ECLI:NL:GHAMS:2019:1477

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 maart 2019
Publicatiedatum
26 april 2019
Zaaknummer
23-002622-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake overtreding van artikel 5.3 Wet Luchtvaart door gezagvoerder van luchtvaartuig

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1959, was als gezagvoerder van een luchtvaartuig, een Robin R2160, beschuldigd van het in gevaar brengen van andere luchtvaartuigen tijdens een vlucht op 10 september 2017 in Lelystad. De tenlastelegging omvatte onder andere het niet naleven van de voorschriften van de Wet Luchtvaart en het veroorzaken van botsingsgevaar met andere luchtvaartuigen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op een afstand van 5 tot 15 meter van een ander luchtvaartuig is opgestegen, terwijl dit andere luchtvaartuig nog op de startbaan aanwezig was. De verdediging voerde aan dat de verdachte zorgvuldig had gehandeld en dat er geen gevaar was veroorzaakt. Het hof oordeelde echter dat de verdachte nalatig was geweest en dat zijn acties de veiligheid in de burgerluchtvaart in gevaar hadden gebracht. Het hof verklaarde de verdachte schuldig aan de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 5.3 van de Wet Luchtvaart en legde een geldboete van € 300,00 op, met een subsidiaire hechtenis van 6 dagen. Het vonnis van de kantonrechter werd vernietigd, en het hof deed opnieuw recht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002622-18
Datum uitspraak: 15 maart 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 juli 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-240603-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1959,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
1 maart 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 10 september 2017 in de gemeente Lelystad, als gezagvoerder van een luchtvaartuig, te weten een Robin R2160 voorzien van het Nederlandse nationaliteits- en inschrijvingskenmerk [kenmerk 1], in ieder geval een luchtvaartuig, op zodanige wijze aan het luchtverkeer heeft deelgenomen dat daardoor personen en/of zaken in gevaar werden en/of konden worden gebracht, immers is verdachte toen en daar met dat luchtvaartuig opgestegen vanaf baan 23 terwijl een ander luchtvaartuig, te weten de [kenmerk 2], in ieder geval een ander luchtvaartuig, op dat moment nog op die baan 23 aan het taxiën was en/of (daarbij) op korte afstand over die [kenmerk 2], althans dat andere luchtvaartuig, heen gevlogen en/of terwijl een ander (derde) luchtvaartuig, te weten de [kenmerk 3], in ieder geval een ander luchtvaartuig, 'op final was' om te landen op baan 23, waardoor de luchtvaartuigen [kenmerk 2] en/of [kenmerk 3] en/of [kenmerk 1] en/of diens inzittenden in gevaar werden gebracht en/of in gevaar konden worden gebracht;
en/of
hij op of omstreeks 10 september 2017 in de gemeente Lelystad, als gezagvoerder van een luchtvaartuig, te weten een Robin R2160 voorzien van het Nederlandse nationaliteits- en inschrijvingskenmerk [kenmerk 1], in ieder geval een luchtvaartuig, in strijd heeft gehandeld met een of meer bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van hetgeen bij of krachtens de basisverordening (verordening (EG) nr. 216/2008) is bepaald, -. immers heeft hij, verdachte, toen endaar in strijd met paragraaf SERA 3205 Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 923/2012 van de Europese Commissie met het door hem bestuurde luchtvaartuig dusdanig nabij een ander luchtvaartuig (te weten het luchtvaartuig met nationaliteits- en inschrijvingskenmerk [kenmerk 2], in ieder geval een luchtvaartuig) geopereerd en/of gevlogen dat botsingsgevaar ontstond, en/of -. immers is hij, verdachte, toen en daar in strijd met paragraaf SERA 3210 Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 923/2012 van de Europese Commissie als gezagvoerder van een inhalend luchtvaartuig niet (voldoende) uit de buurt gebleven van een luchtvaartuig dat door hem werd ingehaald (te weten het luchtvaartuig met nationaliteits- en inschrijvingskenmerk [kenmerk 2], in ieder geval een luchtvaartuig), en/of -. immers heeft hij, verdachte, toen en daar in strijd met paragraaf SERA 3210 Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 923/2012 van de Europese Commissie als gezagvoerder van een inhalend luchtvaartuig niet vermeden bovenlangs dat andere luchtvaartuig te passeren, en/of -. immers heeft hij, verdachte, toen en daar in strijd met paragraaf SERA 3210 Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 923/2012 van de Europese Commissie als gezagvoerder van een luchtvaartuig op de grond geen voorrang verleend aan een landend luchtvaartuig en/of luchtvaartuig dat zich in de laatste naderingsfase voor de landing bevond, te weten de [kenmerk 3], in ieder geval een luchtvaartuig.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Ontvankelijkheid openbaar ministerie

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit op de grond dat de strafrechtelijke vervolging van de verdachte in strijd is met de Aanwijzing opsporing en vervolging bij melding van voorvallen in de burgerluchtvaart, aangezien de verdachte een Aviation Safety Report heeft opgemaakt en dit heeft ingediend bij vliegclub Rotterdam.
