In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Marokko in 1983, was beschuldigd van bedreiging van een slachtoffer met de dood en zware mishandeling. De bedreiging vond plaats op 7 juli 2018 in Amsterdam, waarbij de verdachte dreigende woorden uitsprak en een snijdend gebaar langs zijn keel maakte. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 250,00, subsidiair 5 dagen hechtenis.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 1 mei 2019 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de verdachte vrijgesproken moest worden wegens gebrek aan opzet, verwijzend naar zijn toestand na overmatig alcoholgebruik en een klap op zijn hoofd. Het hof verwierp dit verweer, omdat niet was aangetoond dat de verdachte ten tijde van de bedreiging niet in staat was om de gevolgen van zijn daden te overzien. Het hof achtte de bedreiging wettig en overtuigend bewezen.
Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een geldboete van € 250,00 op, met 5 dagen hechtenis als alternatief. Het hof hield rekening met de ernst van de bedreiging, de impact op het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 23, 24, 24c en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.