afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001481-17
datum uitspraak: 14 juni 2019
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 21 april 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-870018-16 tegen
[verdachte 2],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20, 21, 22 en 27 mei 2019 en 3 juni 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd, voor zover betreffende de hennepkwekerij aan de [straatnaam pand C] te Huizen.
Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak van dit onderdeel.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak van de onder 2 ten laste gelegde hennepkwekerij aan de [straatnaam pand C] te Huizen.
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten nadere omschrijving tenlastelegging ex 314a van het Wetboek van Strafvordering en de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1. primair:hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 juli 2015 tot en met 15 augustus 2015 te IJmuiden, gemeente Velsen, en/of te Amsterdam en/of te Huizen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
13, althans één of meer, perso(o)n(en) met een Vietnamese nationaliteit (te weten de perso(o)n(en) (bekend als): [vreemdeling V.1] en/of [vreemdeling V.2]en/of [vreemdeling V.3] en/of [vreemdeling V.4] en/of [vreemdeling V.5] en/of [vreemdeling V.6] en/of [vreemdeling V.7] en/of [vreemdeling V.8] en/of [vreemdeling V.9] en/of [vreemdeling V.10] en/of [vreemdeling V.11] en/of [vreemdeling V.12] en/of [vreemdeling V.13]),
en/of
11, althans één of meer, perso(o)n(en) met een Albanese nationaliteit (te weten de perso(o)n(en) (bekend als): [vreemdeling A.1] en/of [vreemdeling A.2] en/of [vreemdeling A.3] en/of [vreemdeling A.4] en/of [vreemdeling A.5] en/of [vreemdeling A.6] en/of [vreemdeling A.7] en/of [vreemdeling A.8] en/of [vreemdeling A.9] en/of [vreemdeling A.10] en/of [vreemdeling A.11]),
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Groot-Brittannië en/of doorreis door Nederland of een andere lidstaat van de Europese Unie, in elk geval een of meer sta(a)t(en) die is/zijn toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
of die perso(o)n(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was,
doordat verdachte en/of zijn mededader(s):
- een boot (genaamd Moses Agga) heeft/hebben gekocht/verworven, althans ter beschikking heeft/hebben gehad;
- onderhoud aan die boot heeft/hebben verricht en/of laten verrichten en/of 30, althans meer zwemvest(en) heeft/hebben gekocht;
- die boot heeft/hebben gebracht naar de (jacht)haven Seaport in IJmuiden en/of daarvoor liggeld heeft/hebben betaald;
- ( één of meer van) die perso(o)n(en) heeft/hebben opgehaald en/of op heeft/hebben laten halen vanaf het (centraal) station te Amsterdam en/of (een) andere locatie(s);
- ( één of meer van) die perso(o)n(en) heeft/hebben gebracht naar een woning (op het adres [straatnaam pand D] te Huizen);
- ( één of meer van) die perso(o)n(en) heeft/hebben ondergebracht en/of bewaakt en/of begeleid en/of vergezeld in die woning (op het adres [straatnaam pand D] te Huizen);
- ( één of meer van) die perso(o)n(en) (vanuit die woning) heeft/hebben vervoerd en/of gebracht en/of begeleid naar de (jacht)haven Seaport in IJmuiden;
- ( één of meer van) die perso(o)n(en) reddingsvesten heeft/hebben gegeven/ter beschikking gesteld;
- ( één of meer van) die perso(o)n(en) heeft/hebben gebracht en/of begeleid naar en/of heeft/hebben ingescheept/ondergebracht op die boot (genaamd Moses Agga) (met het kennelijke doel om die perso(o)n(en) met die boot naar Groot-Brittannië of een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die is toegetreden tot genoemd protocol te brengen),
terwijl door dit feit levensgevaar voor die 24 perso(o)n(en) en/of voor [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] (zijnde de bemanning van die boot), te duchten was, door de uitrusting van die boot (genaamd Moses Agga) zoals beperkte en niet geschikte reddingsmiddelen, het ontbreken van de mogelijkheid tot het geven van noodsignalen, de technische staat van die boot, de overbelading, het gebrek aan vaarkennis van de bemanning en/of het vaargebied dat zich kenmerkt door sterke stromingen en drukke scheepvaart;
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 juli 2015 tot en met 15 augustus 2015 te IJmuiden, gemeente Velsen, en/of te Amsterdam en/of te Huizen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een ander of anderen, te weten
13, althans één of meer, perso(o)n(en) met een Vietnamese nationaliteit (te weten de perso(o)n(en) (bekend als): [vreemdeling V.1] en/of [vreemdeling V.2]en/of [vreemdeling V.3] en/of [vreemdeling V.4] en/of [vreemdeling V.5] en/of [vreemdeling V.6] en/of [vreemdeling V.7] en/of [vreemdeling V.8] en/of [vreemdeling V.9] en/of [vreemdeling V.10] en/of [vreemdeling V.11] en/of [vreemdeling V.12] en/of [vreemdeling V.13]),
en/of
11, althans één of meer, perso(o)n(en) met een Albanese nationaliteit (te weten de perso(o)n(en) (bekend als): [vreemdeling A.1] en/of [vreemdeling A.2] en/of [vreemdeling A.3] en/of [vreemdeling A.4] en/of [vreemdeling A.5] en/of [vreemdeling A.6] en/of [vreemdeling A.7] en/of [vreemdeling A.8] en/of [vreemdeling A.9] en/of [vreemdeling A.10] en/of [vreemdeling A.11]),
behulpzaam te zijn bij het zich verschaffen van toegang tot Groot-Brittannië en/of doorreis door Nederland of een andere lidstaat van de Europese Unie, in elk geval een of meer sta(a)t(en) die is/zijn toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
of die perso(o)n(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was,
doordat verdachte en/of zijn mededader(s):
- een boot (genaamd Moses Agga) heeft gekocht/verworven, althans ter beschikking heeft gehad;
- onderhoud aan die boot heeft verricht en/of laten verrichten en/of 30, althans meer zwemvest(en) heeft gekocht;
- die boot heeft gebracht naar de (jacht)haven Seaport in IJmuiden en/of daarvoor liggeld heeft betaald;
- ( één of meer van) die perso(o)n(en) heeft opgehaald en/of op heeft laten halen vanaf het (centraal) station te Amsterdam en/of (een) andere locatie(s);
- ( één of meer van) die perso(o)n(en) heeft gebracht naar een woning (op het adres [straatnaam pand D] te Huizen);
- ( één of meer van) die perso(o)n(en) heeft ondergebracht en/of bewaakt en/of begeleid en/of vergezeld in die woning (op het adres [straatnaam pand D] te Huizen);
- ( één of meer van) die perso(o)n(en) (vanuit die woning) heeft vervoerd en/of gebracht en/of begeleid naar de (jacht)haven Seaport in IJmuiden;
- ( één of meer van) die perso(o)n(en) reddingsvesten heeft gegeven/ter beschikking gesteld;
- ( één of meer van) die perso(o)n(en) heeft gebracht en/of begeleid naar en/of heeft ingescheept/ondergebracht op die boot (genaamd Moses Agga) (met het kennelijke doel om die perso(o)n(en) met die boot naar Groot-Brittannië of een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die is toegetreden tot genoemd protocol te brengen),
terwijl door dit feit levensgevaar voor die 24 perso(o)n(en) en/of voor [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] (zijnde de bemanning van die boot), te duchten was, door de uitrusting van die boot (genaamd Moses Agga) zoals beperkte en niet geschikte reddingsmiddelen, het ontbreken van de mogelijkheid tot het geven van noodsignalen, de technische staat van die boot, de overbelading, het gebrek aan vaarkennis van de bemanning en/of het vaargebied dat zich kenmerkt door sterke stromingen en drukke scheepvaart,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 02 december 2015 tot en met 23 december 2015 te Bussum en/of te Huizen, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd,
- in/vanuit een pand aan de [straatnaam pand A] te Bussum (knipperij), en/of
- in/vanuit een pand aan de [straatnaam pand B] te Bussum (drogerij) en/of
- in/vanuit een pand aan de [straatnaam pand C] te Huizen (kwekerij),
(telkens) (een) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden hennep, waaronder in elk geval 17.420 gram henneptoppen en/of 578 hennepplanten, zijnde hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3 hij in of omstreeks de periode van 20 juli 2015 tot en met 12 januari 2016 te IJmuiden, gemeente Velsen, en/of te Bussum en/of te Huizen, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- mensensmokkel (artikel 197a wetboek van strafrecht), en/of
- het (in uitoefening van een beroep of bedrijf) opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of aanwezig hebben van hennep (artikel 3 jo 11 Opiumwet).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep – voor zover inhoudelijk nog aan de orde – zal worden vernietigd, omdat het hof, mede als gevolg van de in hoger beroep gewijzigde tenlastelegging en van een na het vonnis gewezen arrest van de Hoge Raad, tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank alsmede omdat het hof tot een andere strafoplegging komt.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Bewijsoverweging ten aanzien van het gebruik van het telefoonnummer door de verdachte
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat niet vastgesteld kan worden dat de verdachte op 14 en 15 augustus 2015 de gebruiker is geweest van de iPhone 5s met het mobiele telefoonnummer, eindigend op *5637. De verdachte heeft vanaf het begin verklaard dat hij zijn mobiele telefoon in die periode gedurende tien dagen heeft uitgeleend aan een goede vriend. Later heeft hij ook de naam van die vriend genoemd, namelijk [persoon A] (hierna: [persoon A]) en voorts heeft hij in hoger beroep een leenovereenkomst overgelegd tussen hemzelf en [persoon A] met betrekking tot de genoemde telefoon en een schriftelijke verklaring van [persoon A].
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de verklaring van de verdachte en aan de overgelegde leenovereenkomst en verklaring van [persoon A] geen geloof kan worden gehecht.
De verdachte heeft bij zijn eerste verhoor door de politie op 19 januari 2016 verklaard dat hij een maandje geleden een iPhone 5s had, die hij op Marktplaats had verkocht voor € 200,00. Voorts heeft hij verklaard dat hij uitsluitend van het telefoonnummer [telefoonnummer eindigend op *5637] (hierna: *5637) gebruikmaakt. Verder heeft hij verklaard dat hij (nu) een iPhone 6 gebruikt. De verdachte heeft verklaard dat hij nooit op pad gaat zonder zijn telefoon, tenzij hij hem vergeet, maar dat hij dan terug gaat om hem te halen, en dat andere mensen geen gebruikmaken van zijn telefoon, alleen zijn vriendin wel eens. In zijn tweede verhoor op 20 januari 2016 verklaart de verdachte dat hij zijn iPhone 5s wel eens voor een paar dagen heeft uitgeleend aan een goede bekende omdat diens telefoon stuk was maar dat hij niet zijn telefoonnummer heeft uitgeleend. De verdachte heeft daarbij geen naam genoemd van die goede bekende en ter terechtzitting bij de rechtbank heeft hij niet willen verklaren aan wie hij zijn telefoon had uitgeleend. Daar heeft hij wel verklaard dat hij de telefoon inclusief simkaart zou hebben uitgeleend.
In hoger beroep heeft de verdachte een “verklaring aan de Rechtbank” van 26 juni 2017 van [persoon A] overgelegd, waarin deze verklaart in de maand augustus 2015 de iPhone 5s inclusief de simkaart met het telefoonnummer eindigend op *5637 van de verdachte te hebben geleend. Bij deze verklaring is een ongedateerde “leenovereenkomst” gevoegd. Hierin staat vermeld dat de verdachte € 650,00 van [persoon A] heeft ontvangen: € 150,00 voor het lenen, inclusief belkosten, en € 500,00 borg voor de leenperiode van 6 augustus 2015 tot en met 16 augustus 2015. Als bijlage is onder meer een vreemdelingen-identiteitsbewijs ten name van [persoon A] gevoegd.
Door de Koninklijke Marechaussee is naar aanleiding van deze stukken nader onderzoek gedaan. Hieruit blijkt onder meer het volgende:
- in de periode dat de iPhone 5s door [persoon A] zou zijn geleend, waren er met het telefoonnummer eindigend op *5637 dagelijks meerdere belcontacten met het telefoonnummer van de vriendin van de verdachte, welk patroon is te zien over de gehele periode van de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer eindigend op *5637 (de periode van 11 mei 2015 tot en met 29 september 2015);
- op 13 december 2015 voerde de verdachte een telefoongesprek met een onbekende man en vroeg hij aan deze man hoe hij een back-up op zijn nieuwe telefoon maakt, terwijl de verdachte later die avond tegen de onbekende man zei dat hij die dingen op zijn andere iPhone had gezet en van de man wil weten hoe hij nu zijn andere iPhone helemaal wist;
- op 18 december 2015 werd de verdachte gebeld door een onbekende man over de iPhone 5s die de verdachte op Marktplaats had geplaatst. De verdachte zei dat hij zelf een nieuwe iPhone 6 had gekocht en daarom deze (het hof begrijpt: de iPhone 5s) verkocht, die hij zelf een half jaar had gebruikt. Later die dag werd de verdachte door een andere onbekende man gebeld voor “de iPhone”. De verdachte zei daarop: “200 vaste prijs”.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat [persoon A] zijn identiteitsbewijs had afgegeven toen hij de overeenkomst had getekend. De bijgevoegde overeenkomst is ongedateerd, maar het hof gaat ervan uit dat deze vóór of uiterlijk op 6 augustus 2015 getekend zou moeten zijn, nu dat de eerste dag is van de overeengekomen leenperiode. Het bijgevoegde identiteitsbewijs van [persoon A] is echter op een latere datum afgegeven, namelijk 30 oktober 2015.
Het hof overweegt dat uit al het voorgaande volgt dat aan de verklaring van de verdachte omtrent het uitlenen van zijn telefoon geen enkel geloof kan worden gehecht en dat de verklaring van [persoon A] en de leenovereenkomst slechts zijn opgesteld om achteraf een papieren werkelijkheid te creëren. Hierbij neemt het hof nog in aanmerking dat de leenovereenkomst een voor beide partijen volstrekt onlogische constructie behelst.
Het hof gaat er derhalve vanuit dat de verdachte ook in de periode van 6 augustus 2015 tot en met 16 augustus 2015 de gebruiker was van het telefoonnummer eindigend op *5637.
Het hof beschouwt het ten bewijze overleggen van valse stukken overigens als een kwalijke zaak.
Overweging omtrent de verklaringen van [medeverdachte 2]
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, kort samengevat op het volgende standpunt gesteld. De overweging in het vonnis dat [medeverdachte 2] bij de politie verklaard heeft dat zij de persoon herkende op een aan haar getoonde foto van [verdachte 2] en dat hij de “rustige jongen’’ zou zijn die zij op 14 augustus 2015 in de woning aan het [straatnaam pand D] te Huizen heeft gezien, welke jongen zij ook op 15 augustus 2015 op de parkeerplaats bij de haven van IJmuiden zou hebben gezien, is te stellig. Zij heeft zich immers in de verklaring uitgedrukt in termen als
“ik denk dat”. In haar verklaring zit de twijfel besloten over een herkenning alsmede over de mogelijke constatering met betrekking tot de parkeerplaats. Dit wordt ondersteund door het feit dat zij als getuige ter terechtzitting in hoger beroep met een foto is geconfronteerd van een persoon in een wit shirt bij de slagboom van de haven van IJmuiden en zij heeft verklaard op die foto niemand te herkennen.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [medeverdachte 2], zoals afgelegd ten overstaan van de Koninklijke Marechaussee kunnen worden gebezigd voor het bewijs, nu die verklaringen steun vinden in onder meer de telecommunicatiegegevens en de verklaring van [medeverdachte 1]. Bovendien is van belang dat [medeverdachte 2] ook belastend over zichzelf heeft verklaard, hetgeen de geloofwaardigheid van haar verklaring ten goede komt.
