3.1.Het gaat in deze zaak om het volgende.
( i) [geïntimeerden] huren sinds 1978 de woning, met bergruimte op zolder, gelegen aan de [adres 1] (verder: de woning), laatstelijk tegen een huurprijs van € 66,86 per maand. De woning omvat 46 m2 en wordt bewoond door [geïntimeerden] en hun twee aldaar geboren kinderen.
(ii) In het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw is [appellant] eigenaar geworden van het gehele pand, bestaande uit een souterrain, beletage en drie verdiepingen, aan de [adres 1] (verder: het pand).
(iii) In 2015 heeft [X] , eigenaar van het pand aan de [adres 2] , [appellant] doen dagvaarden in kort geding. Bij vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 22 juli 2015 is [appellant] veroordeeld uitvoering te geven aan een zogenoemd Plan van Aanpak, door het verstrekken van een opdracht aan het bedrijf Bedwants Bestrijders en door bestrijdingswerkzaamheden te laten uitvoeren tegen de kakkerlakkenplaag in het pand.
(iv) [appellant] heeft na dit vonnis JP Vastgoed Advies opdracht gegeven om ten aanzien van de woning een bouwkundige opname te doen ten behoeve van het uitvoeren van de werkzaamheden. Daarop heeft JP Vastgoed Advies een rapport uitgebracht, inclusief foto’s, waarin onder meer is vermeld:
“(…) Ten tijde van ons aangekondigde bezoek, werd ons mede gedeeld dat wij niet in de kasten mochten komen omdat de man des huizes niet aanwezig was. Er is toen direct door ons aangegeven dat een gedetailleerd onderzoek niet mogelijk was daar niet alles kon worden onderzocht.
Daarnaast werd onderzoek van de woonruimte bemoeilijkt omdat de woning in velerlei opzichten meer een opslag ruimte van allerhande zaken is. (…)
Naast het onderhoud aan het casco, dient er in de woning dusdanig veel onderhoud uitgevoerd te worden dat de enige manier van aanpak is om de woning (tijdelijk) te ontruimen het gehele appartement te renoveren waarna het opnieuw voor bewoning geschikt is. (…)
Wij nemen geen verantwoording voor de verdere gang van zaken maar wijzen er op dat bewoning op deze manier naar onze mening niet verantwoord is.”
( v) Naar aanleiding van dit rapport en het genoemde vonnis in kort geding heeft [appellant] overleg gevoerd met [geïntimeerden]
(vi) Op 16 april 2016 is onderzoek gedaan door AAB-Rodentia met betrekking tot de vraag of na de bestrijding in 2015 nog ongedierte aanwezig is in het pand. Daarbij is vastgesteld dat geen kakkerlakken en/of bedwantsen meer in het pand zaten.
(vii) Bij brief van 18 juli 2016 heeft [appellant] de huurovereenkomst met [geïntimeerden] per 1 januari 2017 opgezegd vanwege slecht huurderschap en/of dringend eigen gebruik van de woning ten behoeve van renovatie. Hij heeft daarbij ten aanzien van de beëindiging gesteld dat renovatie alleen mogelijk is als de woning volledig wordt ontruimd en dat een wanverhouding bestaat tussen de exploitatiekosten van de woning en de huuropbrengsten. [geïntimeerden] hebben niet ingestemd met beëindiging van de huur.
(viii) Bij dagvaarding van 4 oktober 2016 heeft [appellant] gevorderd dat de kantonrechter primair de huurovereenkomst zal ontbinden op grond van slecht huurderschap en subsidiair deze zal beëindigen op grond van slecht huurderschap en/of dringend eigen gebruik vanwege renovatie.
(ix) Bij verstekvonnis van 30 december 2016 (verder: het verstekvonnis) is de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en zijn [geïntimeerden] veroordeeld tot ontruiming van de woning. Nadat dit vonnis hun op 11 januari 2017 was betekend, zijn [geïntimeerden] daartegen bij dagvaarding van 8 februari 2017 in verzet gekomen.
( x) Op 6 februari 2017 heeft de brandweer in het kader van een routinecontrole de woning gecontroleerd op brandveiligheid en deze als brandveilig aangemerkt.