Uitspraak
mr. W.D. Berkhout, kantoorhoudende te Utrecht,
mr. G.J. Heussen, kantoorhoudende te Baarn.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 1 mei 2019 uitspraak gedaan in een hoger beroep over de vergoeding van kosten van rechtsbijstand. De verzoekster, de oudergeleding van de medezeggenschapsraad van Jenaplanschool De Ratelaar, had beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Landelijke Commissie voor Geschillen Wms. De commissie had geoordeeld dat de oudergeleding niet in redelijkheid had kunnen komen tot het onthouden van instemming aan het voorgenomen besluit tot sluiting van de school. Tevens had de commissie de kosten van rechtsbijstand voor het nalevingsgeschil vastgesteld op € 1.120 exclusief btw, wat de oudergeleding betwistte.
De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat de oudergeleding niet vooraf Prodas, het bevoegd gezag, in kennis heeft gesteld van de te maken kosten van rechtsbijstand, zoals vereist door artikel 28 lid 2 Wms. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de kosten voor de rechtsbijstand in het instemmingsgeschil niet voor vergoeding in aanmerking komen. De Ondernemingskamer heeft echter wel geoordeeld dat de kosten voor het voeren van de procedure bij de Ondernemingskamer, die geschat zijn op € 1.600 exclusief btw, voor rekening van Prodas komen. De beslissing van de commissie is in zoverre verworpen, en het verzoek van de oudergeleding is voor het overige afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van het vooraf in kennis stellen van de kosten door de medezeggenschapsraad aan het bevoegd gezag, en de voorwaarden waaronder kosten van rechtsbijstand vergoed kunnen worden. De Ondernemingskamer heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen en heeft de uiteindelijke beslissing genomen op basis van de wettelijke vereisten en de feiten van de zaak.