Verklaringen van [medeverdachte 2] bij de Koninklijke Marechaussee
[medeverdachte 2] heeft in totaal vijf verklaringen afgelegd ten overstaan van de Koninklijke Marchechaussee. In haar verklaring op 13 januari 2016 heeft zij verklaard dat zij op vrijdag 14 augustus 2015 in de woning is geweest waar zij eerder met [medeverdachte 5] (het hof begrijpt hier en hierna: [medeverdachte 5]) en [verdachte 1] (het hof begrijpt hier en hierna: [verdachte 1]) heeft gegourmet (het hof begrijpt: in de woning aan het [straatnaam pand D] in Huizen). Daar waren toen ook [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] (het hof begrijpt: [medeverdachte 1]). Er kwamen twee mannen binnen. Op 14 januari 2016 heeft zij opnieuw over de twee mannen verklaard. Zij verklaarde dat de ene een beetje agressief overkwam en dat de andere man het tegenovergestelde was met zijn gedrag: hij was rustig. Zij waren volgens [medeverdachte 2] van dezelfde komaf; zij kreeg dat gevoel naar aanleiding van hun uiterlijk en de taal die zij spraken. Vervolgens heeft zij verklaard dat zij op 15 augustus 2015, voordat zij naar de haven van IJmuiden ging, naar het [straatnaam pand D] is geweest.
“Daar waren [medeverdachte 5] en die twee andere jongens”. Met de twee andere jongens bedoelde zij de jongens van de dag ervoor, die ze ook op het [straatnaam pand D] had gezien. Toen haar een foto van [verdachte 2] werd getoond, gaf zij aan dat ze denkt dat deze jongen ook op 15 augustus 2015 in het huis op het [straatnaam pand D] aanwezig was. Het was de rustige jongen die ze eerder had omschreven in haar verklaring over 14 augustus 2015.
Op de vraag wat de rol van [verdachte 2] is geweest, antwoordde [medeverdachte 2] dat zij hem nog bij de parkeerplaats bij de haven had gezien op 15 augustus 2015. Zij was als eerste vertrokken vanaf het [straatnaam pand D]. Toen zij aankwam op de parkeerplaats in IJmuiden, zag ze [medeverdachte 5], [medeverdachte 1], de rustige jongen en de agressieve jongen. Zij moesten als een gek gereden hebben, aangezien zij als eerste was vertrokken, zo heeft zij verklaard.
Is de verdachte “de rustige jongen”?
Het hof is, met de verdediging, van oordeel dat de overweging in het vonnis dat [medeverdachte 2] bij de politie heeft verklaard dat zij de persoon herkende op een aan haar getoonde foto van [verdachte 2] en dat hij de “rustige jongen” zou zijn die zij op 14 augustus 2015 in de woning aan het [straatnaam pand D] te Huizen heeft gezien, welke jongen zij ook op 15 augustus op de parkeerplaats bij de haven van IJmuiden zou hebben gezien, te stellig is. Zij heeft immers niet verklaard dat zij op de foto [verdachte 2] herkende; zij heeft verklaard dat zij dacht dat de persoon afgebeeld op de foto de jongen is die zij eerder op 14 augustus 2015 op het [straatnaam pand D] en op 15 augustus 2015 in de haven van IJmuiden had gezien. Dit laat echter onverlet dat uit het dossier kan worden afgeleid dat met de “rustige jongen” op het [straatnaam pand D], die de volgende dag door [medeverdachte 2] op de parkeerplaats in IJmuiden is gezien, de verdachte [verdachte 2] wordt bedoeld.
[medeverdachte 1] heeft immers op 14 januari 2016 na het voorhouden van een tapgesprek verklaard dat hij zichzelf hoorde in dat gesprek met [verdachte 2], met wie hij [verdachte 2] bedoelt, en dat hij de afgebeelde persoon op de foto als [verdachte 2] kent. In datzelfde verhoor heeft hij naar aanleiding van camerabeelden van de toegangspoort van de haven in IJmuiden van 15 augustus 2015 verklaard dat hij dacht dat hij [verdachte 1] op de beelden herkende. Hij dacht dit, omdat [verdachte 2] er die dag ook bij was. Hij wist niet in welke auto [verdachte 2] toen gereden had. Hij ([verdachte 2]) liep daar met vier mensen. Naast hijzelf waren zowel [medeverdachte 2] (het hof begrijpt: [medeverdachte 2]), [verdachte 1], [verdachte 2] (het hof begrijpt: de verdachte [verdachte 2]) en [medeverdachte 5] (het hof begrijpt: [medeverdachte 5]) betrokken bij het mensensmokkelincident.
Uit telecomonderzoek blijkt dat de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op *5637, waarvan het hof hiervoor heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 14 en 15 augustus 2015 de telefoon met dat nummer in gebruik had, op 14 augustus 2015 vanaf 11:24 uur tot en met 14:57 uur, vanaf 19:12 uur tot en met 21:09 uur en vanaf 23:30 uur tot de volgende morgen om 09:46 uur en op 15 augustus 2015 vanaf 13:11 tot en met 14:13 uur, zendmasten in Huizen, voornamelijk aan de Graaf Wichman, heeft aangestraald. De Graaf Wichman in Huizen ligt hemelsbreed op net iets meer dan één kilometer afstand van het [straatnaam pand D]. Op 15 augustus 2015 van 15:29 uur tot en met 17:02 uur straalde de telefoon met het nummer eindigend op *5637 zendmasten in IJmuiden aan. In diezelfde periode straalden ook de telefoonnummers van [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [verdachte 1] en [medeverdachte 5] zendmasten in IJmuiden aan. Omstreeks 16:20 uur heeft het nummer in gebruik bij [medeverdachte 1] contact met het nummer in gebruik bij [verdachte 2], waarbij toen beide telefoonnummers zendmasten in IJmuiden hebben aangestraald.
Conclusie
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat de “rustige jongen” over wie [medeverdachte 2] sprak en die zij op 14 augustus 2015 in de avonduren op het [straatnaam pand D] heeft gezien en de volgende dag op de parkeerplaats in de haven van IJmuiden, de verdachte is.
De enkele omstandigheid dat [medeverdachte 2] als getuige ten overstaan van het hof op de aan haar getoonde camerabeelden van de slagboom in de haven van IJmuiden van 15 augustus 2015 niemand herkende, doet hier niet aan af, nu [medeverdachte 2] als getuige heeft verklaard in het geheel geen herinneringen meer te hebben aan die periode, aangezien zij, naar eigen zeggen, na de detentie
“alles heeft geblokt”.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, kort samengevat, op het standpunt gesteld dat het bij de belastende verklaring van [medeverdachte 2] dat hij ([verdachte 2]) ook op het [straatnaam pand A] aan het knippen was, opvallend is hoe de verbalisanten haar de naam van [verdachte 2] in de mond leggen. Zij heeft niet zelf gezegd dat het [verdachte 2] is geweest. De constatering van de Koninklijke Marechaussee dat de “rustige jongen” [verdachte 2] betreft, is in het geheel niet vastgesteld. Tot slot wijst de verdediging er op dat de verklaring van [medeverdachte 2] dat [verdachte 2] een van de knippers is geweest niet door enig ander bewijsmiddel wordt ondersteund.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Voor wat betreft de stelling van de verdediging dat [medeverdachte 2] de naam van [verdachte 2] in de mond zou zijn gelegd, wijst de advocaat-generaal erop dat het door de raadsman aangehaalde citaat uit het verhoor van [medeverdachte 2] in de pleitnota moet worden beschouwd in de gehele context van haar verklaring. Van het in de mond leggen van een verklaring of de naam van [verdachte 2] is geen sprake. De verklaring van [medeverdachte 2] staat niet op zichzelf, maar wordt ondersteund door de resultaten van het telecomonderzoek.
Naam [verdachte 2] in de mond gelegd?
De raadsman heeft gewezen op het navolgende citaat in de verklaring van [medeverdachte 2] van 9 februari 2016:
V:
“Met wie was jij op het moment van dit gesprek?”
A:
“Die rustige jongen van de [straatnaam pand D] zat daar. Ik weet zijn naam niet.”
Med
: Wij hebben vastgesteld dat de rustige jongen van de [straatnaam pand D] [verdachte 2] betreft.
V
: “Wat deed die rustige jongen daar?”
A
: “Ook aan het knippen.”
V
: “Jij was er dus, [medeverdachte 5], [verdachte 2], de jongens waarmee je in Huizen voor de kerst bent aangehouden en nog een donkere jongen?”
A
: “ja".
Het hof stelt vast dat dit citaat uit de vijfde verklaring van [medeverdachte 2] komt. Zij heeft voorafgaand aan deze verklaring vier verklaringen afgelegd, waarin zij eveneens heeft gesproken over de “rustige jongen”. Dat [medeverdachte 2] niet zelf heeft verklaard dat het [verdachte 2] was, die toen daar op het [straatnaam pand A] hennep aan het knippen was, is juist. Gelet echter op het feit dat het hof reeds bij de bespreking van het verweer met betrekking tot feit 1 heeft vastgesteld dat de “rustige jongen” [verdachte 2] betreft en [medeverdachte 2] in dit citaat heeft verklaard dat zij daar was met die rustige jongen van het [straatnaam pand D], is het hof van oordeel dat [medeverdachte 2] ook hier heeft gesproken over [verdachte 2].
Andere bewijsmiddelen met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte
De verklaring van [medeverdachte 2] over het knippen van hennep en de betrokkenheid van de “rustige jongen”, zijnde [verdachte 2], staat niet op zichzelf. Verschillende telefoonnummers, waaronder de telefoonnummers in gebruik bij [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [persoon H], [medeverdachte 3] en het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte 2] met het nummer eindigend op *5637, zijn afgeluisterd. Hieruit blijkt het navolgende.
Op 4 december 2015 (het hof begrijpt vrijdag) om 05:54 uur werd [verdachte 2] gebeld door een NN-persoon die zegt dat S (het hof begrijpt: [verdachte 2]) die tas met kleding erin niet moet vergeten. Zes minuten later was er weer contact met deze NN-man en zei [verdachte 2] dat hij de kleding van NN niet kan vinden, waarop NN vroeg of [verdachte 2]
“die groene pak”daar ligt en of [verdachte 2] die mee kan nemen.
Gevraagd naar dit gesprek heeft de verdachte ten overstaan van het hof verklaard dat dit over voetbalkleding gaat. Hij heeft gevoetbald bij voetbalvereniging SV Huizen waarvan het shirt groene vlakken heeft. Het hof acht de verklaring dat hier gesproken wordt over voetbalkleding niet aannemelijk gelet op het tijdstip waarop dit gesprek plaatsvindt, te weten om 06:00 uur, in combinatie met de inhoud van andere gesprekken die op 4 december 2015 zijn afgeluisterd. Zo is die dag om 11:16 uur door [medeverdachte 2] een sms-bericht gestuurd aan [medeverdachte 4] inhoudende:
“nog iets meer dan 2.5 pot”en om 12:46 uur belde [medeverdachte 4] met [medeverdachte 2] met de vraag:
“hoe lang nog denk je”en
“dus goed schoonmaken enzo”.
Op 4 december 2015 om 14:09 uur ontving [medeverdachte 1] van [medeverdachte 2] een sms-bericht met de tekst
“laatste”, waarop [medeverdachte 1] antwoordde met
“oké”. Om 14:49 uur ontvangt [medeverdachte 1] een sms-bericht van [medeverdachte 2] inhoudende
“half uurtje”. Op 4 december 2015 om 15:21 uur belde [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 2] met de vraag om tegen
“de jongste”te zeggen dat die dadelijk met hem ([medeverdachte 1]) mee moet.
Om 16:02 uur belde [medeverdachte 1] naar [persoon H] en zei: “
al die vuilniszakken met vuil liggen er ook nog. Die moeten ook weg”en
“zet ze maar klaar dan pikken we die straks wel op”.
[medeverdachte 2] heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat ze op 3 en 4 december 2015 hennep heeft geknipt op het [straatnaam pand A] in Bussum. Geconfronteerd met de sms-berichten aan [medeverdachte 1] over “laatste” en “half uurtje” verklaarde ze dat “laatste” ziet op de laatste ton waarmee ze bezig was en dat er nog een half uurtje werk was. Met ton bedoelt ze een ton die je kunt vullen.
“Je gooit het afval in de ton en de hennep in een doos”. Met de “jongste” wordt [verdachte 2] bedoeld.
Op 17 december 2015 belde [verdachte 2] zijn vriendin en zegt dat er volgende week weer veel geld is. Hiernaar gevraagd heeft de verdachte ten overstaan van het hof verklaard dat hij onder meer zijn iPhone en ook nog een jas op Marktplaats had gezet en verwachtte dat deze verkocht zouden worden. hetgeen weer geld zou opleveren. Ook zou zijn vriendin fooi uitbetaald krijgen van haar werk. Het hof acht deze verklaring, gelet op de context van de hiervoor genoemde en nog hierna te noemen gesprekken, niet aannemelijk geworden.
Op (het hof begrijpt: zaterdag) 19 december 2015 om 14:29 uur belde [verdachte 2] met NN en zei dat zij maandag (het hof begrijpt: 21 december 2015) gaan voetballen. Maandag moet hij (NN) bij [verdachte 2] zijn. Uit andere tapgesprekken blijkt dat de afspraak voor dinsdag en woensdag is verplaatst naar maandag en dinsdag.
Op 21 december 2015 om 05:44 uur vroeg [verdachte 2] aan NN waar hij is. Hij (NN) is er met vijf minuten.
Op 21 december 2015 om 14:15 uur sms’te [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2]:
“hoeveel dozen al”waarop [medeverdachte 2] antwoordt:
“2”. [medeverdachte 1] vroeg:
“broeit het erg”waarop [medeverdachte 2] antwoordde:
“nee valt mee”.
Op 21 december 2015 om 18:04 uur belde [medeverdachte 3] naar NN en vroeg of hij zijn broertje even mag. De telefoon werd aan een ander persoon gegeven, waarvan de verbalisant opmerkt dat de stem van [verdachte 2] is. [medeverdachte 3] zei:
“de afval die …”waarop [verdachte 2] antwoordde:
“ja ja ik begrijp het wel”. [medeverdachte 3] zei nog:
“die moet je direct weggooien goed”, waarop [verdachte 2] antwoordde:
“goed goed”.
[medeverdachte 1] heeft bevestigd in zijn verklaring bij de Koninklijke Marechaussee dat er op het [straatnaam pand A] henneptoppen geknipt werden en dat hij [medeverdachte 2] ([medeverdachte 2]) voor het knippen heeft gevraagd.
Gelet op de inhoud van de gesprekken in onderlinge samenhang bezien en in combinatie met de verklaring van [medeverdachte 2], die in grote lijnen wordt bevestigd door de verklaring van [medeverdachte 1], gaat het hof ervan uit dat er in december 2015 hennep is geknipt aan het [straatnaam pand A] in Bussum en dat [verdachte 2] daarbij aanwezig was.
Met betrekking tot feiten 1 primair, 2 en 3
Het hof neemt voor het vaststellen van de redengevende feiten en omstandigheden voor het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde de navolgende overwegingen en bewijsmiddelen over, die het hof aan het vonnis ontleent en op enkele punten aanvult dan wel wijzigt.
