsmiddelen; er waren zwemvesten aan boord die niet geschikt waren voor gebruik op open zee en er waren geen mogelijkheden tot het geven van noodsignalen. Dit, terwijl de deskundigen Van Dijk en Coers ter zitting in hoger beroep hebben verklaard dat, indien een boot voor commerciële doeleinden wordt gebruikt, zoals hier het geval was, het verplicht is over een systeem te beschikken dat noodsignalen kan afgeven. Dat zou ook een mobiel systeem kunnen zijn waarbij Van Dijk heeft aangegeven dat een dergelijk systeem vooraf goedgekeurd dient te zijn. Coers heeft aangegeven geen vast noodsignalensysteem aan boord van de Moses Agga te hebben aangetroffen en evenmin waren er op dat moment pyrotechnische seinmiddelen aanwezig. Het hof stelt vast dat, als dergelijke mobiele noodsignalen ten tijde van het onderhavige feit al aanwezig waren op de Moses Agga, in ieder geval gesteld noch gebleken is dat dergelijke apparatuur vooraf was goedgekeurd.
Daarbij komt dat de voor de boottocht benaderde bemanning onervaren was. Deze tweekoppige bemanning zou vierentwintig personen, waarvan er op het moment van de aanhouding reeds 21 personen aan boord waren en drie personen op het punt stonden aan boord te gaan, met de Moses Agga gaan vervoeren. Aan boord van de Moses Agga is een informatieboekje aangetroffen waaruit blijkt dat de Moses Agga een zeiljacht is dat geschikt is voor maximaal acht personen, een lengte van 8,75 meter en een breedte van 3,05 meter heeft. Weliswaar heeft de deskundige Van Dijk in zijn rapport vermeld dat er op het zeiljacht een plaatje (het hof begrijpt: aangebracht door de fabrikant van het schip) is aangetroffen waarop als maximum twaalf opvarenden staat; duidelijk is in ieder geval dat de Moses Agga zwaar overbeladen zou zijn met de te ondernemen overtocht met zesentwintig personen aan boord.
Er was dus sprake van een zwaar overbeladen zeiljacht, waarbij zowel het zeiljacht als de bemanning onvoldoende geëquipeerd was voor de overtocht van Nederland naar Groot-Brittannië, hetgeen maakt dat voor de opvarenden kan worden gesproken van levensgevaarlijke omstandigheden. Het hof concludeert dan ook dat dit omstandigheden zijn, die maken dat het levensgevaar ten tijde van het behulpzaam zijn bij de doorreis door Nederland en bij het zich verschaffen van toegang tot Groot-Brittannië naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was. Hoewel het niet tot uitvaren van de Moses Agga is gekomen, doet dit niet af aan de geconstateerde voorzienbaarheid van het te duchten levensgevaar voor de te smokkelen personen. Dat gevaar kwam ook al concreet in beeld bij het inschepen van deze vreemdelingen op het zeiljacht Moses Agga in de haven van IJmuiden.
Gelet op het voorgaande, in samenhang met de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, is het hof van oordeel dat verdachte als medepleger van mensensmokkel van de in de tenlastelegging genoemde personen kan worden aangemerkt, terwijl door dit feit voor die personen levensgevaar te duchten was.
Met betrekking tot feit 2
Het standpunt van de verdediging
Namens de verdachte is vrijspraak bepleit voor zover de verdenking betrekking heeft op de hennepknipperij aan het [straatnaam pand A] te Bussum. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte betwist dat hij zich op voormeld adres schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, terwijl het dossier ook overigens onvoldoende aanknopingspunten biedt voor deze stelling. Het enkele feit dat de verdachte bij het [straatnaam pand A] is gezien met een gevulde boodschappentas die vervolgens in de Fiat Doblo werd geladen, is daartoe onvoldoende. De verdachte behoort in zoverre dan ook te worden vrijgesproken van het hem onder 2 ten laste gelegde, aldus de raadsman.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft de bewezenverklaring van de onder 2 ten laste gelegde hennepknipperij aan het [straatnaam pand A] te Bussum gevorderd en heeft daartoe betoogd dat zij zich kan vinden in de bewezenverklaring zoals opgenomen in het vonnis van de rechtbank en de gronden waarop deze berust.
Het oordeel van het hof
Het hof verwerpt dit verweer, nu dit zijn weerlegging vindt in de uit het vonnis overgenomen bewijsmiddelen, zoals weergegeven in de voetnoten met nummers 142 tot en met 150.
