ECLI:NL:GHAMS:2019:1482
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging vonnis met betrekking tot herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling
Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 29 maart 2018. De verdachte, geboren in 1948, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis waarbij hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1581 dagen. De zaak betreft de herroeping van zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling. De advocaat-generaal vorderde dat de verdachte zou worden veroordeeld tot dezelfde straf als in eerste aanleg opgelegd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de overwegingen met betrekking tot de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling.
De verdediging stelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de verdachte niet op de hoogte was van zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling. De raadsvrouw voerde aan dat de vordering afgewezen moest worden vanwege de Nederlandse standaarden voor strafoplegging en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn leeftijd en gezondheid. De advocaat-generaal daarentegen stelde dat de vordering tot herroeping moest worden toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt.
Het hof oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de voorwaardelijke invrijheidsstelling en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vordering tot herroeping. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, waarbij de ernst van het strafbare feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging zijn genomen. De beslissing van het hof werd uitgesproken op 1 maart 2019.