Ten aanzien van de mensensmokkel (feit 1 primair) en deelneming aan een criminele organisatie (feit 3)
AanleidingOp 15 augustus 2015 om 15:30 uur zijn de getuige [getuige A] en haar echtgenoot de haven van IJmuiden binnengevaren en hebben hun boot daar aangemeerd. [getuige A] zag op een boot die ook in die haven lag een grote groep mensen aan boord gaan. Later zagen zij nog meer mensen aankomen. Het was heel slecht weer en er was storm voorspeld. Ze waren bang dat de boot met al die mensen naar zee zou varen. Terwijl de getuige [getuige A] en haar man keken, kwamen er steeds meer mensen aan boord van die boot. Toen hebben zij besloten om het kantoor van de jachthaven te bellen. De eerste groep die aan boord ging bestond uit zeven tot acht mensen en een begeleider. De begeleider had een Midden-Oosters uiterlijk, Arabier misschien, of Turks. De rest van de groep zag er buitenlands uit; het hadden Syriërs kunnen zijn. De tweede groep was de groep Chinezen; zij gingen ook aan boord van de boot. Die groep bestond uit ongeveer vijf mensen, die ook begeleid werden. Twee personen van de Chinese groep droegen splinternieuwe oranje reddingsvesten. Toen die groep aan boord stapte, gingen zij naar het achterste gedeelte van de boot. De eerste groep was naar de voorkant gegaan. Daarna hebben de getuige en haar man nog een groep gezien. Deze groep werd door een vrouw naar de boot begeleid. De getuige denkt dat deze groep uit acht personen bestond en dat elke groep uit zeven of acht mensen bestond. Tegen die tijd hadden de getuige en haar man ruim twintig mensen op de boot geteld. Gezien de omvang van de boot en het aantal mensen aan boord, was dat niet veilig. De getuige heeft in totaal drie begeleiders gezien. Op de boot heeft de getuige onder het afdekzeil twee mannen zien zitten. Als één van de groepen aan boord kwam, dirigeerden zij die mensen naar een bepaalde kant van de boot.
Vervolgens werd op diezelfde dag door de Koninklijke Marechaussee een melding ontvangen van een medewerker van Marina Seaport IJmuiden, dat er vermoedelijk twintig illegalen op een zeiljacht zaten dat mogelijk ging uitvaren naar Groot-Brittannië. Het zeiljacht lag in de jachthaven in IJmuiden afgemeerd. Op het dek van deze boot (genaamd: ‘Moses Agga’) werden twee mannen aangetroffen, te weten de later aangehouden verdachten [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9]. Van zowel [medeverdachte 8] als [medeverdachte 9] lagen aan boord hun legitimatiebewijzen. Uit het vooronder kwamen in totaal elf mannen tevoorschijn. Eén van hen verklaarde dat zij allen van Albanese afkomst waren. In het achtersteven van de boot werd een aantal mannen en vrouwen aangetroffen van vermoedelijk Aziatische afkomst. In het portiek van het appartementencomp[voornaam medeverdachte 1] bij de haven werden vervolgens nog eens drie mannen van vermoedelijk Aziatische afkomst aangetroffen. Eén van hen was in het bezit van een zwemvest. In totaal werden ter plaatse vierentwintig vreemdelingen aangetroffen, waarvan is vastgesteld dat elf van Albanese afkomst waren en dertien van Vietnamese afkomst. Enkele vreemdelingen waren minderjarig.
De op en nabij de boot aangetroffen vreemdelingen zijn allen als getuigen gehoord. De elf Albanese personen hebben allen verklaard dat zij met de boot waarop zij waren aangetroffen een stukje zouden gaan varen. De getuigen [vreemdeling A.7], [vreemdeling A.1], [vreemdeling A.9] en [vreemdeling A.3] hebben verklaard over geldbedragen die zij hiervoor zouden hebben betaald of nog zouden betalen. De getuige [vreemdeling A.5] heeft verklaard dat werd gezegd dat ze snel de boot in moesten, dat ze niet gezien moesten worden. Van de dertien Vietnamese vreemdelingen hebben de getuigen [vreemdeling V.1], [vreemdeling V.2], [vreemdeling V.10], [vreemdeling V.5], [vreemdeling V.13], [vreemdeling V.7], [vreemdeling V.9] en [vreemdeling V.11] verklaard dat zij naar Engeland wilden. De getuige [vreemdeling V.11] heeft bij de rechter-commissaris op 2 februari 2016 verklaard dat iedereen die op de boot zat, naar Engeland wilde. Enkele Vietnamese vreemdelingen hebben later nog een uitgebreide verklaring afgelegd over hun doorreis door Nederland vanaf het Centraal Station in Amsterdam naar (uiteindelijk) de boot waarop zij in IJmuiden zijn aangetroffen. Bij de getuige [vreemdeling V.8] zijn twee treintickets aangetroffen van de Thalys van Parijs naar Amsterdam, met als aankomsttijd 19:42 uur in Amsterdam. Op camerabeelden van het Centraal Station van Amsterdam d.d. 14 augustus 2015 om 19.44 uur zijn vier personen zichtbaar met dezelfde kleding als de getuigen [vreemdeling V.9], [vreemdeling V.12], [vreemdeling V.2] en [vreemdeling V.8] ten tijde van hun aanhouding droegen.
De getuige [getuige B] heeft tegenover de politie verklaard dat haar vriend [medeverdachte 9] haar had verteld dat hij aan het oefenen was met zeilen. Hij zou vijfentwintig mensen naar Engeland brengen. Hij deed dat samen met [medeverdachte 8]. Hij zou er veel geld voor krijgen. [medeverdachte 9] had haar verteld dat hij sinds ongeveer anderhalve week oefende met zeilen. Hij zou woensdag weggaan, maar dat ging niet door. Hij zei dat hij in de ochtend van zaterdag zou gaan varen.
Op camerabeelden van Marina Seaport IJmuiden van de periode 10 augustus 2015 tot en met 15 augustus 2015 is te zien dat de verdachten [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] op 10, 12, 14 en 15 augustus 2015 meermalen de steiger, waaraan de Moses Agga lag, op- en aflopen. Op deze dagen en tijdstippen stralen de telefoons van [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] ook telkens zendmasten aan in de directe omgeving van de jachthaven. Op camerabeelden, gericht op de havenmond van de jachthaven, is te zien dat de Moses Agga op 10 augustus 2015 de haven in- en uitvaart. Op camerabeelden van 14 augustus 2015 is te zien dat [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] de jachthaven binnenkomen met sporttassen, soortgelijk aan tassen die later aan boord van de Moses Agga werden aangetroffen.
Op een onder [medeverdachte 9] in beslag genomen telefoon zijn afbeeldingen van delen van zeekaarten van de vaarroute Nederland-Engeland aangetroffen, geïnstalleerde
appsmet betrekking tot het weer en navigatie op zee, een filmbestand van 10 augustus 2015, waarin met de Moses Agga wordt gevaren, en foto’s van de Moses Agga van 13 augustus 2015, waarop onder meer dezelfde schoenen zichtbaar zijn als de schoenen die [medeverdachte 8] bij zijn aanhouding droeg. Tevens is uit onderzoek gebleken dat met deze telefoon op 15 augustus 2015 op internet is gezocht naar onder meer ‘scheepsweerbericht’ en ‘migranten vermist op zee’. Daarnaast werden in de telefoon WhatsApp-chatsessies aangetroffen tussen [medeverdachte 9] en de getuige [getuige B] (‘[getuige B]’) en tussen [medeverdachte 9] en [medeverdachte 8]. Op 10 augustus 2015 appt [medeverdachte 9] de getuige [getuige B] dat hij met [medeverdachte 8] aan het varen is, dat er hoge golven zijn, dat hij op een vaarroute van grote schepen zat en dat de kustwacht eraan kwam. Op 14 augustus 2015 appt hij de getuige [getuige B] dat hij met [medeverdachte 8] op de boot is en dat zij alles even aan het neerleggen zijn zoals zij willen. Op 15 augustus 2015 appt [medeverdachte 9] de getuige [getuige B] ten slotte om 01:47 uur dat zij net een stukje waren varen op zee, met harde regen en bliksem. Uit WhatsApp-chatsessies met [medeverdachte 8] volgt dat [medeverdachte 8] op 11 augustus 2015 een ‘Boating Europa’-navigatie is gaan halen. [medeverdachte 8] vraagt [medeverdachte 9] of hij wil kijken of hij een betere kan vinden en of het vervoer voor de terugweg al is geregeld. Op 12 augustus 2015 appt [medeverdachte 8] dat het de komende dagen slecht weer gaat worden, en dat ze vragen of ze met een uurtje klaar kunnen staan om alles in orde te maken voor vertrek.
Bij een doorzoeking in de woning van [medeverdachte 8] werden onder meer uitgeprinte bescheiden aangetroffen met betrekking tot de weers- en windverwachting van het KNMI in de periode 9 augustus 2015 tot en met 15 augustus 2015, en ook een schrijfblok met handgeschreven instructies over het varen op zee. Ook werden op een laptop in die woning vier documenten aangetroffen met instructies over varen en vaarregels.
Bij de doorzoeking van de Moses Agga werd een zwarte schrijfmap aangetroffen met daarin een zeekaart ‘Passage Chart – Southern North Sea’, waarop met pen een route was getekend van IJmuiden naar de kust van Engeland ter hoogte van de plaats Sea Palling. Ook werden handgeschreven instructies met betrekking tot het varen op zee aangetroffen en een handgeschreven notitie genaamd ‘onze taken’, met daarin onder meer opgesomd: ‘kotszakken geven/uitleggen’, ‘drinken en eten uitleggen’, ‘uitleg wc spoelen’, ‘reddingsvesten’ en ‘wat ze niet mogen’.
Het NFI heeft het handschrift van deze notities vergeleken met de handschriften van in de woningen van [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] in beslag genomen notities en is tot de conclusie gekomen dat het handschrift van de op de Moses Agga aangetroffen notities grote overeenkomsten vertoont met het handschrift van [medeverdachte 8].
Tot slot werden op de Moses Agga drieëndertig zwemvesten aangetroffen, waarvan er negentien nog geheel in de plastic verpakking zaten, en grote hoeveelheden potten pindakaas en chocopasta. Ook werd achter het roer een vlag van het Verenigd Koninkrijk aangetroffen, en een digitale fotocamera met als user account
[medeverdachte 8]@hotmail.comen foto’s van [medeverdachte 8], ook samen met [medeverdachte 9]. [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op aan hem getoonde foto’s van [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] de twee jongens herkent aan wie hij op 10 of 12 augustus 2015 de sleutels van de Moses Agga heeft overgedragen en die op de boot zaten toen hij de mensen naar de boot bracht. [medeverdachte 1] herkent op aan hem getoonde camerabeelden van Marina Seaport IJmuiden d.d. 10 en 12 augustus 2015 zichzelf, [verdachte 1], en de twee jongens van de getoonde foto’s [het hof begrijpt: [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9]].
In een in de penitentiaire inrichting opgenomen gesprek tussen [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] bespreken [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] “dat er een half jaar per persoon op staat, maar dat een poging korter is, zodat ze vier jaar kunnen vragen”. [medeverdachte 8] zegt dat hij er allang vanuit is gegaan dat hij een paar jaar naar binnen moet. Ook spreken zij over “tien ruggen” [het hof begrijpt: € 10.000,-].
- aanschaffen/verwerven ‘Moses Agga’getuige C] heeft verklaard dat hij de boot (‘Moses’) op 21 juli 2015 heeft verkocht aan een negroïde man. Er was een Belgische expert ingehuurd, die de boot grondig controleerde. De boot lag toen in Huizen. De havenmeester van de jachthaven in Huizen heeft op 19 oktober 2015 verklaard dat hij van een collega had gehoord dat er die dag een man langs was geweest die had aangegeven de eigenaar te zijn van de ‘Moses’. De man heette blijkens door hem achtergelaten personalia: [medeverdachte 5]. Op het door [getuige C] in kopie overgelegde koopcontract van de Moses is de naam van de koper niet ingevuld, maar is door de koper (partij B) wel een handtekening geplaatst. Een forensisch handschriftdeskundige heeft deze handtekening vergeleken met door [medeverdachte 5] ondertekende politieverhoren in deze zaak en is tot de conclusie gekomen dat het waarschijnlijker is dat de handtekening onder het koopcontract afkomstig is van [medeverdachte 5] dan dat die handtekening een nabootsing betreft.
- (laten) verrichten van onderhoud aan de bootUit telecomonderzoek is gebleken dat een telefoonnummer dat wordt toegeschreven aan [medeverdachte 7] op 29 juli 2015 heeft gebeld met het bedrijf [bedrijf A] te Almere (hierna: [bedrijf A]). De getuige [getuige D], een medewerker van [bedrijf A], heeft verklaard dat hij op 29 juli 2015 werd gebeld door een persoon die een servicebeurt wilde laten uitvoeren aan de motor van zijn boot. Het betrof een boot met een Yanmar YSB12 dieselmotor. De Moses Agga is voorzien van een 12pk Yanmar dieselmotor. In de onder [verdachte 2] in beslag genomen telefoon is een notitie aangetroffen van 24 juli 2015 met de tekst: ‘Ysb12Yanmar diesel’.
De getuige [getuige D] heeft verklaard dat op 5 augustus 2015 een blanke man van ongeveer 50 jaar de factuur in de winkel contant kwam betalen. De man gaf aan dat hij toevallig in de buurt was met een boot die hij voor de winkel met een hijskraan uit het water had laten halen. De getuige verklaart dat dit door de havenmeester van Marina Muiderzand moet zijn gedaan. Nadat de man de factuur had betaald, gaf hij de getuige te kennen dat hij een dieptemeter op zijn boot wilde installeren. De getuige heeft de man voor de aanschaf daarvan verwezen naar het naastgelegen bedrijf [bedrijf B]. De getuige heeft de man later geholpen om de dieptemeter op de boot te installeren. De getuige [getuige E], die op 4 augustus 2015 in de haven in Huizen het onderhoud aan de motor van de boot heeft uitgevoerd, heeft bij het zien van een foto van de ‘Moses Agga’ verklaard dat dat wel het schip moest zijn waaraan hij de werkzaamheden had uitgevoerd, nu er niet zoveel van dit type boten zijn. Uit de factuur van [bedrijf A] d.d. 5 augustus 2015 blijkt dat deze was gericht aan [bedrijf C], welk bedrijf volgens een uittreksel van de Kamer van Koophandel op naam staat van [medeverdachte 5]. Uit onderzoek bij de jachthaven Marina Muiderzand te Almere is gebleken dat op 5 augustus 2015 op verzoek van ‘[voornaam medeverdachte 1]’ een boot met een lengte van 9 meter uit het water op de bok is gezet. ‘[voornaam medeverdachte 1]’ maakte gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer eindigend op *1406]. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat dit zijn telefoonnummer was.
Op de Moses Agga werd een navigatiesysteem van het merk Raymarine, een dieptemeter van het merk Condor F238, en een zeekaart van het merk Imray C25 aangetroffen. Uit onderzoek bij [bedrijf B] te Almere (hierna: [bedrijf B]) is gebleken dat op 24 juli 2015 om 15:06 uur precies dezelfde goederen zijn gekocht. Uit telecomonderzoek is gebleken dat op 24 juli 2015 op dit tijdstip de telefoonnummers die worden toegeschreven aan [medeverdachte 7], [medeverdachte 3] en [verdachte 1] gebruikmaakten van zendmasten in de directe omgeving van [bedrijf B]. Tevens is gebleken dat op een laptop, die tijdens een doorzoeking op de [straatnaam pand E] in Bussum in beslag is genomen, op 24 juli 2015 in de ochtend via Google is gezocht naar ‘plotter navigatie boot kopen Gooi’ en ‘[straatnaam bedrijf B]’, zijnde het adres van [bedrijf B]. Het adres [straatnaam pand E] in Bussum is het BRP-adres van [medeverdachte 3] en was in die periode tevens de feitelijke verblijfplaats van [verdachte 2].
