ECLI:NL:GHAMS:2019:1544

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2019
Publicatiedatum
3 mei 2019
Zaaknummer
200.253.643/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing van de commissaris in een ondernemingsrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 2 mei 2019 een beschikking gegeven inzake het ontheffingsverzoek van mr. H.C. den Hollander, die als commissaris was benoemd bij Clifden B.V. en Rand Holding B.V. De verzoeker, aangeduid als [A], heeft de Ondernemingskamer verzocht vast te stellen dat er wanbeleid heeft plaatsgevonden bij Clifden c.s. en heeft om voorzieningen gevraagd, waaronder de benoeming van een derde persoon tot zelfstandig bevoegde bestuurder. Den Hollander had eerder verzocht om ontheffing van zijn functie, omdat de communicatie met de belanghebbenden moeizaam verliep en gemaakte afspraken niet werden nagekomen. De Ondernemingskamer heeft in eerdere beschikkingen een onderzoek bevolen naar het beleid van Clifden c.s. en had Den Hollander benoemd tot commissaris. Tijdens de zitting op 11 april 2019 is het ontheffingsverzoek van Den Hollander behandeld, waarbij de advocaten van de betrokken partijen hun standpunten hebben toegelicht. De Ondernemingskamer heeft overwogen dat er geen bezwaren zijn tegen het ontheffingsverzoek en heeft besloten Den Hollander uit zijn functie te ontheffen, met ingang van de datum van de beschikking. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.253.643/02 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 2 mei 2019
inzake
[A],
wonende te [....] ,
VERZOEKER,
advocaat:
mr. D. Engelen, kantoorhoudende te Rotterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CLIFDEN B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER,
niet verschenen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RAND HOLDING B.V.,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B],
beide gevestigd te [....] ,
VERWEERSTERS,
advocaat: mr. R.J.R.M. de Bok, kantoorhoudende te Rotterdam,
e n t e g e n
[C],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat: mr. R.J.R.M. de Bok, kantoorhoudende te Rotterdam.

1.Het verloop van het geding

1.1
Partijen zullen in het vervolg (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoeker als [A] ;
  • verweersters afzonderlijk als Clifden, Rand en [B] en gezamenlijk als Clifden c.s.;
  • belanghebbende als [C] ;
  • Rand, [B] en [C] gezamenlijk als Rand c.s.
1.2
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen van 16 en 22 juni 2015, 13 juni 2017, 27 en 30 november 2018 en 21 december 2018, alle in de zaak met nummer 200.145.443/01 OK.
1.3
Bij de beschikkingen van 16 en 22 juni 2015 heeft de Ondernemingskamer – voor zover hier van belang – een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Clifden c.s. over de periode vanaf 1 januari 2005, mr. C.F. Mijs te Rotterdam (hierna: de onderzoeker) benoemd tot onderzoeker, en bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding – voor zover nodig in afwijking van de statuten – mr. H.C. den Hollander te Bussum (hierna: Den Hollander) benoemd tot commissaris van Clifden c.s.
1.4
Den Hollander heeft bij brief van 24 januari 2018 de Ondernemingskamer verzocht hem van zijn functie van commissaris te ontheffen. Op 8 februari 2018 hebben mr. Engelen namens [A] en [D] , gevolmachtigde van [B] , gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid daarop te reageren. De Ondernemingskamer heeft op 22 februari 2018 een brief aan partijen gestuurd. Een beslissing door de Ondernemingskamer op het ontheffingsverzoek is, met instemming van Den Hollander, aangehouden.
1.5
Op 29 november 2018 heeft de onderzoeker het verslag met bijlagen van het in 1.3 bedoelde onderzoek aan de Ondernemingskamer doen toekomen. Bij de beschikking van 30 november 2018 heeft de Ondernemingskamer bepaald dat het verslag met bijlagen ter griffie van de Ondernemingskamer ter inzage ligt voor belanghebbenden.
1.6
[A] heeft bij op 29 januari 2019 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, vast te stellen dat gedurende de onderzoeksperiode sprake is geweest van wanbeleid bij Clifden c.s. en dat het bestuur van Clifden c.s. daarvoor verantwoordelijk is, alsook om voorzieningen te treffen, waaronder de benoeming van een derde persoon tot zelfstandig bevoegde bestuurder van Clifden c.s. en subsidiair de verlenging van de benoeming van een commissaris van Clifden c.s.
1.7
Den Hollander heeft bij brief van 22 februari 2019 kenbaar gemaakt dat hij persisteert in zijn in 1.4 genoemde ontheffingsverzoek. De Ondernemingskamer heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten en bepaald dat dit verzoek tegelijkertijd met het verzoek van [A] ter zitting van de Ondernemingskamer zal worden behandeld.
1.8
Het ontheffingsverzoek van Den Hollander is tegelijk met het verzoek van [A] behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 11 april 2019. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht, wat mr. R.Q.A. Mandos, kantoorgenoot van mr. Engelen, betreft aan de hand van – aan de Ondernemingskamer en de wederpartijen overgelegde – aantekeningen, en wat mr. Engelen betreft onder overlegging van een op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartijen gezonden nadere bijlage 8. Partijen, hun advocaten, de onderzoeker en Den Hollander hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt. Nadat ter zitting afspraken zijn gemaakt over voldoening van de kosten van Den Hollander, heeft hij te kennen gegeven dat hij zijn ontheffingsverzoek handhaaft.

