In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van mishandeling van een vrouw na een conflict in een kroeg op 19 maart 2016. De verdachte heeft de benadeelde partij aan haar haren getrokken en tegen haar lichaam geschopt. Het hof achtte de schoppen tegen het hoofd niet bewezen, maar bevestigde dat de verdachte de benadeelde partij eenmaal tegen het lichaam had geschopt. De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 100.327,27, maar het hof oordeelde dat deze vordering te complex was voor behandeling in het strafproces en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een taakstraf van 40 uren op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 20 dagen. De beslissing om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren was gebaseerd op de complexiteit van de vordering en de onevenredige belasting die dit voor het strafproces met zich meebracht.