- kopen van dertig zwemvestenTijdens de doorzoeking van de Moses Agga werden aan boord drieëndertig zwemvesten aangetroffen. Op de verpakking van één van drie in beslag genomen zwemvesten werd door de Unit Forensische Opsporing van de Koninklijke Marechaussee een vingerafdruk aangetroffen van [verdachte 1]. Uit telecomonderzoek is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer eindigend op *6843] op 25 juli 2015 en op 27 juli 2015 belcontacten heeft met het bedrijf [bedrijf D] te Alphen aan den Rijn, welk bedrijf soortgelijke zwemvesten verkoopt als die op de Moses Agga zijn aangetroffen. Op 27 juli 2015 heeft het nummer om 09:29 uur en 09:46 uur een uitgaand belcontact met het bedrijf. Genoemd telefoonnummer wordt toegeschreven aan [medeverdachte 7]. De getuige [getuige F], eigenaar van [bedrijf D], heeft verklaard dat hij op 27 juli 2015 door voornoemd telefoonnummer werd gebeld met de vraag of hij dertig reddingsvesten op voorraad had. Toen de getuige dit bevestigde, gaf de beller met voornoemd nummer door dat “een maatje van hem” de reddingsvesten zou komen ophalen. Als het telefoonnummer van dit maatje werd het nummer [telefoonnummer eindigend op *5709] doorgegeven. Deze persoon zou bellen als hij in de buurt was, hetgeen ook is gebeurd. Uit telecomonderzoek volgt dat [verdachte 1] als gebruiker van het telefoonnummer eindigend op *5709 kan worden aangemerkt en dat dit telefoonnummer op 27 juli 2015 om 11:12 uur een uitgaand belcontact maakt met [bedrijf D], en daarbij gebruikmaakt van een zendmast gelegen aan de [straatnaam bedrijf D] te Alphen aan den Rijn, zijnde de straat waarin [bedrijf D] is gevestigd.
- omvaren boot naar Seaport IJmuiden en betalen liggeldmedeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij samen met [verdachte 1] een boot die in de haven van Huizen lag, naar de jachthaven van IJmuiden heeft gevaren en daar heeft aangemeerd. Zij hebben hiervoor € 250,00 gekregen. Dat geld lag bij hem in de brievenbus. [medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat hij in IJmuiden ook liggeld voor de boot heeft betaald, en de ligplaats later nog eenmaal heeft verlengd. Het door [medeverdachte 1] voorgeschoten liggeld heeft hij later ook in een enveloppe in de brievenbus gekregen. Bij de verlenging van de ligplaats kreeg [medeverdachte 1] het wel vooraf, met wat extra's voor het ernaartoe rijden. [medeverdachte 1] herkent op een hem getoonde foto van de Moses Agga de boot die hij met [verdachte 1] van Huizen naar IJmuiden heeft gevaren. Op de door de algemeen directeur van Marina Seaport IJmuiden overhandigde twee facturen betreffende de betaling van het liggeld voor de ‘Mozes Aga’ over de periode 8 augustus 2015 tot en met 12 augustus 2015 en de periode 12 augustus tot en met 17 augustus 2015, staat de naam ‘[medeverdachte 1]’ vermeld.
- ophalen personen vanaf het centraal station in Amsterdam en/of (een) andere locatie(s)De getuige [vreemdeling V.1] heeft verklaard dat hij op 14 augustus 2015 vanuit Parijs met de trein naar Amsterdam was gereisd, en dat hij werd opgehaald door een westerse man die hem in een witte bestelbus meenam. De getuige zou naar Engeland gaan. Op de boot waren twee westerse mannen aanwezig. De getuige [vreemdeling V.12] heeft verklaard dat hij samen met de getuige [vreemdeling V.8] naar Engeland wilde om daar te werken. Zij waren een dag voor hun aanhouding [het hof begrijpt: 14 augustus 2015] vanuit Parijs met de trein naar Amsterdam gereisd. Vanaf station Amsterdam Centraal zijn zij, samen met nog twee andere Vietnamezen, met een taxi naar een adres gegaan, waar zij vervolgens door een westerse man met een klein wit vrachtautootje werden opgehaald. De getuige [vreemdeling V.8] heeft ten slotte verklaard dat hij samen met de getuige [vreemdeling V.12] en nog twee anderen vanuit Frankrijk met de trein naar Nederland is gegaan. Vanaf het Centraal Station in Amsterdam namen zij een taxi naar een adres waar zij moesten overstappen in een witte auto met een soort box.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat de meeste vreemdelingen met een taxi in de buurt van het adres [straatnaam pand D] te Huizen waren afgezet, bij de sportvelden. [medeverdachte 1] heeft hen daar opgepikt. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij dit samen met [verdachte 1] heeft gedaan. [medeverdachte 1] denkt dat ze vanaf het centraal station in Amsterdam kwamen. Er was een Amsterdamse taxichauffeur en één taxi had ‘TCA’ op zijn bordje.
- (onder)brengen van personen in/naar een woning aan het adres [straatnaam pand D] te HuizenDe getuige [vreemdeling V.12] heeft verklaard dat zij, nadat zij waren overgestapt in een klein wit vrachtautootje, naar een woning reden. De auto reed bij de woning naar binnen. Daar stapten zij uit en werden zij direct via een trap naar boven gebracht. Beneden zaten de Albanezen en boven zaten de Vietnamezen. De getuige [vreemdeling V.8] heeft verklaard dat de witte auto met een box waarin zij waren overgestapt, ergens achteruit werd geparkeerd, waarna zij in een woning uitstapten. In de nacht kwamen steeds meer mensen aan. [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij en [verdachte 1] de vreemdelingen van de sportvelden naar de woning aan het adres [straatnaam pand D] te Huizen brachten. Dit was de woning van [medeverdachte 5]. Dit is bevestigd door de eigenaar van de woning, de getuige [getuige G]. Uit onderzoek naar (foto’s van) de woning op internet (
www.funda.nl) is gebleken dat de woning beschikt over een inpandige garage met een deur naar de woning. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat op het adres [straatnaam pand D] te Huizen [medeverdachte 5] de mensen opving en hen te eten en te drinken gaf. De mensen hebben overal in het huis gezeten. Er waren Aziaten, maar ook Europeanen; [medeverdachte 1] denkt uit de buurt van Bulgarije of Kosovo. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij, [verdachte 2] en [medeverdachte 5] wisten dat de vreemdelingen op het adres [straatnaam pand D] te Huizen verbleven. Dat wisten de volgende dag ook degenen die de vreemdelingen moesten ophalen: [medeverdachte 2], [verdachte 2] en nog een onbekend gebleven jongen. Uit telecomonderzoek is gebleken dat de telefoons, waarvan is vastgesteld dat deze in gebruik waren bij de verdachten [medeverdachte 1], de verdachte [verdachte 1], [medeverdachte 5] en [verdachte 2] op 14 en 15 augustus 2015 zendmasten in de directe omgeving van [straatnaam pand D] te Huizen hebben aangestraald.
- brengen/begeleiden van personen naar de jachthaven Seaport in IJmuiden / ter beschikking stellen reddingsvestenDe getuige [vreemdeling V.12] heeft verklaard dat zij de volgende ochtend met dezelfde witte auto naar de haven werden gebracht. Ze zaten toen met ongeveer zes personen in de auto. Toen zij uitstapten, zagen zij de zee en de haven. Iedereen die in de woning was, was er al, ook de Albanezen. Vanaf het strand werden zij vervolgens in groepjes van vijf naar de haven begeleid. Er waren vijf personen bij: drie blanke mannen, een zwarte man en een dikke vrouw. De getuige [vreemdeling V.8] heeft verklaard dat zij de volgende ochtend met ongeveer zeven personen weer in dezelfde auto zijn gestapt en dat zij vervolgens naar de zee, de plaats waar zij later werden aangehouden, zijn gereden.
De getuige [getuige H], woonachtig in de straat [straatnaam pand D], had zicht op de woning aan het [straatnaam pand D] te Huizen en heeft verklaard dat hij op 15 augustus 2015 rond 13.30 uur vijf donkere personen vanuit de woning aan het [straatnaam pand D] in een behoorlijk looptempo naar een auto op een nabijgelegen parkeerplaats zag lopen. Ongeveer tien minuten later zag getuige nog eens vijf donkere personen in een behoorlijk looptempo naar een auto op die parkeerplaats gaan, en weer tien minuten later nog eens vijf donkere personen. Kort daarop zag getuige vervolgens de drie witte bestelauto’s waarover hij eerder al heeft verklaard, met behoorlijke snelheid over het woonerf naar [straatnaam pand D] rijden, waar zij snel met de achterzijde naar de garage gingen staan en daar naar binnen reden. Kort daarna vertrokken de auto’s weer met aanzienlijke snelheid. Rond 15:00 uur heeft de getuige de laatste vijf donkere personen in een behoorlijk looptempo naar eerder genoemde parkeerplaats zien lopen. De getuige heeft dan twintig personen snellopend naar de auto’s zien gaan en zes personen die de drie witte bestelauto’s bemanden. Met de drie witte bestelauto’s bedoelt de getuige een witte Peugeot Expert met kenteken [kenteken Peugeot Expert], een witte Peugeot Partner met kenteken [kenteken Peugeot Partner] en een witte Fiat Doblo met kenteken [kenteken Fiat Doblo].
Uit gegevens van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) volgt dat kenteken [kenteken Peugeot Expert] (Peugeot Expert) op naam stond van [bedrijf F], welk bedrijf op naam stond van [medeverdachte 7]. Kenteken [kenteken Peugeot Partner] (Peugeot Partner) stond tot 4 augustus 2015 op naam van [bedrijf G], welk bedrijf op naam stond van [verdachte 1]. Verder is uit gegevens van de RDW gebleken dat een Opel Vectra met kenteken [kenteken Opel Vectra] op naam stond van [zoon medeverdachte 1], de zoon van [medeverdachte 1], een Audi A3 met kenteken [kenteken Audi A3] op naam van [medeverdachte 2], en een Jaguar S-type met kenteken [kenteken Jaguar S-type] op naam van [medeverdachte 5].
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij wel eens in de Doblo [het hof begrijpt: de Fiat Doblo met kenteken [kenteken Fiat Doblo]], de Peugeot Partner van [verdachte 1] [het hof begrijpt: de Peugeot Partner met kenteken [kenteken Peugeot Partner]] en de Opel Vectra met kenteken [kenteken Opel Vectra] van zijn zoon, rijdt. Tijdens observaties is waargenomen dat de verdachte en zijn medeverdachten gebruikmaakten van elkaars voertuigen. In een opgenomen telefoongesprek is te horen dat [medeverdachte 1] verschillende medeverdachten belt om na te gaan wie in het bezit is van de autosleutel van de Peugeot Expert is [het hof begrijpt: de Peugeot Expert met kenteken [kenteken Peugeot Expert]] en met de vraag waar de Fiat Doblo is. Daarnaast zijn tijdens een doorzoeking op de [straatnaam pand E] te Bussum, het adres waarop [verdachte 2] verblijft, de autosleutels aangetroffen van de Peugeot Expert ([kenteken Peugeot Expert]) en de Fiat Doblo ([kenteken Fiat Doblo]).
Op camerabeelden van de rotonde nabij Marina Seaport IJmuiden d.d. 15 augustus 2015 is te zien dat in een tijdsbestek van 26 minuten achtereenvolgens de volgende voertuigen richting de haven rijden: om 15:25 uur een voertuig gelijkend op de Opel Vectra met kenteken [kenteken Opel Vectra] op naam van de zoon van [medeverdachte 1], om 15:33 uur een voertuig gelijkend op de Peugeot Expert met kenteken [kenteken Peugeot Expert] op naam van het bedrijf van [medeverdachte 7] ([bedrijf F]), om 15:45 uur een voertuig gelijkend op de Audi A3 met kenteken [kenteken Audi A3] op naam van [medeverdachte 2], en om 15:51 uur twee voertuigen gelijkend op respectievelijk de Fiat Doblo met kenteken [kenteken Fiat Doblo] en de Jaguar S-type met kenteken [kenteken Jaguar S-type] op naam van [medeverdachte 5].
Op camerabeelden van de toegang tot Marina Seaport IJmuiden van 15 augustus 2015 is te zien dat om 15:54 uur NNman3 samen met vier personen met een Mediterraans uiterlijk in de haven richting de steiger loopt. Om 16:04 uur loopt NNman1 de haven binnen, vergezeld door drie mannen met een Mediterraans uiterlijk. Om 16:11 uur loopt NNman4 samen met drie mannen en twee vrouwen met een Aziatisch uiterlijk de steiger op en om 16:39 uur loopt NNman2 de haven binnen, vergezeld door vijf personen met een Aziatisch uiterlijk. Om 17:20 uur ten slotte loopt NNvrouw1 samen met zes mannen met een Mediterraans uiterlijk de steiger op. Op de camerabeelden is verder te zien dat NNman2 om 16:20 uur bij de toegangspoort naar de steigers een telefoon aan zijn oor houdt. Uit een analyse van de mastverkeersgegevens van zendmasten nabij de haven van IJmuiden is gebleken dat op 15 augustus 2015 om 16:20 uur telefoonnummer [telefoonnummer eindigend op *5637], welk nummer is afgegeven op naam van [verdachte 2], belcontact maakt met telefoonnummer [telefoonnummer eindigend op *1406]. Dit nummer was in gebruik bij [medeverdachte 1].
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard zichzelf als NNman2 op de beelden te herkennen, samen met Aziatische personen. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de Aziatische personen heeft meegenomen in de auto, hij denkt de Doblo. Hij zou hiervoor € 30,00 per persoon krijgen. De mensen wilden graag naar Engeland. [medeverdachte 1] heeft deze mensen opgepikt bij de woning aan het [straatnaam pand D] te Huizen. Hij heeft deze mensen vervolgens naar de boot in IJmuiden gebracht, naar die twee jongens aan wie hij een paar dagen daarvoor de sleutels van de boot had gegeven [het hof begrijpt: [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9]]. Op de boot zaten behalve die twee jongens nog vijf andere Aziatische personen. [medeverdachte 1] dacht op dat moment dat de boot voor twaalf personen geschikt zou zijn. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [verdachte 2] er die dag ook bij was. Hij liep ook met vier mensen. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op 15 augustus 2015 rond de middag naar de woning aan het [straatnaam pand D] te Huizen is gegaan. Zij hebben het in overleg gedaan: hij, [verdachte 1], [medeverdachte 2], [verdachte 2], [medeverdachte 5] en de onbekende jongen. [medeverdachte 1] reed in de Doblo, [verdachte 1] in de Opel Vectra, [medeverdachte 5] in zijn eigen Jaguar, [medeverdachte 2] in haar eigen Audi, en [verdachte 2] en de andere jongen in de Partner van [bedrijf G] [het hof begrijpt: de Peugeot Partner]. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hun hele groepje erbij betrokken is geweest. Met het hele groepje bedoelt hij: [medeverdachte 2], [verdachte 1], [verdachte 2], [medeverdachte 5], hijzelf en de onbekende jongen. [medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat hij en [verdachte 1] voor het incident van 15 augustus 2015 naast hun gebruikelijke werktelefoons voor de wiet, een andere prepaid-telefoon hadden gekregen. In die telefoon stonden vier nummers; [medeverdachte 1] denkt onder meer de nummers van de jongens van de boot. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de telefoon heeft gekregen op de dag dat hij de ligplaats van de boot heeft verlengd, te weten op 12 augustus 2015. De telefoon is voornamelijk op 14 en 15 augustus 2015 gebruikt.