Met betrekking tot feit 3
Om tot een bewezenverklaring te komen van een gedraging strafbaar gesteld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) dient sprake te zijn van deelname aan een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband van twee of meer personen, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Om iemand te kunnen aanmerken als deelnemer dient hij of zij tenminste een aandeel te hebben in, dan wel ondersteuning te verlenen aan gedragingen die strekken tot, of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de betreffende organisatie.
Het hof acht evenals de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van een dergelijk duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen de verdachte en (in ieder geval) [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte 2], waarbij de organisatie, en daarmee de verdachte en zijn medeverdachten, tot oogmerk had mensensmokkel en het telen van hennep. De verdachten vervulden in de ten laste gelegde periode ieder een eigen rol ten aanzien van de (verschillende) doelstellingen van de organisatie. Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen zijn vervat.
Ter toelichting dient nog het volgende.
Uit verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in samenhang met afgeluisterde telefoongesprekken, observaties en het telecomonderzoek (zendmastgegevens) is duidelijk geworden dat de verdachten in verschillende samenstellingen en situaties onderling (telefonisch) contact met elkaar hielden, gebruikmaakten van elkaars auto’s en frequent bijeenkwamen in ‘het kantoor’, eerst gelegen aan de [straatnaam pand E] en daarna aan de [straatnaam pand F] te Bussum. In het kantoor werden onder meer de wietknippers uitbetaald. Telefonisch contact werd met elkaar onderhouden via zogenaamde ‘werktelefoons’. Deze telefoons werden telkens gedurende een korte periode gebruikt om daarna weer buiten gebruik te worden gesteld dan wel te worden vernietigd. Zo is uit telecom- en zendmastgegevens gebleken dat de werktelefoons die voor en ten tijde van het mensensmokkelincident werden gebruikt, vlak daarna niet meer bij de verdachten in gebruik waren. Ook is gebleken dat negen prepaid-telefoons op 27 oktober 2015 in een tijdsbestek van vijftien minuten werden geactiveerd, waarbij al deze telefoons dezelfde zendmast in de directe omgeving van de [straatnaam pand E] in Bussum aanstraalden. Tevens is uit onderzoek gebleken dat de verdachten gebruikmaakten van elkaars voertuigen, welke voertuigen blijkens verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], observaties en camerabeelden tevens gebruikt werden voor het ondernemen van gezamenlijke criminele activiteiten. Op camerabeelden zijn auto’s van de verdachten op 15 augustus 2015 nabij de ingang van Marina Seaport in IJmuiden te zien, en uit observaties is het vervoer door [medeverdachte 1] en [verdachte 1] van geknipte henneptoppen op 21 december 2015 in één van die auto’s naar de [straatnaam pand B] in Huizen gebleken.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben ten aanzien van de mensensmokkelzaak en de hennepzaak beiden over hun eigen rol en die van hun medeverdachten verklaard. In samenhang met de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden leidt het hof de navolgende rolverdeling af.
[verdachte 1]had een grote rol in het mensensmokkelincident. Hij heeft samen met een medeverdachte de reddingsvesten opgehaald en heeft samen met in ieder geval [medeverdachte 1] bemoeienis gehad met het onderhoud aan de boot en/of de aanschaf van aan de boot gerelateerde zaken. Voorts heeft hij samen met [medeverdachte 1] de boot van Huizen naar IJmuiden gevaren en samen met [medeverdachte 1] vreemdelingen naar de woning aan het [straatnaam pand D] te Huizen gebracht. In overleg met onder meer [verdachte 1] hebben in ieder geval [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte 2] vreemdelingen van het [straatnaam pand D] naar de haven en uiteindelijk naar de Moses Agga gebracht. [verdachte 1] was in dit verband ook aanwezig in de haven. In de hennepzaak heeft [verdachte 1] samen met [medeverdachte 1] de zolderverdieping van het door [medeverdachte 1] gehuurde pand aan de [straatnaam pand B] te Bussum ingericht als hennepdrogerij, en droeg hij samen met [medeverdachte 1] zorg voor het organiseren van de knippers en van de hennep en het hennepafval. Daarnaast werd in een door [verdachte 1] gehuurde loods aan de [straatnaam pand C] te Huizen een hennepkwekerij aangetroffen.
