ECLI:NL:GHAMS:2019:1709

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 mei 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
23-003682-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met dood en zware mishandeling; impliciet beroep op alcoholintoxicatie verworpen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Marokko in 1983, was beschuldigd van bedreiging van een slachtoffer met de dood en zware mishandeling. De bedreiging vond plaats op 7 juli 2018 in Amsterdam, waarbij de verdachte dreigende woorden uitsprak en een snijdend gebaar langs zijn keel maakte. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 250,00, subsidiair 5 dagen hechtenis.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 1 mei 2019 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de verdachte vrijgesproken moest worden wegens gebrek aan opzet, verwijzend naar zijn toestand na overmatig alcoholgebruik en een klap op zijn hoofd. Het hof verwierp dit verweer, omdat niet was aangetoond dat de verdachte ten tijde van de bedreiging niet in staat was om de gevolgen van zijn daden te overzien. Het hof achtte de bedreiging wettig en overtuigend bewezen.

Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een geldboete van € 250,00 op, met 5 dagen hechtenis als alternatief. Het hof hield rekening met de ernst van de bedreiging, de impact op het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 23, 24, 24c en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003682-18
Datum uitspraak: 15 mei 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 oktober 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-132479-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1983,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 mei 2019.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 7 juli 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Jullie gaan er allemaal aan. Ik ken jullie, ik vermoord jullie", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of daarbij met zijn hand een snijdend gebaar langs zijn keel te maken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bespreking van een in hoger beroep gevoerd bewijsverweer

Het hof vat het ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde bewijsverweer van de raadsman zo op dat is bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde bij gebrek aan opzet, gelet op de toestand waarin hij verkeerde na overmatig alcoholgebruik eerder die nacht en de klap die hij op zijn hoofd had gekregen kort voorafgaand aan het tenlastegelegde.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat niet is onderbouwd noch anderszins aannemelijk is geworden dat het de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde aan
iederinzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 juli 2018 te Amsterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Jullie gaan er allemaal aan. Ik ken jullie, ik vermoord jullie" en daarbij met zijn hand een snijdend gebaar langs zijn keel te maken.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de verdachte

De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte, door de klap die hij kort voor het tenlastegelegde had gekregen, kennelijk buiten zichzelf is getreden.
Het hof zal aan deze stellingname voorbij gaan, nu de raadsman onduidelijk heeft gelaten op welke strafuitsluitingsgrond een beroep wordt gedaan en het verweer verder geenszins is onderbouwd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 250,00, subsidiair 5 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een eigenaar van een viswinkel. Hij is die winkel zonder kenbare aanleiding binnen gelopen en heeft daar vervolgens tegen het interieur aangeschopt en stennis gemaakt. Daarbij heeft hij dreigende woorden geuit en een dreigend gebaar gemaakt. De verdachte heeft daarmee niet alleen gevoelens van angst en onveiligheid bij het verbouwereerde slachtoffer teweeg gebracht, maar ook bij de diverse omstanders. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij kennelijk die nacht zijn alcoholgebruik niet onder controle had.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 april 2019 blijkt dat hij in het verleden veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld wegens strafbare feiten, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Bij de strafoplegging heeft het hof voorts acht geslagen op de straf die door rechters ter zake van soortgelijke bedreigingen pleegt te worden opgelegd, welke straf zijn weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt een geldboete van € 250,00 genoemd.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. J.J.I. de Jong en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 mei 2019.
De oudste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]