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat zij zichzelf op haar getoonde screenshots van camerabeelden van de haven in IJmuiden van 15 augustus 2015 herkent, waarbij achter haar zes mannen lopen. Op de beelden is zichtbaar dat twee van de zes mannen een zwemvest dragen. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij op 14 augustus 2015 op verzoek van [medeverdachte 1] naar de woning aan het [straatnaam pand D] te Huizen is gegaan. Daar waren [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] heeft toen haar auto geleend en is weggegaan. Later kwamen er nog twee buitenlandse mannen binnen. Zij waren licht getint en spraken met elkaar dezelfde taal. De ene man kwam een beetje agressief over, de ander was rustig. [medeverdachte 2] denkt op een aan haar getoonde foto van [verdachte 2] de rustige jongen die zij op 14 augustus 2015 in de woning aan het [straatnaam pand D] te Huizen heeft gezien, te herkennen. Over 15 augustus 2015 heeft [medeverdachte 2] verklaard dat [medeverdachte 1] haar had gevraagd om op 15 augustus 2015 mensen weg te brengen. Hij vroeg haar dit via haar ‘werktelefoon’, de telefoon die normaliter alleen gebruikt werd voor het maken van afspraken over het knippen van wiet, en welke telefoons, of simkaarten daarvan, maandelijks weer vernietigd moesten worden. Zij is die dag eerst met haar auto naar de woning aan het [straatnaam pand D] te Huizen gegaan. Daar waren ook [medeverdachte 1], [medeverdachte 5] en twee onbekende jongens. Zij kreeg daar van [medeverdachte 1] de opdracht om drie jongens naar IJmuiden te rijden. Die jongens kwamen van boven uit de woning. In IJmuiden heeft zij haar auto geparkeerd en is zij naar het strand gelopen. Die drie jongens liepen met haar mee. Op het strand zag zij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] weer. Ook stonden daar mensen in groepjes. Vervolgens moest zij op teken van [medeverdachte 1] naar het einde van de steiger lopen en liepen er mensen achter haar aan. Na het afleveren van de mensen heeft zij de steiger weer verlaten en is zij weer naar haar auto gelopen. Zij zag toen [medeverdachte 5] bij een bushalte staan, en in het bushokje daarbij zaten niet Nederlandse mensen. [medeverdachte 2] denkt de rustige jongen die ze op 14 augustus 2015 op het [straatnaam pand D] had gezien, op 15 augustus 2015 weer in de woning aan het [straatnaam pand D] te hebben gezien. [medeverdachte 2] heeft de rustige jongen [het hof heeft hiervoor reeds vastgesteld: [verdachte 2]] op 15 augustus 2015 ook op de parkeerplaats bij de haven van IJmuiden gezien. Daar waren toen ook [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5]. Tot slot heeft [medeverdachte 2] verklaard dat zij op 14 augustus 2015 haar auto aan [medeverdachte 1] heeft uitgeleend. Zij ging er vanuit dat zij voor het wegbrengen van de mensen “gewoon 15 euro per uur” zou krijgen.
[verdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat hij gebruik maakte van telefoonnummer [telefoonnummer eindigend op *5637]. Hij heeft verklaard dat dit het enige telefoonnummer is dat hij gebruikte. Uit telecomonderzoek is gebleken dat dit telefoonnummer op 14 augustus 2015 van 19:12 uur tot en met 21:09 uur, en van 23:30 uur tot en met 23:57 uur zendmasten in de directe omgeving van de woning aan het [straatnaam pand D] te Huizen heeft aangestraald. Op 15 augustus 2015 straalde het nummer van 00:51 uur tot en met 10:03 uur wederom zendmasten aan in de directe omgeving van die woning, en ook tussen 13:30 uur en 14:45 uur. Vervolgens verplaatste het nummer zich in de richting van IJmuiden en maakte het daar tussen 15:29 uur en 17:02 uur meermalen gebruik van een zendmast in de directe omgeving van de jachthaven van IJmuiden. Uit een overzicht van belcontacten volgt dat het nummer op 15 augustus 2015 zes maal contact maakte met [medeverdachte 1], waarbij zendmasten in de directe omgeving van de jachthaven IJmuiden werden aangestraald, en vijftien keer met [verdachte 1], waarbij zendmasten in de directe omgeving van het adres [straatnaam pand D] te Huizen en de jachthaven van IJmuiden werden aangestraald.
Uit telecomonderzoek is gebleken dat ook de telefoons, waarvan is vastgesteld dat deze in gebruik waren bij [verdachte 1] en [medeverdachte 5], op 15 augustus 2015 tussen 15:23 uur en 17:52 uur meermalen zendmasten in de directe omgeving van de jachthaven in IJmuiden hebben aangestraald.
- levensgevaarR.H.A. van Dijk, scheeps- en werktuigkundig expert, heeft in zijn rapport van 2 maart 2016 na onderzoek van de Moses Agga geconcludeerd dat het transport dat door de bemanning zou worden uitgevoerd volstrekt onverantwoordelijk was. Door de uitrusting van het zeiljacht, waaronder de beperkte en niet geschikte reddingsmiddelen, welke met name geschikt waren voor gebruik in beschut water, het ontbreken van de mogelijkheid tot het geven van noodsignalen, de technische staat van het zeiljacht, de overbelading, het gebrek aan vaarkennis bij de bemanning, en het vaargebied, dat zich kenmerkt door sterke stromingen en drukke scheepvaart, acht Van Dijk het onwaarschijnlijk dan wel onmogelijk dat het transport tot een goed einde gebracht had kunnen worden. Door het gebrek aan goed zeemanschap zouden schip, opvarenden en bemanning naar zijn oordeel in direct levensgevaar zijn gebracht. Ook deskundige K. Coers, scheepsexpert, concludeert in zijn rapport dat de Moses Agga onder alle omstandigheden ongeschikt was voor een overtocht van IJmuiden naar Engeland met 24 passagiers en bemanning aan boord. De staat van het voertuig en de uitrusting en geschiktheid om zoveel passagiers te vervoeren werd door de deskundige als zwaar onvoldoende beoordeeld, waardoor de kans op schipbreuk bijzonder groot zou zijn geweest.
Bij een doorzoeking op het adres [straatnaam pand E] te Bussum, het BRP-adres van verdachte [medeverdachte 3] en de verblijfplaats van [verdachte 2], is een laptop van het merk Acer in beslag genomen. Uit onderzoek van deze laptop is gebleken dat op 10 augustus 2015 via Google Maps is gezocht naar de plaats Winterton-on-Sea (UK). Deze plaats ligt op 14 minuten met de auto van de Engelse plaats Sea Palling, naar welke plaats de route op de, op de Moses Agga aangetroffen, zeekaart vanuit IJmuiden was getekend. Voorts is op deze laptop in de periode van 20 april 2015 tot en met 7 augustus 2015 via Google gezocht naar het kopen van zeewaardige boten, nieuws over vluchtelingen en boten, het vergroten van een brandstoftank op een boot, landingsplaatsen van immigranten, boten huren om naar Engeland te varen, ‘military boats sea europe illegal immigrants’, het aanvragen van een Albanees visum, het kopen van zwemvesten, en staat daarin het telefoonnummer van [bedrijf A] en IJmuiden vermeld.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat iedereen gebruik maakte van de woning aan de [straatnaam pand E]. Onder meer [medeverdachte 1], [medeverdachte 7], [verdachte 1], [medeverdachte 5], en [medeverdachte 3] en [verdachte 2] beschikten over een sleutel van deze woning. Tijdens observaties van het pand is de aanwezigheid van deze personen aldaar geconstateerd. Als gevolg van stankoverlast zijn ze, aldus [medeverdachte 1], verhuisd naar het pand aan de [straatnaam pand F] te Bussum. Het pand werd per 1 december 2015 gehuurd door [bedrijf F], het bedrijf van [medeverdachte 7].
Op een in het pand aan de [straatnaam pand F] te Bussum in beslag genomen laptop (merk Acer) is in de periode van 14 juli 2015 tot en met 24 juli 2015 eveneens met behulp van Google gezocht hoe lang en hoeveel kilometer het varen is naar Engeland. Ook is gezocht naar het kopen van zwemvesten. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat van het pand aan de [straatnaam pand F] te Bussum in ieder geval [medeverdachte 1], [verdachte 1], [medeverdachte 3], [medeverdachte 5], [verdachte 2] en [medeverdachte 7] een sleutel hadden. Deze personen zijn waargenomen tijdens observaties van het pand. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] noemen het pand aan de [straatnaam pand F] te Bussum ‘het kantoor’.
Ten aanzien van de hennepzaken (feit 2) en deelneming aan een criminele organisatie (feit 3)
Het gebruik van ‘werktelefoons’
Uit opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken van [medeverdachte 1] op telefoonnummer [telefoonnummer eindigend op *1406] en een observatie van 18 november 2015 is naar voren gekomen dat [medeverdachte 1] vermoedelijk ook gebruik maakte van een onbekend ander nummer. Door de inzet van een IMSI-catcher is gebleken dat hij op 18 november 2015 gebruik maakte van een telefoontoestel met IMEI-nummer [IMEI-nummer eindigend op *4330] en telefoonnummer [telefoonnummer eindigend op *6145] (Lyca Mobile). De eerste registratie van dit nummer vond plaats op 27 oktober 2015. Het nummer maakte vervolgens contact met acht mobiele (Lyca) prepaid-nummers die ook allemaal op 27 oktober 2015 geactiveerd werden. Alle negen telefoons werden tussen 14.35 uur en 14.50 uur geactiveerd op 27 oktober 2015 waarbij alle telefoons een zendmast aanstraalden in de directe omgeving van de [straatnaam pand E] te Bussum, het woonadres van [medeverdachte 3], tevens het verblijfsadres van [verdachte 2].
Door het telecomonderzoek is vastgesteld dat acht van deze telefoonnummers in gebruik waren bij: [medeverdachte 1] (*6145), [medeverdachte 5] (*5698), [medeverdachte 3] (*6859), [verdachte 1] (*6079), [medeverdachte 7] (*6375), [medeverdachte 4] (*5367), [persoon H] (*5520) en [medeverdachte 2] (*6593). Voor deze nummers zijn tapbevelen afgegeven.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij onderling werktelefoons gebruikten die minder makkelijk te traceren zijn. In zijn werktelefoon staan slechts vijf contacten: [medeverdachte 3] ([bijnaam medeverdachte 3]), [verdachte 1] ([bijnaam verdachte 1]), [persoon H] ([bijnaam persoon H]), [medeverdachte 5] ([bijnaam medeverdachte 5]) en [persoon B] ([bijnaam persoon B]).
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij elke maand van [medeverdachte 1] een andere telefoon kreeg zodat zij wist wanneer zij weer wiet moest gaan knippen. Zij kreeg de telefoon voor het knippen van wiet met nummers aangeleverd. [medeverdachte 1] stond daarin als “ouwe”, [medeverdachte 3] als “kleine”.
Tapgesprekken, observaties en verklaringen met betrekking tot [straatnaam pand A] te Bussum
Getapte gesprekken d.d. 2 december 2015
- 18:58 uur: [verdachte 1] vraagt aan [medeverdachte 1] of hij die blauwe dingen al in de auto heeft gezet of daarheen heeft meegenomen en wie de Expert heeft. [medeverdachte 1] gaat het dadelijk doen met de jongens en gebruikt de andere auto.
- 20:59 uur: [medeverdachte 1] vraagt [verdachte 1] wie de sleutel van de Expert heeft, hij ziet de Doblo nergens. [persoon C] heeft de sleutel van de Expert. [persoon C] heeft [verdachte 1] afgezet en heeft morgenochtend de auto nodig. Misschien heeft de jongste de Doblo.
- 21:01 uur: [medeverdachte 1] vraagt [medeverdachte 5] of hij de sleutel van de Expert heeft en of hij weet waar de Doblo is. [medeverdachte 5] heeft de sleutel van de Expert en denkt dat de kleinste de Doblo heeft. [medeverdachte 1] belt vervolgens [verdachte 2] (‘de jongste’) en [medeverdachte 3] (‘de kleine’) met de vraag of zij weten waar de Doblo staat.
Leden van het observatieteam hebben op 12, 18 en 27 november 2015 en 11, 15 en 23 december 2015 waarnemingen gedaan waaruit blijkt dat de Peugeot Expert, kenteken [kenteken Peugeot Expert] op naam van het bedrijf [bedrijf F] van [medeverdachte 7] werd gebruikt door [medeverdachte 1], [verdachte 2], [medeverdachte 5], [verdachte 1] en [medeverdachte 7]. Ook is tijdens observaties gezien dat de Fiat Doblo, voorzien van kenteken [kenteken Fiat Doblo], op 17 november 2015 en op 4 en 21 december 2015 door [medeverdachte 1], [verdachte 1], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 7] werd gebruikt.
Getapte gesprekken d.d. 3 december 2015
- 05:08 uur: [medeverdachte 5] meldt [medeverdachte 10] dat hij er is.
- 05:12 uur: [medeverdachte 5] sms’t dat hij nu met [medeverdachte 10] gaat beginnen.
- 05:55: [verdachte 2] wordt gebeld door [persoon D] die er bijna is. [verdachte 2] gaat alvast naar beneden.
- 06:45 uur: [medeverdachte 1] belt met [persoon H] dat zij er met een minuutje zijn.
- 07:02 uur: [medeverdachte 1] vraagt [verdachte 1] de deur beneden open te doen.
- 09:51 uur: [medeverdachte 1] vraagt [medeverdachte 2] of het te doen is en of ze om drie uur klaar is. [medeverdachte 2] denkt een uur of zeven à acht. Ze zal het doorgeven.
- 16:48 uur: [medeverdachte 1] vraagt [medeverdachte 2] hoever ze nu zijn. [medeverdachte 2] zegt dat de vijfde nu net ligt.
- 18:22 uur: [medeverdachte 1] vraagt [medeverdachte 4] of hij boven een paar van die grote lege tassen voor hen wil pakken, zij komen zo naar hem toe.
- 19:13 uur: [medeverdachte 1] geeft door aan [persoon H] dat hij binnen vijf minuten bij ‘N’ is.
- 20:20 uur: [medeverdachte 1] meldt [medeverdachte 4] dat ze er bijna zijn.
Getapte gesprekken d.d. 4 december 2015
- 05:12 uur: [medeverdachte 5] meldt [medeverdachte 10] dat hij er is.
- 05:54 uur: [verdachte 2] wordt gebeld door [persoon D] die er bijna is. [verdachte 2] moet die tas met kleding niet vergeten.
- 06:43 uur: [medeverdachte 1] zegt tegen [persoon H] dat hij er over vijf minuten is.
- 11:16 uur: [medeverdachte 2] antwoordt [medeverdachte 4] dat het goed gaat, nog iets meer dan 2.5 pot.
- 11:21 uur: [medeverdachte 3] vraagt [persoon H] of het goed gaat. Het gaat snel, ze zijn al met de 4e bezig. [medeverdachte 3] vraagt [persoon H] door te geven dat ze pas mogen omkleden en weggaan als alles opgeruimd is.
Uit een observatie d.d. 4 december 2015 volgt dat om 11:22 uur de Fiat Doblo waar [medeverdachte 1] in reed, stond geparkeerd in de directe omgeving van een perceel op de kruising [straatnaam A]/[straatnaam pand C] te Huizen. [medeverdachte 1] stond in de deuropening van de garage van dit perceel ([straatnaam pand C]). Om 12.35 uur vertrok de Fiat Doblo weer.
- 12:42 uur: [medeverdachte 1] zegt tegen [persoon H] dat hij er zo is.
