ECLI:NL:GHAMS:2019:1803
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake gezamenlijk gezag en hoofdverblijfplaats van minderjarigen na conflict tussen ouders
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen eerdere beschikkingen van de rechtbank Noord-Holland, waarin het gezamenlijk gezag en de hoofdverblijfplaats van de kinderen zijn vastgesteld. De ouders, die van 2001 tot september 2015 een relatie hadden, hebben drie minderjarige kinderen. Na de beëindiging van hun relatie zijn er verschillende conflicten ontstaan, waaronder een ernstig geweldsincident waarbij de vrouw slachtoffer werd. De rechtbank had bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de man zouden hebben, en de vrouw verzocht in hoger beroep om het eenhoofdig gezag en de hoofdverblijfplaats bij haar te vestigen. Het hof heeft de ontvankelijkheid van de vrouw in haar verzoeken beoordeeld en geconcludeerd dat zij niet-ontvankelijk is in haar verzoeken met betrekking tot de woning en de school, maar wel ontvankelijk in haar verzoeken over het gezag en de hoofdverblijfplaats. Het hof heeft geoordeeld dat het gezamenlijk gezag in het belang van de kinderen is en dat de hoofdverblijfplaats bij de man blijft, omdat de kinderen goed functioneren in hun huidige situatie. De verzoeken van de vrouw zijn afgewezen, en de bestreden beschikkingen zijn in stand gehouden, met uitzondering van de regeling voor de overdracht van de kinderen, die is aangepast.