ECLI:NL:GHAMS:2019:1579

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2019
Publicatiedatum
8 mei 2019
Zaaknummer
23-003709-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Marktplaatsfraude en de grenzen van oplichting in online verkoop

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van oplichting in verband met de verkoop van jassen via Marktplaats. De tenlastelegging betrof het aanbieden van jassen zonder deze daadwerkelijk te leveren, waarbij de verdachte zich voordeed als een bonafide verkoper. De advocaat-generaal vorderde een gevangenisstraf van drie weken en toewijzing van een schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte jassen te koop heeft aangeboden en dat er een koopovereenkomst tot stand is gekomen. Echter, het hof oordeelde dat het enkele feit dat de verdachte de jassen niet heeft geleverd, niet automatisch betekent dat er sprake is van oplichting. Volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad is er pas sprake van oplichting als de verdachte een valse naam of hoedanigheid heeft aangenomen of gebruik heeft gemaakt van listige kunstgrepen. In dit geval heeft de verdachte zijn eigen naam en rekeningnummer gebruikt, en er waren geen bijkomende omstandigheden die duidden op bedrog.

Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte niet de intentie had om de jassen te leveren, maar dat dit niet voldoende is om te spreken van oplichting. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan het ten laste gelegde. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003709-18
datum uitspraak: 18 april 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 oktober 2018 in de strafzaak onder parketnummer
13-702389-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in P.I. Lelystad te Lelystad.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van op of omstreeks 22 januari 2018 tot en met 26 januari 2018 te Amstelveen, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag van 80.40 euro en/of een geldbedrag van 825.40 euro, door zich voor te doen als bonafide verkoper en/of door op Marktplaats een jas en/of vervolgens 12 jassen aan te bieden en/of te verkopen, terwijl hij deze niet ter beschikking had.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen tot een bedrag van € 905,00 en daarbij de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.

Vrijspraak

Niet ter discussie staat dat de verdachte jassen te koop heeft aangeboden via Markplaats.nl, dat tussen hem en [benadeelde] ter zake een koopovereenkomst tot stand is gekomen tegen een koopprijs van € 905,00, dat [benadeelde] deze koopprijs aan de verdachte heeft voldaan, alsmede dat de verdachte de jassen nimmer in bezit heeft gehad en deze niet heeft geleverd aan [benadeelde]. De vraag is of dit handelen te gelden heeft als oplichting in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Van oplichting is sprake indien een verdachte een valse naam of een valse hoedanigheid heeft aangenomen dan wel gebruik heeft gemaakt van listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels, welke handelingen op zichzelf dan wel in samenhang in causaal verband staan met de afgifte van een goed door de opgelichte. Volgens bestendige – op deze wetsgeschiedenis geënte – jurisprudentie van de Hoge Raad levert het enkele zich in strijd met de waarheid voordoen als bonafide verkoper die in staat en voornemens is het goed te leveren, niet het aannemen van een valse hoedanigheid in de zin van dit artikel op. Als iemand niet van plan is om een goed te leveren, ondanks dat de koopprijs wordt betaald, kan sprake zijn van civielrechtelijk niet-nakomen, maar is niet zonder meer sprake van oplichting. Dat hangt af van de bijkomende omstandigheden van het concrete geval. Daarbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld het gebruiken van een gefingeerde naam of het opzettelijk hanteren van een foutief e-mailadres.
In het per 1 maart 2019 in werking getreden artikel 326d Sr, dat ziet op online handelsfraude, wordt dit handelen alleen strafbaar gesteld voor partijen die er een
beroep of gewoontevan maken.
De verdachte heeft in zijn contact met de aangever gebruik gemaakt van zijn eigen naam en zijn eigen rekeningnummer. De aangever heeft gereageerd op de aanbieding van [merk] jassen van de verdachte op Marktplaats en heeft vervolgens met de verdachte contact gehad per e-mail. De verdachte sloot zijn e-mailberichten af met zijn eigen naam. Uit de verklaring van de verdachte bij de politie kan worden opgemaakt dat hij van meet af aan niet de intentie had om de jassen te leveren. Bijkomende omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat sprake is van andersoortige valselijke, listige of bedrieglijke gedragingen op grond waarvan de aangever bewogen is tot afgifte van het geldbedrag, zijn niet gebleken. Onder deze omstandigheden is niet bewezen dat de verdachte de aangever heeft bewogen tot de afgifte van het geld door een valse hoedanigheid of één van de andere genoemde oplichtingsmiddelen. De omstandigheid dat de koper – zoals de advocaat-generaal heeft gesteld – onderzoek heeft gedaan naar de verkoper en niet meer onderzoek had kunnen doen, leidt niet tot een ander oordeel. De strafbaarheid van het feit hangt immers niet af van de inspanningen die de koper zich heeft getroost om de betrouwbaarheid van de verkoper te onderzoeken.
Het hof zal de verdachte, gelet op het voorgaande, vrijspreken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.405,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 905,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van
mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
18 april 2019.