ECLI:NL:GHAMS:2019:1466
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens bestemmingswijziging en gebruik zonder toestemming
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering tot ontbinding van een huurovereenkomst en ontruiming van een bedrijfsruimte. De appellant, die een winkelruimte huurde, had de bestemming van het gehuurde gewijzigd en het pand in gebruik gegeven aan een vennootschap zonder toestemming van de verhuurder. De kantonrechter had eerder de vorderingen van de verhuurder toegewezen, omdat de appellant in strijd met de huurovereenkomst had gehandeld. Het hof bevestigde deze beslissing en oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat hij toestemming had voor de wijzigingen die hij had aangebracht aan het gehuurde. De appellant had de huurovereenkomst in 2002 gesloten en was in 2011 door de verhuurder, de geïntimeerde, in gebreke gesteld. Ondanks een sommatie om de huurovereenkomst op te zeggen en het gehuurde te ontruimen, had de appellant hieraan geen gehoor gegeven. Het hof concludeerde dat de combinatie van overtredingen van de huurovereenkomst door de appellant zodanig ernstig was dat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming gerechtvaardigd was. De kosten van het hoger beroep werden toegewezen aan de geïntimeerde.