ECLI:NL:GHAMS:2019:170
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Gezag en omgangsregeling na Marokkaanse echtscheiding tussen ouders van minderjarige kinderen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gezagsverhouding en omgangsregeling van de minderjarige kinderen van partijen, die van 2004 tot 2015 met elkaar gehuwd zijn geweest. De vader, verzoeker in principaal hoger beroep, stelde dat hij van rechtswege met het gezamenlijk gezag over de kinderen is belast, aangezien zij tijdens het huwelijk zijn geboren. De moeder, verweerster in principaal hoger beroep, betwistte dit en verwees naar een Marokkaanse echtscheidingsbeschikking die haar eenhoofdig gezag toekent. Het hof oordeelde dat de Marokkaanse rechter onbevoegd was om over het gezag te beslissen, omdat de kinderen hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden. Hierdoor bleef het gezamenlijk gezag van de ouders bestaan. Het hof heeft de verzoeken van de vader om het gezag te bevestigen toegewezen en de omgangsregeling vastgesteld, waarbij de kinderen om de week bij de vader verblijven van vrijdagmiddag tot zondagavond, en om het jaar in de zomervakantie bij hem zijn. De moeder had ook een verzoek ingediend voor een wijziging van de omgangsregeling, maar het hof heeft de afspraken tussen partijen gerespecteerd en de regeling vastgelegd.