- 12:44 uur: [medeverdachte 1] vraagt [medeverdachte 3] of de jongelui waar hij nu naar toe rijdt pizza kunnen eten. [medeverdachte 3] zegt: doe maar, ze hebben gisteren ook een lange dag gehad.
- 12:46 uur: [medeverdachte 4] vraagt [medeverdachte 2] hoe lang zij nog denkt en of ze vier of vijf potten hadden. Ze zijn zo snel klaar. Hij zegt ook dat ze goed moeten schoonmaken en dat ze dat moet doorgeven.
Uit een observatie d.d. 4 december 2015 volgt dat om 13:27 uur [medeverdachte 1] in [bedrijf H] stond, waar ze pizza’s verkopen. Om 13:34 uur reed [medeverdachte 1] daar weg in de Doblo.
13:37 uur: [medeverdachte 1] vraagt [persoon H] of hij het zo even aanpakt. [persoon H] komt eraan.
Uit een observatie d.d. 4 december 2015 volgt dat om 13.38 uur de Fiat Doblo op de kruising [straatnaam pand E]/[straatnaam pand A] te Bussum stopt. [medeverdachte 1] maakt daar contact met een man met fors postuur. Het signalement van deze man komt overeen met dat van [persoon H].
- 14:50 uur: [medeverdachte 2] laat [medeverdachte 4] weten dat ze over een half uurtje klaar zijn.
- 15:21 uur: [medeverdachte 1] vraagt [medeverdachte 2] om tegen de jongste te zeggen dat hij zo met hem mee moet.
- 15:42 uur: [medeverdachte 1] belt [medeverdachte 4] dat hij er nu aankomt.
- 16:02 uur: [medeverdachte 1] zegt tegen [persoon H] dat al die vuilniszakken met vuil er nog liggen en dat die ook weg moeten. Ook de dozen met oude schoenentroep. Hij vraagt hem alles in een grote vuilniszak te stoppen. Ze pikken die vanavond of morgen op. [persoon H] zet de zak klaar.
- 16:34 uur: [medeverdachte 5] belt [persoon H] en vraagt hoe laat hij bij hem kan zijn voor die zak. Hij zal een stofzuiger meenemen die daar ook kan blijven staan.
- 17:15 uur: [medeverdachte 4] vraagt [medeverdachte 3] of hij het goed vindt dat hij met [persoon C] en anderen naar Amsterdam gaat. [medeverdachte 3] zegt dat het goed is.
Getapte gesprekken d.d. 5 december 2015
10:21 uur: [medeverdachte 5] staat bij de opslag en wil de stofzuiger erin doen maar de Doblo zit weer op slot. [medeverdachte 5] moet de Belg bellen, die zal zeggen wat hij moet doen.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat het op 3, 4 en 5 december 2015 was gelukt om een oogst binnen te halen. Hiervoor was om en nabij € 25.000,00 tot € 27.000,00 ontvangen. Het grootste gedeelte ging naar [medeverdachte 3] [het hof leest: [medeverdachte 3]] voor het geld dat hij geleend had. [medeverdachte 3] is voor de financiële zaken; het geld kwam bij [medeverdachte 3] en [verdachte 1] [het hof leest: [verdachte 1]] vandaan. De planten werden geteeld op de [straatnaam pand C] in Huizen. Deze locatie werd al een paar jaar door [verdachte 1] gehuurd met zijn bedrijf [bedrijf G]. [persoon H] heeft zelf geregeld dat in zijn kelder op het [straatnaam pand A] te Bussum henneptoppen werden geknipt. [medeverdachte 1] kreeg € 20,00 per uur volgens afspraak met [verdachte 1]. Zijn rol is advies, begeleiding en proberen er iets van te maken. Hij denkt dat hij in een half jaar € 3.500,00 aan uren heeft gekregen. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij [medeverdachte 2] als knipper heeft gevraagd.
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat zij op 3 december 2015 aan het knippen was in Bussum. Ze is alleen in de kelder geweest. Ze moest daarvoor een trap af en door een gat klimmen. Daarachter knipte ze. De wiet kwam in tonnen binnen. Ze was met [medeverdachte 5] [het hof leest: [medeverdachte 5]], de twee met wie ze op de [straatnaam pand C] is aangehouden, (het hof begrijpt: [persoon E] en [persoon D]), en [verdachte 2] [het hof leest: [verdachte 2]] en nog een donkere jongen. Met “de vijfde die net ligt” bedoelt [medeverdachte 2] zo’n blauwe ton. Je gooit het afval in de ton en de hennep in een doos. Het adres [straatnaam pand A] is het adres waar zij op 3 en 4 december 2015 knipten. [persoon H] zat niet bij hen, maar maakte het eten. Op 4 december 2015 knipten ze met hetzelfde vaste groepje als op 3 december. Als er geknipt was, werden de tonnen naar een andere ruimte gebracht. Dat waren grote blauwe dingen. Vervolgens gingen ze opruimen en werden de tonnen opgehaald. [medeverdachte 2] is de contactpersoon van de groep, evenals [medeverdachte 5] [het hof leest: [medeverdachte 5]]. Als [medeverdachte 1] er niet was, dan belde [medeverdachte 4] [het hof leest: [medeverdachte 4]]. Ze denkt dat hij onder ‘brede’ in de telefoon stond. Ze heeft twee of drie keer op [straatnaam pand A] in Bussum geknipt. Daarvoor heeft ze twee keer op het [straatnaam pand D] in Huizen bij [medeverdachte 5] geknipt. Het zal om de twee à drie maanden zijn geweest dat ze het afgelopen jaar heeft geknipt. [medeverdachte 1] vertelde toen zij met knippen begon dat zij € 15,00 per uur zou verdienen. [medeverdachte 3] betaalde uit. Ze gingen meestal met vijf zes man tegelijk geld bij [medeverdachte 3] halen op de tweede dag. Dat was negen van de tien keer bij hem thuis. Dat lag dan al klaar. Iedereen kreeg hetzelfde. Gemiddeld ontving [medeverdachte 2] € 150,00 à € 200,00 voor twee dagen knippen.
Tapgesprekken, observaties en verklaringen met betrekking tot de [straatnaam pand B] te Bussum
Getapte gesprekken d.d. 9 december 2015
- 12:48 uur: [medeverdachte 1] wordt gebeld door [verdachte 1] met de vraag of 22 en 23 zeker is. [medeverdachte 1] bevestigt dat: dat hebben we besloten toch? [verdachte 1] zegt dat dan iedereen kan gaan plannen en rond bellen.
- 12:48 uur: [medeverdachte 4] zegt tegen [medeverdachte 2] dat hij haar nodig heeft de 22e en de 23e. Is goed.
- 12:49 uur: [medeverdachte 5] vraagt [medeverdachte 10] of hij 22 23 kan werken. [medeverdachte 10] laat het weten.
- 14:41 uur: [persoon H] belt [medeverdachte 4] terug. [medeverdachte 4] was bij die ‘kleine’ en we hebben voor de kerst 22 23 voetbal. [persoon H] houdt er rekening mee en gaat het allemaal weer regelen.
- 20:59 uur: [medeverdachte 5] heeft de 22ste en 23ste weer dat andere werk. Dus de 22ste en 23ste is het dan bij hem maar hij zal even wat regelen want het zal niet weer gelijk weg zijn. Hij is dan bij haar in de avond, want die ander beneden is gewoon thuis. Hij denkt wel dat hij ’s nachts weg moet maar gaat wat regelen omdat het kerst is.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat de henneptoppen werden gedroogd op de [straatnaam pand B], twee hoog. [medeverdachte 1] heeft dit pand gehuurd per 1 maart 2014, en vanaf juni/juli 2015 samen met [verdachte 1] als droogruimte ingericht. Toen [medeverdachte 5] woonruimte zocht is hij eronder gaan zitten op de tweede woonlaag. De onderste woonlaag wordt gehuurd door [persoon F], de vriendin van [medeverdachte 4]. Tijdens een observatie op 24 november 2015 is gezien dat [medeverdachte 5] om 18:56 uur de [straatnaam pand B] te Bussum verlaat en daarbij de voordeur met behulp van een sleutel afsluit.
Getapt gesprek d.d. 11 december 2015
[medeverdachte 1] laat weten dat hij de 22e, 23e en 24e ’s morgens vroeg even weg is.
Getapte gesprekken d.d. 17 december 2015
- 13:36 uur: [verdachte 2] meldt zijn vriendin dat hij volgende week weer veel geld heeft.
- 22:37 uur: [medeverdachte 5] moet ’s avonds terug want [medeverdachte 4] heeft avonddienst. [medeverdachte 5] moet rond twee uur ’s nachts thuis zijn. Na het werk op de 22e en 23e blijft het denkt hij drie dagen liggen. Ze weten dat zijn vriendin het weet dus ze mag ook bij [medeverdachte 5] komen slapen.
Getapte gesprekken d.d. 19 december 2015
- 10:09 uur: [medeverdachte 3] wordt gebeld door [medeverdachte 1] die dinsdag woensdag wil verplaatsen naar maandag dinsdag. Dat mag van [medeverdachte 3]. Het moet wel volgens [medeverdachte 1] omdat ze anders meer dan de helft moeten weggooien. Hij gaat het regelen maar wilde eerst even overleggen met [medeverdachte 3]. Sommigen zijn druk, weet [medeverdachte 1], maar dan is [medeverdachte 3] daar in ieder geval kwijt door [medeverdachte 1] en die bellen ze maar af. [medeverdachte 3] vindt het goed.
- 10:10 uur: [medeverdachte 1] geeft aan [persoon H] door dat het maandag/dinsdag wordt. [medeverdachte 1] denkt dat het lange dagen worden maar dat ze zoveel mogelijk man gaan neerzetten. Ze doen morgen boodschappen.
- 11:45 uur: [persoon H] belt [medeverdachte 1] dat hij hem in een lastig parket heeft gebracht met de maandag en dinsdag. Het is kut dat ze geen B-locatie hebben voor als het een keer niet uitkomt. [medeverdachte 1] zegt dat ze daar ook zo snel mogelijk naar op zoek gaan.
- 12:24 uur: [medeverdachte 5] heeft net gehoord dat het maandag/dinsdag wordt, kan [medeverdachte 10] dan ook? [medeverdachte 10] moet maandag werken maar zal zich ziek melden. [medeverdachte 5] komt hem maandag zelfde tijd ophalen.
- 14:29 uur: [verdachte 2] belt [persoon D] en zegt dat ze maandag gaan voetballen. Maandag moet hij bij [verdachte 2] zijn.
- 14:49 uur: [medeverdachte 1] belt naar [medeverdachte 2] en zegt dat het niet dinsdag/woensdag is maar maandag/dinsdag.
- 14:55 uur: [medeverdachte 1] belt [verdachte 1]: zeg even tegen hem dat het maandag wordt, zodat hij daar zondag slaapt en dat ik maandagmorgen om kwart voor zes daar ben. Hij vraagt of [verdachte 1] dat even goed uitlegt. [verdachte 1] vraagt: maandag en dinsdag dan he allebei?
- 15:52 uur: [medeverdachte 1] belt [medeverdachte 4] en zegt dat iedereen al weet dat het is omgezet van dinsdag naar maandag, behalve [medeverdachte 4]. [medeverdachte 4] moet zorgen dat hij maandag om 6 uur uit Duitsland terug is. [medeverdachte 4] is er dan niet en gaat het regelen met ‘die kleine’.
- 19:58 uur: [medeverdachte 3] vraagt aan [medeverdachte 1] of hij het aan ‘de dikke’ heeft doorgegeven. [medeverdachte 1] bevestigt dit en zegt dat ze even gaan shoppen.
Getapte gesprekken d.d. 21 december 2015
- 04:46 uur: [medeverdachte 5] zegt tegen [medeverdachte 10] dat hij er is.
- 05:37 uur: [medeverdachte 5] belt [persoon H] en zegt dat hij er is.
- 05:44 uur: [verdachte 2] vraagt waar [persoon D] is. Hij is er met vijf minuten.
- 06:44 uur: [medeverdachte 1] meldt [persoon H] dat hij er met vijf minuten is.
- 07:24 uur: [medeverdachte 2] sms’t [medeverdachte 1] dozen mee te nemen. Er staan er vier maar de flappen van de onderkant zijn kapot (07:30 uur).
- 08:49 uur: [medeverdachte 1] belt [persoon H] dat hij nu wat komt brengen.
- 11:01 uur: [persoon H] belt [medeverdachte 1]. Hij dacht dat ze vandaag met de machine mochten werken. [persoon H] zegt dat ze nu vier uur verder zijn en net met de eerste klaar zijn, dus reken uit je winst.
- 13:17 uur: [medeverdachte 2] sms’t [medeverdachte 1] dat nummer drie net ligt.
- 13:49 uur: [medeverdachte 5] wordt gebeld door [medeverdachte 1] met de vraag hoe het gaat. Het duurt nog wel even, zijn al aan de derde. Hij zal hem op de hoogte houden.
- 14:15 uur: [medeverdachte 2] wordt gevraagd: hoeveel dozen al?
- 14:16 uur: [medeverdachte 2] antwoordt: Twee.
- 14:16 uur: [medeverdachte 2] wordt gevraagd: Broeit het erg?
- 14:18 uur: [medeverdachte 2] antwoordt: Nee, valt mee.
- 14:34 uur: [medeverdachte 1] belt [persoon H] om zo open te doen.
Tijdens observaties op 21 december 2015 werd gezien dat om 14:40 uur de Fiat Doblo in de directe omgeving van het adres [straatnaam pand A] te Bussum staat geparkeerd. Om 15:01 uur werd gezien dat [verdachte 1] en [medeverdachte 1] in de Fiat Doblo stapten en wegreden. [verdachte 1] is de bestuurder. Om 15:03 uur parkeerde de Fiat Doblo vervolgens in de directe omgeving van de [straatnaam pand B] te Bussum. [verdachte 1] en [medeverdachte 1] openden de achterdeuren van de Doblo en [medeverdachte 1] pakte een gevulde blauwe vuilniszak uit de laadruimte en liep weg. Om 15:32 uur verlieten [verdachte 1] en [medeverdachte 1] de [straatnaam pand B].
- 16:50 uur: [medeverdachte 5] laat [persoon H] desgevraagd weten nog twee uur nodig te hebben.
- 18:03 uur: [medeverdachte 2] sms’t [medeverdachte 1]: half uurtje.
- 18:04 uur: [medeverdachte 3] belt naar [persoon E] (*1564) en vraagt of hij zijn broertje even mag. [verdachte 2] komt aan de telefoon. Hij moet van [medeverdachte 3] het afval direct weggooien, niet laten liggen.
- 18:04 uur: [medeverdachte 1] deelt [verdachte 1] mee dat ze net een sms stuurt: een half uurtje nog. [verdachte 1] kan onderhand weer omdraaien.
- 18:14 uur: [medeverdachte 2] vraagt of [medeverdachte 1] deze kant op komt, ze heeft net gesms’t.
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat zij toen bij [persoon H] beneden in de kelder aan het knippen was. Ze moesten altijd [medeverdachte 1] bellen als ze bijna klaar waren. Dan kwam hij om het op te halen. Zij weet dat hij het op 21 december kwam ophalen. Zij hoorde zijn stem. Hij was in de andere ruimte. Toen zij wegging zag zij dat de wiet was opgehaald. [medeverdachte 2] was daar met hetzelfde groepje als de keer ervoor toen zij ook op het [straatnaam pand A] was. Een paar dagen later heeft zij van [medeverdachte 1] vernomen dat de drooglocatie gerold was. Dat was ook de reden dat het de volgende dag niet doorging en dat de kniplocatie werd veranderd.
18:38 uur: [medeverdachte 1] meldt [persoon H] dat hij voor de deur staat.
