ECLI:NL:GHAMS:2019:1483

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2019
Publicatiedatum
29 april 2019
Zaaknummer
23-002095-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor witwassen na onderzoek naar herkomst contant geldbedrag

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1945, werd beschuldigd van witwassen van een contant bedrag van € 18.500,00, dat hij zou hebben omgezet door dit bedrag te gebruiken voor de aankoop van een auto. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.

Het onderzoek naar de verdachte begon na informatie van de Criminele Inlichtingen Eenheid, die aangaf dat de verdachte een Mercedes had gekocht, die op naam van een katvanger stond. De advocaat-generaal stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen, maar de raadsman betwistte dit en voerde aan dat er geen redelijk vermoeden was voor witwassen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was dat het contante bedrag uit misdrijf afkomstig was.

De verdachte had een legaal inkomen en had de auto gekocht door middel van inruiling en contante betaling. Het hof oordeelde dat de verdachte niet verplicht was om de herkomst van het contante bedrag te verklaren, omdat er geen bewijs was dat het geld uit een misdrijf afkomstig was. De beslissing van het hof was om het vonnis te vernietigen en de verdachte vrij te spreken van de tenlastelegging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002095-17
datum uitspraak: 1 maart 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 31 mei 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-860047-15 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1945,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
15 februari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het
Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 februari 2014, althans in of omstreeks de periode van 10 februari 2014 tot en met 31 maart 2014 te Berlicum, gemeente Sint-Michielsgestel, in elk geval in Nederland, een voorwerp, te weten een contant bedrag van 18.500 euro, althans een contant geldbedrag, heeft omgezet, door dit contant bedrag te betalen voor en/of uit geven aan een (personen)auto (kenteken: [kenteken]), terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp (contant bedrag) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig(e) misdrijf/misdrijven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof de vrijspraak van de verdachte
anders motiveert en geen beslissing zal nemen ten aanzien van het beslag, aangezien dit
– gelet op hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gekomen – reeds is geëindigd.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft gesteld dat bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een (contant) bedrag van € 18.500,00.
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat de door het openbaar ministerie gestelde feiten en omstandigheden niet leiden tot een redelijk vermoeden van witwassen, zodat reeds daarom vrijspraak dient te volgen. De verdachte is derhalve niet genoodzaakt tot het afleggen van een verklaring met betrekking tot de herkomst van het contante geldbedrag van € 18.500,00.
Het onderzoek tegen de verdachte is gestart nadat door de Criminele Inlichtingen Eenheid van
Noord-Holland informatie werd ontvangen dat ene [naam 1] en zijn vriendin [naam 2] gebruik maken van een Mercedes personenauto met kenteken [kenteken] , die bewust op naam is gesteld van
een katvanger omdat [naam 1] en zijn vriendin het bezit van de Mercedes financieel niet kunnen verantwoorden. Uit het daaropvolgende opsporingsonderzoek naar de Mercedes volgt dat de bewuste auto in 2014 is gekocht door de verdachte en ook op zijn naam staat. Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat [naam 1] en/of zijn vriendin in 2014 in totaal vijf keer gezien zijn in deze auto. Van nader onderzoek blijkt uit het dossier niet.
Uit het proces-verbaal van relaas blijkt dat het opsporingsonderzoek uitgaat van de gedachte dat de Mercedes van [naam 1] is. Vanuit die optiek zou de verdachte zich schuldig kunnen hebben gemaakt aan witwassen, als hij wist of moest vermoeden dat de Mercedes door [naam 1] betaald was met crimineel geld en hij dat verhulde door het voertuig op zijn naam te zetten. Uit de bewijsmiddelen blijkt echter onvoldoende dat de Mercedes daadwerkelijk van [naam 1] en/of zijn vriendin is. Die denkrichting van het opsporingsonderzoek is kennelijk door het openbaar ministerie ook verlaten, mede omdat de verdachte zelf zegt dat de Mercedes hem in eigendom toebehoort. Dit standpunt heeft de advocaat-generaal ter terechtzitting ook ingenomen en de Mercedes – zo is ter terechtzitting gebleken – is in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep aan de verdachte geretourneerd.
Uitgaande van het gegeven dat de Mercedes van de verdachte is, dan is de vraag hoe hij deze gefinancierd heeft. Uit het dossier volgt dat de verdachte deze auto heeft gekocht op 10 februari 2014. Hij heeft deze betaald door middel van inruiling van een andere auto – die ook op zijn naam stond – en door het betalen van een bedrag van € 18.500,00 aan contant geld. De verdachte heeft voorts een legaal inkomen van ongeveer € 3.580,00 netto per maand.
Naar het oordeel van het hof leveren deze feiten en omstandigheden niet een zodanig vermoeden van witwassen op, dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft met betrekking tot de herkomst van het contante bedrag van € 18.500,00. Uit de bewijsmiddelen kan niet blijken dat dit geld – middellijk of onmiddellijk – uit misdrijf afkomstig is. De verdachte moet daarom worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P. den Otter, mr. S. Clement en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. K. van der Togt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 maart 2019.