In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de vader om te worden belast met het eenhoofdig gezag over zijn kinderen, [kind A] en [kind B], en om een omgangsregeling vast te stellen. De kinderen verblijven al ruim vier jaar in een pleeggezin en hebben een belaste voorgeschiedenis, waaronder huiselijk geweld en verwaarlozing. De vader heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 2 mei 2018 aangevochten, waarin zijn verzoeken waren afgewezen. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen in hun huidige pleeggezin een positieve ontwikkeling doormaken en dat hun perspectief daar ligt, niet bij de vader. Het hof heeft geoordeeld dat er gegronde vrees bestaat dat de belangen van de kinderen verwaarloosd worden als het verzoek van de vader wordt ingewilligd. De vader heeft betoogd dat hij in staat is om voor de kinderen te zorgen en dat hij meer betrokken wil zijn bij hun leven, maar het hof heeft geconcludeerd dat de trauma's en de voorgeschiedenis van de kinderen zwaarwegend zijn en dat een omgangsregeling hen zou schaden. De GI (gecertificeerde instelling) heeft ook gepleit voor het behoud van de huidige situatie, waarbij de kinderen in het pleeggezin blijven. Het hof heeft uiteindelijk de bestreden beschikking bekrachtigd en het verzoek van de vader afgewezen.