[medeverdachte 1]was de regelaar/coördinator. In de mensensmokkelzaak had [medeverdachte 1] een grote en belangrijke rol: hij droeg (mede) zorg voor het onderhoud aan de Moses Agga, hij betaalde rekeningen met betrekking tot dit onderhoud en het liggeld voor de haven van IJmuiden, hij voer samen met [verdachte 1] de boot van Huizen naar IJmuiden, hij begeleidde samen met [verdachte 1] de vreemdelingen naar de woning aan het [straatnaam pand D] te Huizen, en hij begeleidde – samen met [verdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte 2] – vreemdelingen van de woning aan het [straatnaam pand D] naar de haven van IJmuiden en uiteindelijk naar de Moses Agga. Hierbij had [medeverdachte 1] een uitvoerende en coördinerende rol. Hij coördineerde het vervoer en de begeleiding van de vreemdelingen van het [straatnaam pand D] naar het strand van IJmuiden en van het strand naar de boot. In de hennepzaak heeft [medeverdachte 1] bekend dat hij samen met [verdachte 1] de zolderverdieping van het door hem, [medeverdachte 1], gehuurde pand aan de [straatnaam pand B] te Bussum had ingericht als hennepdrogerij, en dat hij samen met [verdachte 1] zorgdroeg voor het organiseren van knippers en (indien nodig) het vervoer van de knippers en van de hennep en het hennepafval. [medeverdachte 1] zorgde tevens voor eten en drinken voor de knippers.
[medeverdachte 2]heeft in het mensensmokkelincident op verzoek van [medeverdachte 1] samen met [verdachte 1] en [verdachte 2] een groep vreemdelingen vervoerd vanaf de woning aan het [straatnaam pand D] te Huizen naar de haven van IJmuiden, waar zij de vreemdelingen vervolgens naar de boot heeft begeleid. In de hennepzaak heeft [medeverdachte 2] samen met [verdachte 2] meermalen hennep geknipt. Zij onderhield hiertoe contact met [medeverdachte 1], die samen met [verdachte 1] de boel coördineerde.
[verdachte 2]heeft in het mensensmokkelincident, blijkens een notitie in zijn telefoon over een ‘Yanmar Diesel’-scheepsmotor, actieve bemoeienis gehad met de boot, is op 14 augustus 2015 betrokken geweest bij het onderbrengen van de vreemdelingen en heeft op 15 augustus 2015 samen met [medeverdachte 1], [verdachte 1] en [medeverdachte 2] een groep vreemdelingen vervoerd vanaf de woning aan het [straatnaam pand D] te Huizen naar de haven van IJmuiden. In de hennepzaak heeft hij meermalen hennep geknipt.
Het hof is gelet op het voorgaande en de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, van oordeel dat sprake is van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband en dat de verdachte een aandeel heeft gehad in gedragingen die strekten tot de verwezenlijking van het oogmerk van die criminele organisatie.
Uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in appel, zoals opgenomen in de aanvulling van de bewijsmiddelen, leidt het hof af dat het uiteindelijke doel van de hennepkwekerij de verkoop van de hennep was. Het hof neemt daartoe enerzijds in aanmerking dat de verdachte heeft verklaard dat hij gegarandeerd wilde zijn van inkomsten voor zijn vrouw en kind in de periode dat hijzelf in Duitsland gedetineerd zou zijn en anderzijds dat de enige oogst die zij van de hennepkwekerij hadden gegenereerd, werd verkocht. Derhalve acht het hof bewezen dat de organisatie mede tot doel had de verkoop van hennep.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij in de periode van 20 juli 2015 tot en met 15 augustus 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,

13 personen met een Vietnamese nationaliteit (te weten: [vreemdeling V.1] en [vreemdeling V.2] en [vreemdeling V.3] en [vreemdeling V.4] en [vreemdeling V.5] en [vreemdeling V.6] en [vreemdeling V.7] en [vreemdeling V.8] en [vreemdeling V.9] en [vreemdeling V.10]en [vreemdeling V.11] en [vreemdeling V.12] en [vreemdeling V.13]),
en
11 personen met een Albanese nationaliteit (te weten: [vreemdeling A.1] en [vreemdeling A.2] en [vreemdeling A.3] en [vreemdeling A.4] en [vreemdeling A.5] en [vreemdeling A.6] en [vreemdeling A.7] en [vreemdeling A.8] en [vreemdeling A.9] en [vreemdeling A.10] en [vreemdeling A.11]),
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Groot-Brittannië en doorreis door Nederland,