Het hof overweegt als volgt.
Vooropgesteld wordt dat de Aanwijzing opsporing en vervolging bij melding van voorvallen in de burgerluchtvaart (hierna: de Aanwijzing) voorschrijft dat geen vervolging wordt ingesteld tegen natuurlijke personen met betrekking tot overtredingen die onopzettelijk of uit onachtzaamheid zijn begaan en waarvan het openbaar ministerie op de hoogte is, alleen maar omdat er krachtens artikel 7.1 van de Wet Luchtvaart verplicht melding is gedaan. De Inspectie Verkeer en Waterstaat fungeert als meldpunt.
Indien in strijd met de Aanwijzing wordt vervolgd kan dit onder meer ertoe leiden dat de rechter, in het licht van de beginselen van een goede procesorde en in het bijzonder wegens schending van het vertrouwensbeginsel, het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaart.
Het hof stelt vast dat het onderzoek is ingesteld naar aanleiding van een veiligheidsmelding door havenmeester Weening van Lelystad Airport en niet naar aanleiding van een melding als bedoeld in artikel 7.1. van de Wet Luchtvaart. Anders dan de raadsman merkt het hof het door de verdachte opgemaakte Aviation Safety Report niet aan als een zodanige melding. Dat hij in de veronderstelling was dat volstond om de melding te doen bij de vliegclub Rotterdam maakt dit niet anders, nu van de verdachte kan worden verlangd dat hij zich ervan vergewiste dat hij zijn melding bij de juiste instantie deed. In zoverre heeft het openbaar ministerie niet gehandeld in strijd met de Aanwijzing. Het hof verwerpt het verweer van de raadsman en acht het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte alles heeft gedaan wat van een zorgvuldig handelend gezagvoerder van een luchtvaartuig mag worden verwacht en dat door toedoen van de verdachte geen gevaar is veroorzaakt, noch gevaar kon worden veroorzaakt.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op 10 september 2017 op het ongecontroleerde vliegveld in Lelystad deelnam aan het luchtverkeer als gezagvoerder van een luchtvaartuig, te weten een Robin R2160 voorzien van het Nederlandse nationaliteits- en inschrijvingskenmerk [kenmerk 1] (hierna: de Robin). De verdachte manoeuvreerde de Robin naar baan 23 van het vliegveld om op te stijgen en deel te kunnen nemen aan DONAC (Dutch National Aerobatics Championship). Op het moment dat de verdachte baan 23 opdraaide, bevond zich voor hem op die baan een ander luchtvaartuig, te weten een Fuji Fa-200-160 voorzien van het Nederlandse nationaliteits- en inschrijvingskenmerk [kenmerk 2] (hierna: de Fuji). In de Fuji bevonden zich [slachtoffer] en zijn twee broers. De Fuji was even daarvoor geland en taxiede op baan 23 in de richting van exit N3. Vanwege werkzaamheden op het vliegveld werd deze exit, en niet de gebruikelijke uitgang, gebruikt. Exit N3 bevond zich na een kleine zijweg.
De verdachte taxiede op een afstand van 100 tot 200 meter achter de Fuji. In de buurt van exit N3 zag de verdachte dat de Fuji een beweging naar rechts maakte. De verdachte ging ervan uit dat de Fuji de baan verliet en zette de
take-offin. Ter controle wierp de verdachte een blik op de motorinstrumenten en vervolgens gaf hij gas. De havenmeester zag dit en riep via de radio: “
hold position”. Toen de verdachte opkeek zag hij dat de Fuji zich niet naar exit N3 had begeven, maar terug de baan was opgedraaid. Naar zijn inschatting was op dat moment de afstand tot de Fuji te gering en de snelheid van zijn vliegtuig te hoog om veilig te kunnen stoppen. Hij zette de
take-offdoor en is op een afstand van minimaal vijf meter en maximaal vijftien meter van de Fuji opgestegen.