2.De gronden van de beslissing

2.1
De Ondernemingskamer beslist in deze beschikking alleen op het ontheffingsverzoek van Den Hollander; ter zitting is de beslissing op het verzoek van [A] gesteld op een termijn van acht weken.
2.2
Den Hollander heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de communicatie met [C] en (namens hem) [D] erg moeizaam verloopt en dat met hem gemaakte afspraken telkenmale niet worden nagekomen. Dit leidt tot een voor hem onwerkbare situatie. Wat betreft de voldoening van zijn kosten wordt hij door hen ‘aan het lijntje gehouden’, met als gevolg dat deze onbetaald zijn gebleven.
2.3
[A] heeft in zijn in 1.6 genoemde verzoek verzocht de duur van de aanstelling van Den Hollander als commissaris te verlengen.
2.4
Rand c.s. hebben naar voren gebracht dat zij onbekend waren met de bezwaren van de Den Hollander en dat zij in de veronderstelling verkeerden dat al zijn facturen reeds waren betaald. Hoewel zij het vertrek van Den Hollander zouden betreuren, zien zij geen taak voor hem weggelegd op het vlak van de informatievoorziening vanuit Clifden c.s. richting [A] , zodat zij zich refereren aan het oordeel van de Ondernemingskamer op het ontheffingsverzoek.
2.5
De Ondernemingskamer overweegt als volgt. Nu Den Hollander de Ondernemingskamer heeft verzocht hem te ontheffen uit zijn functie van commissaris, ligt dit verzoek in beginsel voor toewijzing gereed. Op het subsidiaire verzoek van [A] tot tijdelijke aanstelling van een commissaris ex artikel 2:356 BW zal de Ondernemingskamer bij afzonderlijke beschikking beslissen. [A] heeft geen bezwaar geuit tegen Den Hollanders verzoek tot ontheffing. Evenmin hebben de overige partijen bezwaar tegen inwilliging van het ontheffingsverzoek. De Ondernemingskamer ziet ook overigens geen bezwaren. Zij zal Den Hollander dan ook uit zijn functie van commissaris ontheffen.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
ontheft mr. H.C. den Hollander uit de functie van commissaris van Clifden B.V., Rand Holding B.V. en [B] , zoals bedoeld in de beschikking van 16 juni 2015 in deze zaak, en wel met ingang van heden;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J. Wolfs, voorzitter, mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar en mr. M.M.M. Tillema, raadsheren, en dr. P.M. Verboom en drs. C. Smits-Nusteling, raden, in tegenwoordigheid van mr. F.L.A. Straathof, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2019.