Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
2.Stukken van het geding
3.Feiten
4.Standpunt van klaagster
5.Standpunt van de gerechtsdeurwaarder
6.Beoordeling
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder. Klaagster, de geïntimeerde, verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij in een brief van 31 oktober 2016 dreigt met verschillende executiemaatregelen, terwijl hij niet beschikt over een geldige titel. Klaagster stelt dat de gerechtsdeurwaarder ongeoorloofde druk uitoefent en dat de in de brief vermelde executiemaatregelen buitenproportioneel zijn, omdat de hoofdvordering al was voldaan en de vordering enkel incassokosten betreft. Daarnaast betwist klaagster de juridische argumenten van de gerechtsdeurwaarder, die stelt dat zij incassokosten verschuldigd is zonder dat zij een sommatiebrief heeft ontvangen.
De kamer heeft de klacht gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder berispt. Het hof heeft de zaak vervolgens in hoger beroep behandeld. Tijdens de zitting op 25 oktober 2018 is de gerechtsdeurwaarder verschenen, terwijl klaagster niet aanwezig was. Het hof heeft de feiten en argumenten van beide partijen in overweging genomen. Het hof oordeelt dat de gerechtsdeurwaarder in zijn brief geen ongeoorloofde druk heeft uitgeoefend en dat de dreiging met executiemaatregelen niet in strijd is met de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders. Het hof verklaart klaagster niet ontvankelijk in klachtonderdeel c, omdat de vraag of incassokosten zijn verschuldigd niet aan de tuchtrechter is voorgelegd. De overige klachtonderdelen worden ongegrond verklaard.
De beslissing van het hof leidt tot de conclusie dat de klacht van klaagster voor het merendeel ongegrond is en dat de eerdere beslissing van de kamer wordt vernietigd.