ECLI:NL:GHAMS:2019:1725

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 maart 2019
Publicatiedatum
24 mei 2019
Zaaknummer
23-003389-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van een vonnis met aanpassing van de opgelegde gevangenisstraf in een strafzaak tegen een verdachte na een brutale overval

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 september 2018. De verdachte, geboren in 1967 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de opgelegde gevangenisstraf. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof de gevangenisstraf zou verhogen naar 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en onder bijzondere voorwaarden. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke misdrijven. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan een brutale overval op een slijterij, wat niet alleen de medewerker intimideerde, maar ook bijdroeg aan een gevoel van onveiligheid in de samenleving. Het hof oordeelde dat een vrijheidsbenemende straf passend was en heeft de gevangenisstraf vastgesteld op 14 maanden, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. Het hof heeft de beslissing genomen in het belang van de samenleving en de slachtoffers van dergelijke misdrijven.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003389-18
datum uitspraak: 12 maart 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 september 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-654072-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
thans gedetineerd in PI Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 maart 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en de motivering daarvan. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde gevangenisstraf, en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, onder bijzondere voorwaarden conform het reclasseringsrapport van 27 februari 2019.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich aan een brutale overval op een slijterij schuldig gemaakt. Hij heeft een voor de aanwezige medewerker intimiderende situatie geschapen en daarbij zijn eigen geldelijk gewin gesteld boven het leed dat hij deze medewerker heeft aangedaan. De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijk misdrijf hiervan langdurig nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Daarbij komt dat dergelijke misdrijven bijdragen aan gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.
Het hof is, gelet op de ernst van het feit, van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 maart 2019 is hij eerder veelvuldig voor soortgelijke misdrijven onherroepelijk veroordeeld.
Het hof heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van Inforsa van 27 februari 2019. Daaruit blijkt dat de opstelling van de verdachte ten aanzien van toezicht, begeleiding en voorwaarden is veranderd. Mede gelet op de inhoud van voornoemd advies en gelet op hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep omtrent de situatie van de verdachte naar voren is gebracht, acht het hof, alles afwegende, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en de motivering daarvan en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich binnen 5 dagen na het ingaan van de proeftijd bij Inforsa Reclassering op het adres [adres 1] zal melden en zich zal blijven melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
  • zich gedurende de volledige proeftijd, of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht, onder behandeling zal stellen van het Forenisch Ambulant Zorgteam of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door Inforsa Reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener hem geeft. Het innemen van medicatie kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • gedurende de volledige proeftijd, of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht, zal verblijven in [adres 2] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door Inforsa Reclassering en zich zal houden aan de huisregels en het (dag)programma dat de instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld. Het verblijf start zodra de woonplek beschikbaar is.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. F.A. Hartsuiker en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. S. Ourahma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 maart 2019.
Mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest te ondertekenen.