De verdachte heeft verklaard dat hij op de hoogte was van de werkzaamheden op het vliegveld, en dat hij wist dat zich voor exit N3 een kleine zijweg bevond.
Uit het voorgaande leidt het hof af dat de verdachte met een hoge snelheid en op een relatief korte afstand van de Fuji de
take-offheeft ingezet, terwijl die Fuji de startbaan nog niet had verlaten. Dat de verdachte in de veronderstelling was dat de Fuji de startbaan afdraaide maakt niet dat de verdachte niet kan worden verweten dat hij heeft nagelaten zich ervan te vergewissen dat de startbaan vrij was voor
take-off.De verdachte is vervolgens op zeer korte afstand van de Fuji opgestegen, hetgeen als gevaarlijk voor de inzittenden van de Fuji kan worden bestempeld en een reële mogelijkheid op schade opleverde.
Het hof verwerpt de verweren van de raadsman en acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat het hof niet toekomt aan de beoordeling van hetgeen na
en/of(overtreding van Uitvoeringsverordening Nr 923/2012) is ten laste gelegd nu de advocaat-generaal heeft medegedeeld dat dit als subsidiair tenlastegelegd dient te worden beschouwd en de verdachte door deze uitleg van de tenlastelegging niet in zijn verdediging wordt geschaad.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 september 2017 in de gemeente Lelystad, als gezagvoerder van een luchtvaartuig, te weten een Robin R2160 voorzien van het Nederlandse nationaliteits- en inschrijvingskenmerk [kenmerk 1], op zodanige wijze aan het luchtverkeer heeft deelgenomen dat daardoor personen en zaken in gevaar werden en/of konden worden gebracht, immers is verdachte toen en daar met dat luchtvaartuig opgestegen vanaf baan 23 terwijl een ander luchtvaartuig, te weten de [kenmerk 2], op dat moment nog op die baan 23 aan het taxiën was en daarbij op korte afstand over die [kenmerk 2] heen gevlogen, waardoor het luchtvaartuig [kenmerk 2] en diens inzittenden in gevaar werden gebracht of in gevaar konden worden gebracht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging nu de materiële wederrechtelijkheid van het bewezenverklaarde feit ontbreekt. De verdachte heeft de veiligheid in de burgerluchtvaart immers juist gediend door de
take offdoor te zetten en na het loskomen van de grond niet boven zijn voorganger te gaan vliegen, maar ernaast.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof leidt uit het verweer van de raadsman af dat dit geen betrekking heeft op het vroegtijdig inzetten van de
take-off, maar op de handelingen die de verdachte daarna verrichte. Reeds omdat de verdachte zich op nalatige wijze in de positie had gebracht waardoor hij zijns inziens de
take-offmoest doorzetten, treft het verweer geen doel. Ten overvloede overweegt het hof dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op korte afstand over de Fuji is gevlogen.
Het hof concludeert dat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van het bepaalde in artikel 5.3 van de Wet Luchtvaart.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter in de rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 300,00 subsidiair 6 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis.
De raadsman heeft primair verzocht de verdachte vrij te spreken, subsidiair de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging en meest subsidiair artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich, als gezagvoerder van een luchtvaartuig, in het burgerluchtvaartverkeer gevaarzettend gedragen door op een zeer korte afstand van een ander luchtvaartuig op te stijgen. Door aldus te handelen heeft de verdachte de veiligheid in de burgerluchtvaart aangetast en veroorzaakt dat personen en goederen in gevaar werden gebracht en/of konden worden gebracht.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 februari 2019 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
De ernst van het bewezen verklaarde feit rechtvaardigt in beginsel oplegging van een hogere geldboete dan door de kantonrechter in eerste aanleg is opgelegd.
Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het hof gebleken dat de verdachte in zijn vrije tijd deelneemt aan de burgerluchtvaart en deel uitmaakt van een luchtvaartformatieteam. Dit luchtinformatieteam houdt bij de afgifte van een
display authorizationrekening met veroordelingen en waarschuwingen in verband met gevaarzetting in de lucht, reden dat de onderhavige zaak zwaarwegend is voor de verdachte.
Voornoemde omstandigheden leiden echter niet tot de toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zoals door de raadsman is bepleit, maar geeft het hof wel aanleiding te bepalen geen hogere geldboete op te leggen dan hem door de kantonrechter is opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5.3 en 11.9 van de Wet luchtvaart.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. J.W.H.G. Loyson en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
15 maart 2019.
mr. H.A. van Eijk is buiten staat dit arrest te ondertekenen
=========================================================================
[…]