terwijl verdachte en zijn mededaders wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was,
doordat verdachte en zijn mededaders:
- een boot (genaamd Moses Agga) hebben gekocht;
- onderhoud aan die boot hebben verricht en laten verrichten en 30 zwemvesten hebben gekocht;
- die boot hebben gebracht naar de jachthaven Seaport in IJmuiden en daarvoor liggeld hebben betaald;
- meerdere van die personen hebben gebracht naar een woning op het adres [straatnaam pand D] te Huizen;
- meerdere van die personen hebben ondergebracht en bewaakt in die woning op het adres [straatnaam pand D] te Huizen;
- die personen (vanuit die woning) hebben vervoerd en gebracht naar de jachthaven Seaport in IJmuiden;
- meerdere van die personen reddingsvesten hebben gegeven/ter beschikking hebben gesteld;
- meerdere van die personen hebben gebracht naar en hebben ingescheept op die boot (genaamd Moses Agga) met het kennelijke doel om die personen met die boot naar Groot-Brittannië te brengen,
terwijl door dit feit levensgevaar voor die 24 personen te duchten was, door de uitrusting van die boot (genaamd Moses Agga) zoals beperkte en niet geschikte reddingsmiddelen, het ontbreken van de mogelijkheid tot het geven van noodsignalen, de technische staat van die boot, de overbelading, het gebrek aan vaarkennis van de bemanning en het vaargebied dat zich kenmerkt door sterke stromingen en drukke scheepvaart;

2.hij op tijdstippen in de periode van 02 december 2015 tot en met 23 december 2015 te Bussum en/of te Huizen, telkens tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld, bewerkt, verwerkt, en/of vervoerd,

- in/vanuit een pand aan de [straatnaam pand A] te Bussum (knipperij), en/of
- in/vanuit een pand aan de [straatnaam pand B] te Bussum (drogerij) en/of
- in/vanuit een pand aan de [straatnaam pand C] te Huizen (kwekerij),
hennep, waaronder in elk geval 17.420 gram henneptoppen en 578 hennepplanten;

3.hij in de periode van 20 juli 2015 tot en met 12 januari 2016 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:

- mensensmokkel en
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen, bewerken, verwerken, verkopen, vervoeren en/of aanwezig hebben van hennep.
Hetgeen onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen in dit arrest.
Aanvullende bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 1 primair
1. De
verklaring van de deskundige R.H.A. van Dijk, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 20 mei 2019.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Een commercieel vaartuig is – volgens wereldwijd geldende zeevaartwetgeving – verplicht over een systeem te beschikken waarmee het noodsignalen kan afgeven. Die noodsignalen kunnen worden afgegeven door middel van allerlei apparatuur, dus ook door middel van een mobiel systeem, mits het systeem vooraf is goedgekeurd. Deze verplichting klemt temeer wanneer naar zee wordt gekoerst.
2. De
verklaring van de deskundige K. Coers, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 22 mei 2019.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb op de zeilboot Moses Agga geen vast systeem aangetroffen waarmee noodsignalen konden worden afgegeven. Een vaartuig dat voor de commerciële vaart wordt gebruikt, is verplicht over een systeem te beschikken dat noodsignalen kan afgeven. Aan die verplichting kan echter ook zonder vaste noodsignaalinstallaties worden voldaan, bijvoorbeeld door pyrotechnische seinmiddelen mee te voeren. Op het moment dat ik onderzoek uitvoerde aan de zeilboot Moses Agga, heb ik echter geen pyrotechnische middelen aangetroffen.
3. Een
proces-verbaal van verhoor getuigemet proces-verbaalnummer PL27WN/15-069106 van de Koninklijke Marechaussee, district West, brigade Noord-Holland, d.d. 15 augustus 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren C. Hottentot en M.W.H. van Ginkel (map 4, C1 zaaksdossier 3, pag. 87).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 15 augustus 2015 tegenover deze verbalisanten afgelegde verklaring van
[vreemdeling A.7]:
Voordat we bij de boot waren, hebben we iemand ontmoet en die vertelde dat wij voor een prijs konden varen. Ik hoorde hem zeggen dat het ongeveer 20 euro zou zijn om te varen. Toen zijn wij naar de boot gegaan.
4. Een
proces-verbaal van verhoor getuigemet proces-verbaalnummer PL27WN/15-069106 van de Koninklijke Marechaussee, district West, brigade Noord-Holland, d.d. 15 augustus 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren J. Temizkan en M. van Hout (map 4, C1 zaaksdossier 3, pag. 93-94).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 15 augustus 2015 tegenover deze verbalisanten afgelegde verklaring van
[vreemdeling A.1]:
We werden door een persoon meegenomen; zo kwam ik op het vaartuig terecht. Ik kreeg te horen dat ik aan boord moest. We zouden rond de 6000 pond moeten betalen.
5. Een
proces-verbaal van verhoor getuigemet proces-verbaalnummer PL27WN/15-069106 van de Koninklijke Marechaussee, district West, brigade Noord-Holland, d.d. 16 augustus 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren H.D.R. Dunsbergen en R. Nonkes (map 4, C1 zaaksdossier 3, pag. 97).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 16 augustus 2015 tegenover deze verbalisanten afgelegde verklaring van
[vreemdeling A.9]:
Ik ging gisteren aan boord omdat we de zee op gingen. Ik denk dat we ongeveer 20 euro moesten betalen.
6. Een
proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissarisd.d. 2 februari 2016, opgemaakt door mr. C.A. Boom, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Noord-Holland, met RC-nummers: 15/1980 en 15/1979.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 2 februari 2016 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van de
getuige [vreemdeling V.11]:
Ik wilde naar Engeland om mijn familie te zoeken. Ik heb afgesproken dat ik duizend euro voor die reis zou betalen. De eerste vijfhonderd euro zou ik betalen zodra ik in Engeland was aangekomen.
Ten aanzien van feit 3
7. De verklaring van de
verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 21 mei 2019.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb mij samen met [medeverdachte 1] [medeverdachte 1] beziggehouden met hennepteelt, zodat mijn vrouw en kind een inkomen hadden voor de periode dat ik in Duitsland zou zijn. Ik moest namelijk een gevangenisstraf in Duitsland uitzitten, maar had toen net een kindje gekregen en mijn vrouw had geen inkomen.
Op de Sint Jansstraat 59 te Bussum werden henneptoppen gedroogd en op de [straatnaam pand C] te Huizen was een hennepkwekerij. Het pand aan de [straatnaam pand C] te Huizen stond op mijn naam. Ik heb geholpen met de hennepplantjes. Er is eenmaal geoogst en die oogst hebben wij verkocht.
Ik ben op het [straatnaam pand A] te Bussum geweest, waar [persoon H] woonde.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van mensensmokkel, terwijl van het feit levensgevaar voor een ander te duchten is,meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 eerste cumulatief/alternatief, 2 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte afgewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 57 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de mensensmokkel van vierentwintig Vietnamese en Albanese vreemdelingen, onder wie minderjarigen, waarbij levensgevaar voor elk van deze personen te duchten was. De vreemdelingen werden tijdens een opkomende storm ingescheept in een zeilbootje dat voor aanzienlijk minder mensen geschikt was dan de 26 personen die met het zeilschip via open zee naar Engeland zouden varen. Niet alleen door de overbelading, maar ook door de slechte staat van de boot en het gebrek aan kennis, kunde en ervaring van de tweekoppige bemanning, was een
legitieme vrees voor levensgevaar ontstaan. Het is niet aan de verdachte of zijn mededaders te danken geweest dat de boot niet naar zee was uitgevaren, maar aan een oplettende persoon in de haven en het uiteindelijke ingrijpen door de Koninklijke Marechaussee.
Mensensmokkel maakt een ernstige inbreuk op de internationale rechtsorde en doorkruist niet alleen het overheidsbeleid aangaande de bestrijding van wederrechtelijke doorreis door/toegang tot Nederland en andere Schengenlanden, maar draagt ook bij aan het in stand houden van een illegaal circuit, waardoor het maatschappelijk verkeer wordt of kan worden gefrustreerd en gecorrumpeerd en het draagvlak om politieke vluchtelingen in de zin van de Conventie van Genève ruimhartig op te vangen in ernstige mate wordt of kan worden ondermijnd.