Tijdens een observatie op 21 december 2015 werd gezien dat om 18:37 uur [verdachte 1] en [medeverdachte 1] uit de Fiat Doblo stapten en [straatnaam pand A] te Bussum betraden. Om 18:46 uur verlieten [verdachte 1] en [medeverdachte 1] [straatnaam pand A] weer. [medeverdachte 1] en [verdachte 1] droegen dan allebei een gevulde boodschappentas die zij in de laadruimte van de Fiat Doblo zetten. Vervolgens reden zij weg. [verdachte 1] was de bestuurder. Om 18:50 uur werd de Fiat Doblo in de directe omgeving van de [straatnaam pand B] in Bussum geparkeerd. [verdachte 1] betrad de [straatnaam pand B] met een tas in zijn hand. Om 18:51 uur verlieten twee mannen de woning aan [straatnaam pand A] en stapten in een Fiat Punto ([kenteken Fiat Punto]). De auto staat op naam van [persoon D]. Om 18:53 uur verliet [medeverdachte 2] tenslotte [straatnaam pand A] en reed weg in een Audi A3 die op haar naam is gesteld.
18:53 uur: [medeverdachte 3] sms’t [verdachte 1] of hij even wil bellen als hij klaar is.
Tijdens een observatie op 21 december 2015 werd gezien dat om 19:04 uur [verdachte 1] en [medeverdachte 1] de woning aan de [straatnaam pand B] verlieten. Zij stapten in de Fiat Doblo en reden weg. [verdachte 1] was de bestuurder.
19:06 uur: [medeverdachte 3] wordt gebeld, [medeverdachte 3] vraagt of hij klaar is. Dan kunnen zij terugkomen.
Naar aanleiding van voornoemde tapgesprekken en observaties werd op 21 december 2015 omstreeks 20:50 uur binnengetreden in de woning aan de [straatnaam pand B] te Bussum. Het adres bestond uit twee woningen, te weten een bovenwoning en een benedenwoning. Beide woningen hebben dezelfde ingang. Na het forceren van de deur van een zolderkamer troffen verbalisanten daarin een groot aantal hennepdroogrekken met daarop vers geknipte henneptoppen. Na weging van de in beslag genomen hennep bleek het een totaalgewicht van 17,42 kg te zijn. Een monster van de hennepplanten is getest met gebruikmaking van een cannabistest. De test gaf een positieve reactie, indicatief voor hennep of THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj vermeld op lijst 2 van de Opiumwet.
De eigenaar van het perceel [straatnaam pand B] te Bussum, [getuige I], heeft verklaard dat hij de benedenwoning aan [persoon G] verhuurt, en de bovenverdieping sinds 1 maart 2014 aan [medeverdachte 1]. De huur van € 1.350,00 per maand wordt door [medeverdachte 1] contant betaald.
Getapte gesprekken d.d. 21 december 2015 (vervolg)
- 20:54 uur: [medeverdachte 3] vraagt of [medeverdachte 5] het is, thuis. [medeverdachte 5] is het niet, hij is nog in Amsterdam.
- 20:54 uur: [medeverdachte 3] wordt gebeld door [verdachte 1]. [medeverdachte 3] zegt dat [persoon C] er niet is, dus hij gaat even de oudste bellen.
- 20:55 uur: [medeverdachte 3] zegt tegen [verdachte 1] dat de oudste opnam en zei dat de politie er is. Ze zijn binnen want het alarm gaat ook. [medeverdachte 3] vraagt [verdachte 1] contact te houden met de oudste want hij is zelf niet in de buurt. [verdachte 1] gaat die oude wel even bellen dat hij ook langsrijdt. [medeverdachte 3] zegt dat ze het even onder controle moeten houden.
- 20:57 uur: [verdachte 1] belt [medeverdachte 1]. [verdachte 1] zegt: ze zijn binnen, het alarm gaat nu. De oudste zei het. [verdachte 1] gaat er even langsrijden om te kijken. Hij komt [medeverdachte 1] wel ophalen.
- 20:58 uur: [medeverdachte 3] belt met [medeverdachte 5] en zegt dat hij daar niet heen moet gaan. [medeverdachte 5] moet de Belg even bellen en naar hem toe gaan, want ze zijn binnen. [medeverdachte 5] weet wat hij bedoelt.
- 20:59 uur: [medeverdachte 3] zegt tegen [medeverdachte 1]: kikker is weg hè? [medeverdachte 1] heeft het net gehoord van die Belg. [medeverdachte 3] zegt dat [medeverdachte 1] even langs die lange moet, dan is hij op de hoogte. Hij moet zeggen dat we contact opnemen. Dat gaat [medeverdachte 1] doen met die Belg. [medeverdachte 3] zegt dat ze beter even niet kunnen bellen.
- 21:08 uur: [verdachte 1] belt [medeverdachte 1], hij is er. [medeverdachte 1] komt eraan.
- 21:15 uur: [medeverdachte 1] vraagt [medeverdachte 5] of hij al wat gehoord heeft. [medeverdachte 5] bevestigt dat en vraagt waar hij naar toe kan gaan. Hij kan [medeverdachte 1] laten weten als hij in de buurt is.
- 22:42 uur: [medeverdachte 1] sms’t [persoon H] dat hij hem even moet spreken. [persoon H] belt terug. [medeverdachte 1] moet hem even wat zeggen en is over tien minuten bij hem. Het is heel belangrijk anders belt [medeverdachte 1] niet.
- 23:00 uur: [medeverdachte 3] vraagt [medeverdachte 1] of hij al geweest is. [medeverdachte 1] zegt dat ze daar geweest zijn. [medeverdachte 3] zegt dat ze bijna klaar zijn en dat hij naar [medeverdachte 1] toekomt om te overleggen hoe en wat. [medeverdachte 3] is ver weg en belt als hij terug is. [medeverdachte 3] zegt: maar voor morgen gaat gewoon door hoor.
Om 23.36 uur belt [medeverdachte 3] met [medeverdachte 1] of hij nog moet langskomen. [medeverdachte 1] geeft aan van wel want zij zitten daar.
Met betrekking tot feit 1 primair
Wederrechtelijke doorreis door Nederland
Het hof ziet zich evenals de rechtbank voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat sprake is geweest van een wederrechtelijke doorreis door Nederland, temeer daar vast is komen te staan dat negen van de elf Albanese vreemdelingen rechtmatig verblijf in Nederland hadden. Het hof neemt voor het vaststellen van de wederrechtelijke doorreis door Nederland de navolgende overwegingen over, die het hof aan het vonnis ontleent en op enkele punten aanvult.
Doorreis
Het bestanddeel ‘doorreis’ in artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is volgens de Memorie van Toelichting synoniem voor transit of doortocht, welke term is ontleend aan de titel van de Richtlijn en het Kaderbesluit inzake mensensmokkel. Personen die op doorreis zijn, reizen in de regel door naar een andere bestemming.
Uit de verklaringen van de vreemdelingen over de eindbestemming van de reis (Engeland) in samenhang met hetgeen is aangetroffen aan boord van de Moses Agga, op de telefoon van [medeverdachte 9] en in het chalet van [medeverdachte 8], zoals zeekaarten met daarop ingekleurde vaarroutes naar Engeland, taken van de bemanning en vaarinstructies in het algemeen, alsmede gelet op de specifieke zoekslagen op de telefoon van [medeverdachte 9], leidt het hof evenals de rechtbank af dat alle vreemdelingen op de boot en degenen die nog in de haven stonden te wachten, via Nederland naar Groot-Brittannië wilden reizen. Deze conclusie vindt ook steun in de verklaring van getuige [getuige B] die Engeland als reisbestemming heeft genoemd. Met het oog daarop waren deze vreemdelingen (mogelijk op enkelen na die hebben verklaard dat zij rechtstreeks naar IJmuiden zijn gebracht) op 14 augustus 2015 ondergebracht in de woning aan het [straatnaam pand D] te Huizen. Van daaruit zijn zij de volgende dag met auto’s naar het strand van IJmuiden gebracht en vervolgens in groepjes begeleid naar de Moses Agga, de boot die nog geen maand daarvoor was aangeschaft en na enkele reparatie- en onderhoudswerkzaamheden en vaaroefeningen naar de haven van IJmuiden is gevaren. Dat deze boot vervolgens is aangetroffen met aan boord ruim twintig vreemdelingen van twee nationaliteiten en een tweekoppige bemanning, brengt het hof evenals de rechtbank tot de conclusie dat deze voor geen ander doel was bestemd dan voor de smokkel van vreemdelingen vanuit Nederland naar Groot-Brittannië.
Wederrechtelijkheid van de doorreis
Het feit dat ten aanzien van een deel van de aangetroffen vreemdelingen is gebleken dat zij rechtmatig in Nederland verbleven, sluit onder bovengenoemde omstandigheden de wederrechtelijke doorreis in de zin van artikel 197a Sr niet uit. De handelwijze van de vreemdelingen, gefaciliteerd en begeleid door de verdachte en zijn medeverdachten, heeft er immers toe geleid en was erop gericht om het de Nederlandse autoriteiten onmogelijk te maken te controleren wie het land door- en uitreisde. De omstandigheid dat het merendeel van de vreemdelingen ten tijde van hun aanhouding ongedocumenteerd was dan wel niet in het bezit van een grensoverschrijdingsdocument voorzien van geldig visum voor Engeland, maakt ook in de gevallen waarin de vreemdelingen op zichzelf rechtmatig in Nederland verbleven die (verdere) doorreis, gelet op de strekking van artikel 197a Sr – het tegengaan van illegale grensoverschrijding – alsnog wederrechtelijk.
Op grond van het voorgaande komt het hof dan ook evenals de rechtbank tot het oordeel dat in casu van een wederrechtelijke doorreis sprake was.
Poging of voltooide mensensmokkel
Artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) bevat een zelfstandig strafbaar gestelde medeplichtigheid: door het behulpzaam zijn en/of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen kan men zich schuldig maken aan mensensmokkel.
In de Nota naar aanleiding van het Eindverslag,
Kamerstukken II,bij de Wijzigingswet van 1996 (24269, nr. 5, p. 9) worden onder meer de volgende behulpzaamheden genoemd die onder deze bepaling kunnen vallen: “de begeleiding tijdens de reis en het verlenen of verzorgen van onderdak en vervoer tijdens de reis”. Mensensmokkel is een voortdurend delict dat reeds is voltooid op het moment dat de illegale doorreis een aanvang heeft genomen.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat in de onderhavige zaak sprake is van een voltooide mensensmokkel, nu de verdachte en zijn mededaders behulpzaam zijn geweest bij de wederrechtelijke doorreis door Nederland van vierentwintig vreemdelingen. De behulpzaamheidshandelingen nemen, voor zover die de betrokkenheid van de verdachte en/of zijn medeverdachten betreffen, reeds een aanvang bij de aankoop van de Moses Agga op 21 juli 2015 in de haven van Huizen en eindigen op het moment van het aantreffen van de vreemdelingen op de boot op 15 augustus 2015 onder de in de bewijsmiddelen genoemde omstandigheden. Dat de boot nog niet was uitgevaren, doet aan het behulpzaam zijn bij het plaatsvinden van die illegale doorreis niet af.
Wederrechtelijk verschaffen van toegang
Naast de wederrechtelijke doorreis acht het hof, anders dan de rechtbank, het zich wederrechtelijk verschaffen van toegang tot Groot-Brittannië bewezen. Het hof overweegt daartoe het volgende.
Ingevolge het arrest van de Hoge Raad d.d. 19 december 2017,NJ2018/52 (ECLI:NL:HR:2017:3195) is voor het zich wederrechtelijk verschaffen van toegang blijkens de delictsomschrijving in het bijzonder van belang dat de behulpzaamheid is voltooid, terwijl noch uit de delictsomschrijving, noch uit wetgeschiedenis volgt dat vereist is dat de vreemdeling zich daadwerkelijk toegang heeft verschaft tot een staat als bedoeld in artikel 197a Sr. Het hof overweegt dat de voltooide behulpzaamheidshandelingen van de verdachte en zijn mededaders zich uitstrekten tot het zich (wederrechtelijk) verschaffen van toegang van de vierentwintig vreemdelingen tot Groot-Brittannië. Het hof acht het onder 1 primair ten laste gelegde (mensensmokkel in voltooide vorm, zowel met betrekking tot wederrechtelijke doorreis als toegang) derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het medeplegen van mensensmokkel.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat het medeplegen van mensensmokkel kan worden bewezen.
Het hof overweegt het volgende.
De kwalificatie medeplegen vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Dat vergt dat de bewezen verklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. De vraag of aan deze eis is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Te denken valt onder meer aan de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte en diens aanwezigheid op belangrijke momenten.
Op 21 juli 2015 is het zeiljacht Moses Agga aangekocht en hebben er verschillende onderhoudswerkzaamheden aan het schip plaatsgevonden. Er is bemanning gezocht voor het varen van dit jacht over het kanaal naar Groot-Brittannië. In de personen van [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] is deze bemanning gevonden, die vanaf dat moment startten met het leren zeilen. Er is informatie gezocht over vaarroutes naar Engeland en over het verkrijgen van visa. Er zijn reddingsvesten gekocht en het schip is bevoorraad. Het schip is vervolgens van de haven in Huizen naar de haven van IJmuiden gebracht. Op 14 augustus 2015 is een groep vreemdelingen ondergebracht in een safehouse, waarna zij de volgende dag naar de haven zijn gebracht waar het schip gereed lag. Gedurende de nacht zijn de vreemdelingen bewaakt en zijn hun persoonlijke bezittingen afgenomen.
Uit het voorgaande volgt dat al een langere tijd informatie en inlichtingen over en benodigdheden voor de overtocht werden verzameld. De handelingen van de verdachten tezamen waren erop gericht om een groep personen met het schip Moses Agga over zee naar Groot-Brittannië te smokkelen.
Uit de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], in combinatie met de bevindingen van het telecommunicatie-onderzoek met betrekking tot het telefoonnummer in gebruik bij de verdachte, blijkt dat de verdachte op 14 augustus 2015 in de avonduren op het [straatnaam pand D] is geweest, alsmede dat hij daar op 15 augustus 2015 is geweest, teneinde vreemdelingen op te halen en naar de haven van IJmuiden te brengen. Ook blijkt hieruit dat de verdachte daadwerkelijk vreemdelingen naar de haven heeft gebracht; hij was daar aanwezig en liep daar met een groepje vreemdelingen. Het hof leidt uit het voorgaande af dat de verdachte tevens betrokken was bij het onderbrengen van de vreemdelingen in de woning aan het [straatnaam pand D]. De verdachte heeft essentiële, uitvoerende handelingen verricht. Deze handelingen vormen een onmisbare schakel in de uitvoering van dit mensensmokkeldelict. Vanaf 8 augustus 2015 heeft de verdachte telefonisch contact met medeverdachten, waaronder ook op 15 augustus 2015 om 16:20 uur, het moment waarop de vreemdelingen het haventerrein op werden begeleid. Het hof voegt hier nog aan toe dat de verdachte, blijkens een notitie in zijn telefoon betreffende een 12pk Yanmar dieselmotor, ook actieve bemoeienis met de Moses Agga heeft gehad.
Dat de verdachte niet zou hebben geweten dat hij zich schuldig maakte aan mensensmokkel, acht het hof ongeloofwaardig, gelet op de vastgestelde contacten met zijn medeverdachten en hun onderlinge samenwerking.
Gelet op het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest om als medeplegen te kwalificeren.
