ECLI:NL:GHAMS:2019:173
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake kosten van de huishouding en tandartskosten tussen echtgenoten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin zij niet-ontvankelijk werd verklaard in haar verzoek om de man te veroordelen tot betaling van huishoudgeld en tandartskosten. De vrouw is op 18 mei 2018 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 25 april 2018. De man heeft op 11 juni 2018 een verweerschrift ingediend. De zaak is op 25 oktober 2018 ter terechtzitting behandeld, waarbij beide partijen aanwezig waren met hun advocaten.
De vrouw en de man zijn in 1993 gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. De vrouw heeft de echtelijke woning in de zomer van 2016 verlaten en de man heeft in december 2016 aangegeven de echtscheiding aan te vragen. De man heeft sinds april 2017 een bijdrage van € 3.500,- netto per maand aan de vrouw betaald, evenals andere kosten. Bij beschikking van 3 juli 2018 is bepaald dat de man met ingang van 1 juli 2018 € 11.064,- per maand aan de vrouw zal betalen als uitkering tot levensonderhoud.
In het hoger beroep verzoekt de vrouw om alsnog ontvankelijk te worden verklaard in haar verzoek om de man te veroordelen tot betaling van € 24.330,05 ter zake van tandartskosten. Het hof oordeelt dat de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek, maar wijst de vordering af. Het hof overweegt dat de tandartskosten niet onder de kosten van de huishouding vallen, omdat deze kosten niet noodzakelijk zijn en de vrouw onvoldoende heeft onderbouwd dat deze kosten gebruikelijk waren binnen hun levensstijl. De man heeft verweer gevoerd en gesteld dat de tandartskosten cosmetisch van aard zijn en niet onder de kosten van de huishouding vallen. Het hof concludeert dat er geen afspraak is gemaakt over de betaling van deze kosten door de man.
De beslissing van het hof is dat de beschikking van de rechtbank wordt vernietigd, de vrouw alsnog ontvankelijk wordt verklaard in haar verzoek, maar dat het verzoek wordt afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat ieder zijn eigen kosten draagt.