De verdachte heeft een prominente rol vervuld in de mensensmokkel van de vreemdelingen. Zo heeft hij de zeilboot gereedgemaakt en deze samen met een mededader naar IJmuiden gevaren. Ook heeft hij het vervoer van de vreemdelingen naar en het onderbrengen van hen in het safehouse samen met zijn mededaders gecoördineerd. Het vervoer naar de haven van IJmuiden werd tevens mede door de verdachte gecoördineerd. Aldus vormden de handelingen van de verdachte een onmisbare schakel in de uitvoering van het delict. Daarbij heeft de verdachte gespeeld met het leven van de vreemdelingen, die elk van hem en zijn mededaders afhankelijk waren; hun persoonlijke papieren en telefoons waren door de organisatie afgepakt, zij hadden geen bagage meer toen zij eenmaal in de haven waren aangekomen en konden toen geen kant meer op. Het hof beschouwt het handelen van de verdachte en de medeverdachten als exploitatie van mensen die hun heil elders proberen te zoeken en daarmee hun leven in handen van de verdachte en zijn medeverdachten hadden gelegd. Het hof rekent dit de verdachte zeer zwaar aan.
Daarnaast heeft de verdachte zich in vereniging schuldig gemaakt aan professionele hennepteelt. De verdachte vervulde daarbij een uitvoerende en organiserende rol. De teelt van en handel in hennep is bezwarend voor de samenleving, onder meer vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit. De verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van het illegale circuit betreffende de handel in softdrugs. De uit hennep verkregen stof THC is voor de gezondheid van gebruikers daarvan schadelijk. De politie heeft ruim 17.000 henneptoppen aangetroffen alsmede ruim 500 hennepplanten. Deze grote schaal duidt op een bedrijfsmatige aanpak, gericht op het doelbewust op wederrechtelijke wijze verkrijgen van financieel gewin.
Ten slotte heeft de verdachte deelgenomen aan een criminele organisatie die zich gedurende een periode van enkele maanden bezighield met mensensmokkel en professionele hennepteelt, zoals hiervoor overwogen. Binnen de criminele organisatie vervulde de verdachte een organiserende, coördinerende en uitvoerende rol.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 mei 2019 is hij eerder ter zake van opiumdelicten en andersoortige delicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen. Het hof rekent dit de verdachte aan. Het hof weegt daarenboven in het nadeel van de verdachte mee dat hij tijdens het begaan van de onder 1 en 3 bewezen verklaarde feiten nog in een proeftijd liep ter zake van een veroordeling voor hennepteelt.
Het hof heeft voorts met betrekking tot de persoon van de verdachte acht geslagen op hem betreffende reclasseringsadviezen van 11 april 2016, 13 november 2017 en 9 maart 2018, waaruit onder meer volgt dat de reclassering geen toezicht of interventies geïndiceerd acht en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf adviseert.
Voor wat betreft de op te leggen straf gaat het hof er, anders dan de verdediging, van uit dat de onder 3 bewezen verklaarde deelneming aan een criminele organisatie niet in een verhouding van eendaadse samenloop staat tot de onder 2 bewezen verklaarde hennepteelt, reeds nu in artikel 140 Sr een ander beschermd belang aan de orde is dan in bedoelde bepaling van de Opiumwet.
Gelet op al het voorgaande, alsmede gelet op wat in soortgelijke gevallen als straf wordt opgelegd, komt slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur als passende sanctie in aanmerking. Het hof acht, al het vorenstaande in aanmerking genomen, een gevangenisstraf voor de duur van 80 maanden op zijn plaats. Het hof komt daarmee tot een hogere straf dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd, omdat het hof de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, in samenhang bezien met het aandeel van de verdachte in het geheel en de hardnekkigheid waarmee de verdachte recidiveert, in het vonnis en de vordering onvoldoende tot uitdrukking vindt komen.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) is overschreden. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen zestien maanden nadat hoger beroep is ingesteld, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is het hof niet gebleken.
Met betrekking tot het procesverloop in hoger beroep geldt dat de verdachte op 21 april 2017 hoger beroep heeft ingesteld. Het hof wijst op 14 juni 2019 arrest. Het hof is van oordeel dat, gezien dat procesverloop, de redelijke termijn met bijna tien maanden is overschreden.
Vanwege deze overschrijding is het hof van oordeel dat een strafkorting van 10% dient te worden toegepast, zodat in plaats van de hiervoor vermelde gevangenisstraf, een gevangenisstraf voor de duur van 72 maanden, met aftrek van voorarrest, wordt opgelegd.
Het hof acht die reactie passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 47, 57, 140 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
72 (tweeënzeventig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. M. Iedema en mr. C. Fetter, in tegenwoordigheid van mr. N.R. Achterberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 juni 2019.