Het verweer wordt verworpen
Verweer met betrekking tot het te duchten levensgevaar
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – kort samengevat - betoogd dat wat hem betreft de handelingen die ten laste zijn gelegd zien op de doorreis (door Nederland, zo begrijpt het hof). Van deze doorreis kan moeilijk worden gesteld dat levensgevaar te duchten was.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat het verweer veronderstelt dat de doorreis was geëindigd toen de vreemdelingen zich in de haven bevonden. Dit is evenwel onjuist. Doorreis betekent “transit” en dit loopt over in “toegang tot”. Dat de behulpzaamheid bij de doorreis was voltooid, betekent niet dat de doorreis was voltooid. De doorreis was nog bezig en hierbij was levensgevaar te duchten.
De strafverzwarende omstandigheid van het te duchten levensgevaar is opgenomen in artikel 197a, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Deze bepaling luidt:
“Indien een van de feiten, omschreven in het eerste en tweede lid, zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft of daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is, wordt een gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie opgelegd”.
Het hof stelt voorop dat het, zoals hiervoor overwogen, niet alleen bewezen acht dat de verdachte en zijn medeverdachten de vreemdelingen behulpzaam is geweest bij hun doorreis door Nederland, maar tevens dat zij hen behulpzaam zijn geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Groot-Brittannië. De hulp van de verdachte en zijn medeverdachten was gericht op doorreis en toegang, die ten tijde van de ontdekking van de mensensmokkel (deels) nog niet tot uitvoering was gekomen, omdat de daadwerkelijke oversteek over de Noordzee nog niet had plaatsgevonden. Het hof merkt hierbij op dat het, met de advocaat-generaal, ook bij het (voorgenomen) uitvaren van de Moses Agga nog een situatie van doorreis door Nederland aanwezig acht, gelet op het feit dat doorreis moet worden gezien als “transit”.
Nu de behulpzaamheid bij de doorreis en toegang (mede) was gericht op de nog niet tot uitvoering gekomen oversteek over de Noordzee, is het hof van oordeel dat dit onderdeel van de doorreis en toegang wel degelijk bij de beoordeling van de vraag of levensgevaar te duchten is, dient te worden betrokken. In het genoemde vijfde lid van artikel 197a Sr wordt immers bepaald dat, indien
van het feit(onderstreping hof) uit het eerste lid (opmerking hof: het behulpzaam zijn bij de doorreis en toegang) levensgevaar is te duchten, de betreffende strafverzwarende omstandigheid aan de orde is. Het hof voegt hieraan toe dat de oversteek naar Groot-Brittannië weliswaar in juridische zin een onderdeel was van de doorreis en toegang, maar dat deze oversteek feitelijk de essentie van de reis was; juist voor dit deel van de reis hadden de vreemdelingen hulp nodig om hun doel te bereiken, namelijk om Groot-Brittannië binnen te komen.
Om het levensgevaar voor een ander als vaststaand te kunnen aannemen, is in algemene zin vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dat levensgevaar daadwerkelijk te duchten was. In het onderhavige geval betekent dit, dat het levensgevaar ten tijde van het behulpzaam zijn bij de doorreis door Nederland en bij het zich verschaffen van toegang tot Groot-Brittannië, naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest, gelet op de omstandigheden waaronder die doorreis dan wel die toegang (concreet: de oversteek over de Noordzee naar Groot-Brittannië) zou plaatsvinden. Dat de verdachte zelf dat gevaar mogelijk niet heeft voorzien, is in dat verband niet van belang.
Het hof verwijst met betrekking tot dit gevaar naar hetgeen hiervoor bij de redengevende feiten en omstandigheden onder het kopje “
levensgevaar” is opgenomen. Voorts neemt het hof voor de beoordeling hiervan aanvullend nog het volgende in aanmerking.
Uit de rapportages van de deskundigen Coers en Van Dijk volgt dat het volstrekt onverantwoord was met het gebrekkige zeiljacht de Moses Agga de oversteek naar Engeland te maken. Zelfs met een goed getrainde bemanning acht de deskundige Coers de kans op schipbreuk bijzonder groot. Naast de gebrekkige technische staat van het zeiljacht is ook gewezen op de beperkte reddingsmiddelen; er waren zwemvesten aan boord die niet geschikt waren voor gebruik op open zee en er waren geen mogelijkheden tot het geven van noodsignalen. Dit, terwijl de deskundigen Van Dijk en Coers ter zitting in hoger beroep hebben verklaard dat, indien een boot voor commerciële doeleinden wordt gebruikt, zoals hier het geval was, het verplicht is over een systeem te beschikken dat noodsignalen kan afgeven. Dat zou ook een mobiel systeem kunnen zijn waarbij Van Dijk heeft aangegeven dat een dergelijk systeem vooraf goedgekeurd dient te zijn. Coers heeft aangegeven geen vast noodsignalensysteem aan boord van de Moses Agga te hebben aangetroffen en evenmin waren er op dat moment pyrotechnische seinmiddelen aanwezig. Het hof stelt vast dat, als dergelijke mobiele noodsignalen ten tijde van het onderhavige feit al aanwezig waren op de Moses Agga, in ieder geval gesteld noch gebleken is dat dergelijke apparatuur vooraf was goedgekeurd.
Daarbij komt dat de voor de boottocht benaderde bemanning onervaren was. Deze tweekoppige bemanning zou vierentwintig personen met de Moses Agga gaan vervoeren. Aan boord van de Moses Agga is een informatieboekje aangetroffen waaruit blijkt dat de Moses Agga een zeiljacht is dat geschikt is voor maximaal acht personen, een lengte van 8,75 meter en een breedte van 3,05 meter heeft. Weliswaar heeft de deskundige Van Dijk in zijn rapport vermeld dat er op het zeiljacht een plaatje (het hof begrijpt: aangebracht door de fabrikant van het schip) is aangetroffen waarop als maximum twaalf opvarenden staat; duidelijk is in ieder geval dat de Moses Agga zwaar overbeladen zou zijn met de te ondernemen overtocht met zesentwintig personen aan boord.
Er was dus sprake van een zwaar overbeladen zeiljacht, waarbij zowel het zeiljacht als de bemanning onvoldoende geëquipeerd was voor de overtocht van Nederland naar Groot-Brittannië, hetgeen maakt dat voor de opvarenden kan worden gesproken van levensgevaarlijke omstandigheden. Het hof concludeert dan ook dat dit omstandigheden zijn, die maken dat het levensgevaar ten tijde van het behulpzaam zijn bij de doorreis door Nederland en bij het zich verschaffen van toegang tot Groot-Brittannië naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was. Hoewel het niet tot uitvaren van de Moses Agga is gekomen, doet dit niet af aan de geconstateerde voorzienbaarheid van het te duchten levensgevaar voor de te smokkelen personen. Dat gevaar kwam ook al concreet in beeld bij het inschepen van deze vreemdelingen op het zeiljacht Moses Agga in de haven van IJmuiden.
Gelet op het voorgaande, in samenhang met de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, is het hof van oordeel dat verdachte als medepleger van mensensmokkel van de in de tenlastelegging genoemde personen kan worden aangemerkt, terwijl door dit feit voor die personen levensgevaar te duchten was.
Met betrekking tot feit 2
Het standpunt van de verdediging
Namens de verdachte is vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde, te weten de hennepknipperij aan het [straatnaam pand A] te Bussum en de hennepdrogerij aan de [straatnaam pand B] te Bussum. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte niet in enige observatie naar voren is gekomen en dat de afgeluisterde telefoongesprekken blijkens hun inhoud niet over hennepgerelateerde zaken gaan, maar over kleding, voetbal en de verkoop van zijn telefoon en jas. Bovendien ontkent de verdachte te hebben deelgenomen aan het gesprek van 21 december 2015 tussen [medeverdachte 3] en [persoon E]. De getuige [persoon H] heeft ten slotte verklaard dat de verdachte hoogstens iets bij hem heeft gedronken, maar hem überhaupt niet kent in relatie tot hennep. De verdachte behoort derhalve te worden vrijgesproken van het hem onder 2 ten laste gelegde, aldus de raadsman.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft de bewezenverklaring van de onder 2 ten laste gelegde hennepknipperij aan het [straatnaam pand A] te Bussum en hennepdrogerij aan de [straatnaam pand B] te Bussum gevorderd en heeft daartoe betoogd dat zij zich kan vinden in de bewezenverklaring zoals opgenomen in het vonnis van de rechtbank en de gronden waarop deze berust.
Het hof verwerpt dit verweer, nu dit zijn weerlegging vindt in de uit het vonnis overgenomen bewijsmiddelen, zoals weergegeven in de voetnoten met nummers 126 tot en met 160.
Met betrekking tot feit 3
Om tot een bewezenverklaring te komen van een gedraging strafbaar gesteld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) dient sprake te zijn van deelname aan een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband van twee of meer personen, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Om iemand te kunnen aanmerken als deelnemer dient hij of zij tenminste een aandeel te hebben in, dan wel ondersteuning te verlenen aan gedragingen die strekken tot, of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de betreffende organisatie.
Het hof acht evenals de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van een dergelijk duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen de verdachte en (in ieder geval) [medeverdachte 1], [verdachte 1] en [medeverdachte 2], waarbij de organisatie, en daarmee verdachte en zijn medeverdachten, tot oogmerk had mensensmokkel en het telen van hennep. De verdachten vervulden in de ten laste gelegde periode ieder een eigen rol ten aanzien van de (verschillende) doelstellingen van de organisatie. Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen zijn vervat.
Ter toelichting dient nog het volgende.
Uit verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in samenhang met afgeluisterde telefoongesprekken, observaties en het telecomonderzoek (zendmastgegevens) is duidelijk geworden dat de verdachten in verschillende samenstellingen en situaties onderling (telefonisch) contact met elkaar hielden, gebruikmaakten van elkaars auto’s en frequent bijeenkwamen in ‘het kantoor’, eerst gelegen aan de [straatnaam pand E] en daarna aan de [straatnaam pand F] te Bussum. In het kantoor werden onder meer de wietknippers uitbetaald. Telefonisch contact werd met elkaar onderhouden via zogenaamde ‘werktelefoons’. Deze telefoons werden telkens gedurende een korte periode gebruikt om daarna weer buiten gebruik te worden gesteld dan wel te worden vernietigd. Zo is uit telecom- en zendmastgegevens gebleken dat de werktelefoons die voor en ten tijde van het mensensmokkelincident werden gebruikt, vlak daarna niet meer bij verdachten in gebruik waren.
Ook is gebleken dat negen prepaid-telefoons op 27 oktober 2015 in een tijdsbestek van vijftien minuten werden geactiveerd, waarbij al deze telefoons dezelfde zendmast in de directe omgeving van de [straatnaam pand E] in Bussum aanstraalden. Dat de verdachte zelf kennelijk niet over een zogenaamde werktelefoon beschikte, laat onverlet dat hij criminele contacten onderhield met zijn mededaders, onder meer via zijn telefoonnummer met de werktelefoons van deze mededaders.
Tevens is uit onderzoek gebleken dat de verdachten gebruikmaakten van elkaars voertuigen, welke voertuigen blijkens verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], observaties en camerabeelden, tevens gebruikt werden voor het ondernemen van gezamenlijke criminele activiteiten. Op camerabeelden zijn auto’s van de verdachten op 15 augustus 2015 nabij de ingang van Marina Seaport in IJmuiden te zien, en uit observaties is het vervoer door [medeverdachte 1] en [verdachte 1] van geknipte henneptoppen op 21 december 2015 in één van die auto’s naar de [straatnaam pand B] in Huizen gebleken.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben ten aanzien van de mensensmokkelzaak en de hennepzaak beiden over hun eigen rol en die van hun medeverdachten verklaard. In samenhang met de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden leidt het hof de navolgende rolverdeling af.
[verdachte 2]heeft in het mensensmokkelincident, blijkens een notitie in zijn telefoon over een ‘Yanmar Diesel’-scheepsmotor, actieve bemoeienis gehad met de boot en is hij op 14 augustus 2015 betrokken geweest bij het onderbrengen van de vreemdelingen en heeft hij op 15 augustus 2015 samen met in elk geval [medeverdachte 1], [verdachte 1] en [medeverdachte 2] een groep vreemdelingen vervoerd vanaf de woning aan het [straatnaam pand D] te Huizen naar de haven van IJmuiden. In de hennepzaak heeft hij meermalen hennep geknipt.
[medeverdachte 1]was de regelaar/coördinator. In de mensensmokkelzaak had [medeverdachte 1] een grote en belangrijke rol: hij droeg (mede) zorg voor het onderhoud aan de Moses Agga, hij betaalde rekeningen met betrekking tot dit onderhoud en het liggeld voor de haven van IJmuiden, hij voer samen met [verdachte 1] de boot van Huizen naar IJmuiden, hij begeleidde samen met [verdachte 1] de vreemdelingen naar de woning aan het [straatnaam pand D] te Huizen, en hij begeleidde – samen met [verdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte 2] – vreemdelingen van de woning aan het [straatnaam pand D] naar de haven van IJmuiden en uiteindelijk naar de Moses Agga. Hierbij had [medeverdachte 1] een uitvoerende en coördinerende rol. Hij coördineerde het vervoer en de begeleiding van de vreemdelingen van het [straatnaam pand D] naar het strand van IJmuiden en van het strand naar de boot. In de hennepzaak heeft [medeverdachte 1] bekend dat hij samen met [verdachte 1] de zolderverdieping van het door hem, [medeverdachte 1], gehuurde pand aan de [straatnaam pand B] te Bussum had ingericht als hennepdrogerij, en dat hij samen met [verdachte 1] zorgdroeg voor het organiseren van knippers en (indien nodig) het vervoer van de knippers en van de hennep en het hennepafval. [medeverdachte 1] zorgde tevens voor eten en drinken voor de knippers.
Ook
[verdachte 1]had een grote rol in het mensensmokkelincident. Hij heeft samen met een medeverdachte de reddingsvesten opgehaald en heeft samen met in ieder geval [medeverdachte 1] bemoeienis gehad met het onderhoud aan de boot en/of de aanschaf van aan de boot gerelateerde zaken. Voorts heeft hij samen met [medeverdachte 1] de boot van Huizen naar IJmuiden gevaren en samen met [medeverdachte 1] vreemdelingen naar de woning aan het [straatnaam pand D] te Huizen gebracht. In overleg met onder meer [verdachte 1] hebben in ieder geval [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte 2] vreemdelingen van het [straatnaam pand D] naar de haven en uiteindelijk naar de Moses Agga gebracht. [verdachte 1] was in dit verband ook aanwezig in de haven. In de hennepzaak heeft [verdachte 1] samen met [medeverdachte 1] de zolderverdieping van het door [medeverdachte 1] gehuurde pand aan de [straatnaam pand B] te Bussum ingericht als hennepdrogerij, en droeg hij samen met [medeverdachte 1] zorg voor het organiseren van de knippers en van de hennep en het hennepafval. Daarnaast werd in een door [verdachte 1] gehuurde loods aan de [straatnaam pand C] te Huizen een hennepkwekerij aangetroffen.
[medeverdachte 2]heeft in het mensensmokkelincident op verzoek van [medeverdachte 1] samen met [verdachte 1] en [verdachte 2] een groep vreemdelingen vervoerd vanaf de woning aan het [straatnaam pand D] te Huizen naar de haven van IJmuiden, waar zij de vreemdelingen vervolgens naar de boot heeft begeleid. In de hennepzaak heeft [medeverdachte 2] samen met [verdachte 2] meermalen hennep geknipt. Zij onderhield hiertoe contact met [medeverdachte 1], die samen met [verdachte 1] de boel coördineerde.
Het hof is gelet op het voorgaande en de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, van oordeel dat sprake is van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband en dat de verdachte een aandeel heeft gehad in gedragingen die strekten tot de verwezenlijking van het oogmerk van die criminele organisatie.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: