ECLI:NL:GHAMS:2019:136

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 januari 2019
Publicatiedatum
23 januari 2019
Zaaknummer
200.210.937/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aannemingsovereenkomst en geschil over kostenoverschrijding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [geïntimeerde] tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had in eerste aanleg de vordering van [appellant] toegewezen tot een bedrag van € 29.647,23 aan hoofdsom, met rente en buitengerechtelijke kosten, terwijl de vorderingen van [geïntimeerde] in reconventie waren afgewezen. De zaak betreft een aannemingsovereenkomst tussen partijen voor verbouwingswerkzaamheden aan de woning van [geïntimeerde]. De kern van het geschil draait om de vraag of er een vaste prijs was afgesproken voor de werkzaamheden en of [appellant] zijn verplichtingen is nagekomen. [geïntimeerde] stelt dat er een budget van € 75.000,- was afgesproken en dat [appellant] niet heeft gewaarschuwd voor extra kosten. Het hof oordeelt dat er geen sprake was van een vaste prijs en dat [appellant] niet in verzuim is gekomen, omdat er geen ingebrekestelling is verzonden. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de kosten van het geding in hoger beroep toe aan [appellant].

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.210.937/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/601188/ HA ZA 16-101
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 januari 2019
inzake
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats 1] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
[appellant],
(h.o.d.n. [X] ),
wonend te [woonplaats 2] ,
appellant,
advocaat: mr. H.C. Vroege te Hilversum.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [geïntimeerde] en [appellant] genoemd.
[geïntimeerde] is bij dagvaarding van 23 januari 2017 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, van 26 oktober 2016, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser in conventie, tevens verweerder in reconventie en [geïntimeerde] als gedaagde in conventie tevens eiser in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met productie.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 8 november 2018 doen bepleiten, [geïntimeerde] door mr. J.P. van den Bergh, advocaat te Amsterdam, en [appellant] door zijn voornoemde advocaat, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vorderingen van [appellant] in conventie zal afwijzen en zijn eigen vorderingen in reconventie alsnog zal toewijzen, met terugbetaling van hetgeen [geïntimeerde] uit hoofde van het bestreden vonnis aan [appellant] heeft voldaan, met rente en met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten.
[appellant] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging, met - uitvoerbaar bij voorraad - beslissing over de proceskosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

2.1
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1. tot en met 2.19. de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen.
Grief 1stelt aan de orde dat de feitenvaststelling niet volledig is en dat feiten die [geïntimeerde] naar voren heeft gebracht niet in de beoordeling zijn betrokken. Deze grief faalt omdat het de rechtbank vrij staat de feiten die zij van belang vindt voor de beoordeling van de zaak vast te stellen en niet verplicht is andere feiten te benoemen. De feiten zijn in hoger beroep voor het overige niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat komen de feiten neer op het volgende.
2.2
[appellant] heeft een aannemersbedrijf.
2.3
[geïntimeerde] heeft [appellant] benaderd voor de uitvoering van verbouwingswerkzaamheden aan zijn woning te Amstelveen. Per e-mail van 5 april 2014 heeft [appellant] [geïntimeerde] medegedeeld:
“Here are some sketches and an estimate for your project. Again it is a global price. We will have to go into details to make a fix price there. Let me know when you want to see me.”
Bij deze e-mail was een “cost calculation” gevoegd die een opsomming van werkzaamheden vermeldt, een totaalbedrag van € 82.696,17 en een “Hourly labour rate” van “€ 25,00 EUR/man-hour”. In rood is voorts - met een pijl naar het bedrag van € 82.696,17 - vermeld: “Total 79230,19”.
2.4
[appellant] is op eind april/ mei 2014 gestart met de verbouwingswerkzaamheden.
2.5
Per e-mail van 20 juli 2014 heeft [geïntimeerde] [appellant] onder meer medegedeeld:
“How much more would the beton siree, the painting and the labor be?
And how much did you already spend of the money I paid you the first time?”
2.6
Per e-mail van 12 september 2014 heeft [geïntimeerde] [appellant] onder meer medegedeeld:
“And could you give me an update of the costs? What is left form the first payment? How much do you expect for the rest of the work?”
2.7
[geïntimeerde] heeft [appellant] per e-mail van 30 september 2014 onder meer medegedeeld:
“What is your planning? When will you order the kitchen? When should we decide on the colors? When should we decide on the floor?
And will when you send me the offer for all remaining activities?”
2.8
Per e-mail van 1 oktober 2014 heeft [geïntimeerde] [appellant] onder meer medegedeeld:
“Sure I like wooden floors the most, but I’m not sure if I can pay for them. Could you let me know asap what the extra costs are for all the remaining activities? Then we can make choice.”
2.9
Per e-mail van 6 oktober 2014 heeft [geïntimeerde] [appellant] onder meer gevraagd:
“When will I receive your final ofer?”
2.1
Per e-mail van 7 oktober 2014 heeft [appellant] [geïntimeerde] medegedeeld:
“Just send you a cost calculation for things that have been done or having been doing. I will start to write the cost calculation fopr rest of items, floors, paint, finishing ground floor, today. I still need to collect some info, but you get this pice from me soon.”
De betreffende cost calculation van 7 oktober 2014 vermeldt een totaalbedrag van € 22.537,90.
2.11
Partijen hebben vervolgens per e-mail verder gecorrespondeerd over voornoemde cost calculation, waarbij [geïntimeerde] [appellant] onder meer heeft gevraagd waarom hij hem niet eerder heeft gemeld dat sprake is van zo’n hoog bedrag bovenop zijn budget van € 75.000,-, terwijl [geïntimeerde] hem zo vaak om een cost calculation heeft gevraagd.
2.12
[appellant] heeft [geïntimeerde] op 21 oktober 2014 een factuur gestuurd voor een bedrag van € 28.375,-. Van deze factuur heeft [geïntimeerde] een bedrag van € 15.000,- in twee gedeelten voldaan.
2.13
[geïntimeerde] heeft in verband met de werkzaamheden een totaalbedrag van € 35.182,- aan [appellant] voldaan.
2.14
Per e-mail van 13 november 2014 heeft [appellant] [geïntimeerde] onder meer medegedeeld:
“It was not possible and still is not possible to make a price for work if i don’t know what to do. You told me on the beginning that there is a budget of 75k, we agreed i do the main part of the house and the extension will be done by other company. So once more, my price for the work we agreed is lower than i estimated All extra cost are for the work that was necessary to do or you clearly ask me to do, sometimes even not me but men that were working there. You asked me to make a price for activities we were doing and the next day there were changes to it. I told you many times don’t do this or do it later, your anwers were that we have enough many to do it or you simply said you wanted it.
all the extra work like extension, shed, floors, radiators, roof windows, windows weren’t in my estimate and you knew it. So why you asked me to do it?”
2.15
[appellant] heeft de werkzaamheden op 13 november 2014 gestaakt vanwege het tussen partijen ontstane geschil over volgens [appellant] openstaande facturen.
2.16
Per e-mail van 14 november 2014 heeft [geïntimeerde] [appellant] medegedeeld:
“And BTW: It’s not the way I want to go. I like you as a person and you always did great work. My house looks great so far, it’s a shame we can’t work things put ourselves.”
2.17
[appellant] heeft [geïntimeerde] op 25 november 2014 een factuur gestuurd ten bedrage van € 20.546,63. [geïntimeerde] heeft deze factuur niet voldaan. Op deze datum heeft [appellant] [geïntimeerde] tevens een cost calculation gestuurd voor een totaalbedrag van € 69.132,25 inclusief btw.
2.18
[appellant] heeft [geïntimeerde] per e-mail van 27 november 2014 onder meer medegedeeld:
“I don’t have any problem to walk with you through the house and explain any cent that was spend on the project. (…)
I will be very happy to do what ever you want at your home, but I like to be paid for that. As soon as you pay me and i can pay back to workers and have money to pay for materials i can continue with the work.”
2.19
[geïntimeerde] heeft [appellant] per e-mail van 10 december 2014 onder meer medegedeeld:
“Remember I offered you to visit my house a couple of weeks ago so we could agree on what you dud or didn’t do? You didn’t respond to my invitation. Fine, your call. I made pictures and I made a list of things that you did, didn’t do and where you even created a problem (…).
Based on this I will calculate the amount of money you have to pay me back, because I strongly have the notion I paid you too much already.”
2.1
[geïntimeerde] heeft een andere aannemer ingeschakeld die de werkzaamheden heeft afgerond.

3.Beoordeling

3.1
In eerste aanleg heeft [appellant] in conventie gevorderd dat de rechtbank [geïntimeerde] (uitvoerbaar bij voorraad) zou veroordelen tot betaling van
I. een hoofdsom van € 33.921,63, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de vervaldata van de facturen tot 2 februari 2016 ad € 844,94 en vanaf 2 februari 2016 tot de dag der algehele voldoening;
II. de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.114,22, althans een bedrag door de rechtbank in goede justitie vast te stellen en voorts te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
III. de proceskosten;
IV. de nakosten.
3.2
[geïntimeerde] heeft tegen die vordering verweer gevoerd en op zijn beurt in reconventie gevorderd dat de rechtbank [appellant] (uitvoerbaar bij voorraad) zou veroordelen tot betaling van
I. € 12.291,53 aan hoofdsom;
II. de wettelijke rente over € 12.291,53 vanaf de dag der dagvaarding tot de voldoening;
III. de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na betekening van het vonnis, tot de voldoening;
IV. de nakosten.
3.3
In conventie heeft de rechtbank de vordering van [appellant] (uitvoerbaar bij voorraad) toegewezen tot een bedrag van € 29.647,23 aan hoofdsom, met rente en € 1.114,22 aan buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten met nakosten. Het overige in conventie gevorderde is afgewezen. De vorderingen van [geïntimeerde] in reconventie heeft de rechtbank afgewezen, met (uitvoerbaar bij voorraad) veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten, met nakosten. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [geïntimeerde] met zijn grieven op.
3.4
De
grieven 2, 3 en 5hebben tot uitgangspunt dat de rechtbank ten onrechte niet heeft vastgesteld dat er sprake was van een vaste prijs, althans een taakstellend budget van rond de € 75.000,- voor de opdracht, volgend uit de begroting 1.0, ook wel genoemd de initiële offerte, van 5 april 2014. Ter toelichting stelt [geïntimeerde] dat hij aan [appellant] heeft duidelijk gemaakt dat er niet meer geld was en dat partijen zijn overeengekomen dat de kosten binnen dit bedrag zouden blijven. [appellant] heeft echter zijn verplichting verzaakt om de kosten te bewaken en hem telkens gerustgesteld. Bovendien had [appellant] als hoofdaannemer de leiding over het project en had hij ook om die reden controle moeten uitoefenen en de bouwkosten moeten bewaken. [geïntimeerde] is nooit gewaarschuwd voor extra kosten. [geïntimeerde] heeft actief toezicht gehouden op de verbouwing en meermalen geïnformeerd naar de stand van (financiële) zaken. Die handelwijze heeft geenszins tot het meerwerk geleid. Over meerwerk is nooit gesproken, anders dan de radiatoren, het washok en een deel van de uitbouw. Pas in oktober 2014 bleek dat het budget aanzienlijk was overschreden. [appellant] heeft ook geen duidelijk inzicht gegeven in de opbouw van de vordering. De grondslag van de vordering is daarmee ook onduidelijk. De stelplicht ligt niet bij [geïntimeerde] en de rechtbank had niet tot omkering van de bewijslast mogen overgaan, aldus telkens [geïntimeerde] .
3.5
Wat betreft de vraag of partijen een vaste prijs voor het werk zijn overeengekomen sluit het hof zich aan bij het oordeel van de rechtbank in rechtsoverweging 5.3 van het bestreden vonnis en neemt dit over. Kort gezegd komt het er op neer dat in de begeleidende mail bij de cost calculation van 5 april 2014 uitdrukkelijk wordt gesproken over een “estimate” en een “global price” en [appellant] daarin zegt dat partijen verder moeten spreken over details om een vaste prijs te kunnen geven. Onvoldoende is gesteld of gebleken dat die verdere besprekingen over details hebben plaatsgevonden of hebben geleid tot het geven van een vaste prijs. Daarnaast heeft [geïntimeerde] na aanvang van de werkzaamheden tussentijds diverse malen om specificaties van kosten, althans prijsopgaven, gevraagd zoals uit een aantal van de hierboven weergegeven e-mails volgt. [geïntimeerde] heeft in dit verband ook niet voldoende betwist dat op het moment van het verzoek aan [appellant] een offerte op te stellen voor een verbouwing van € 75.000,- hij geen architect had ingeschakeld en geen concreet idee had hoe de woning exact verbouwd moest worden en dat op het moment dat [appellant] aan de slag ging er slechts contouren waren geschetst waarbinnen de verbouwing moest plaatsvinden, terwijl [geïntimeerde] werkenderwijs koos voor nieuwe opdrachten (zoals in elk geval het door hem erkende meerwerk), andere materialen of het inschakelen van een derde, zodat de uitgevoerde werkzaamheden ook geenszins dezelfde waren als in de initiële offerte. Gelet op die gang van zaken kan het [appellant] niet worden verweten dat de in rekening gebrachte kosten het bedrag van € 75.000,- hebben overschreden. Weliswaar kan [geïntimeerde] worden toegegeven dat het [appellant] zou hebben gesierd naar aanleiding van de daartoe gedane verzoeken [geïntimeerde] eerder en voortvarender te informeren omtrent de financiële stand van zaken, maar dat dit uiteindelijk eerst in oktober 2014 is gebeurd heeft gelet op het voorgaande rechtens geen gevolgen. Ten slotte merkt het hof op dat in hoger beroep is gebleken dat beide partijen met betrekking tot de grondslag van de vordering uitgaan van de hierboven onder 2.17 genoemde cost calculation, door [geïntimeerde] aangeduid als afrekening 5.2, zodat van enige onduidelijkheid op dit punt geen sprake (meer) is. De grieven 2, 3 en 5 falen.
3.6
Grief 4houdt in dat de rechtbank miskent dat [appellant] nooit opdracht heeft gegeven voor meerwerk (behoudens de radiatoren, het washok en - een deel van - de uitbouw), dat daarvoor nooit goedkeuring is gegeven en dat [appellant] niet aan zijn waarschuwingsplicht heeft voldaan voor de uit meerwerk voortvloeiende prijsverhogingen. Voor meerwerk was geen financiële ruimte. Daarom was [geïntimeerde] in oktober 2014 ook zeer geschrokken over het extra bedrag. Op [appellant] rust de bewijslast van de opdracht dan wel goedkeuring voor meerwerk. Het bedrag aan meerwerk was buitensporig hoog en [geïntimeerde] heeft geen kans gehad de werkzaamheden goedkoper te laten uitvoeren, aldus [geïntimeerde] .
3.7
Het hof overweegt als volgt. Ook deze grief gaat uit van de hiervoor verworpen veronderstelling dat voor het werk een vaste prijs is afgesproken, waarbij meerwerk apart moet worden overeengekomen. Van een dergelijke situatie is in dit geval geen sprake. Veeleer gaat het hier om een werk in uitvoering waarbij werkenderwijs diverse (o.a. nieuwe en andere) keuzes zijn gemaakt door [geïntimeerde] , zoals [appellant] heeft gesteld en door [geïntimeerde] onvoldoende is betwist; zelfs uit zijn eigen stellingen dat hij intensief toezicht heeft gehouden op het werk en uit zijn hierboven genoemde e-mails van bijvoorbeeld 20 juli 2014 en 30 september 2014, kan dat worden afgeleid. [geïntimeerde] heeft ter zitting in hoger beroep evenmin voldoende weersproken dat [appellant] wanneer over dergelijke werkzaamheden werd gesproken hem heeft verteld dat dit extra manuren zou kosten. Weliswaar heeft [geïntimeerde] daarover verklaard dat hij dacht dat het dan wel binnen het budget zou blijven, maar daarover heeft hij geen zekerheid gekregen, zodat hij daarop niet gerechtvaardigd kon vertrouwen. De grief faalt.
3.8.1
Met
grief 6betoogt [geïntimeerde] dat de rechtbank miskent dat diverse posten die door [appellant] zijn gepresenteerd onjuist zijn en niet voor betaling in aanmerking komen. Dit volgt ook uit het rapport van de kostendeskundige. Daarnaast zijn de posten aangaande de kosten van de gestelde ontvreemde zaken niet meegenomen, zoals de opbouwranden en de sleutels, aldus [geïntimeerde] . [geïntimeerde] heeft daarbij middels het rapport van de kostendeskundige de volgende posten onderbouwd betwist, en [appellant] heeft op zijn beurt daar weer verweer tegen gevoerd. Ter terechtzitting in hoger beroep zijn de posten nogmaals besproken en het hof zal deze hieronder de revue laten passeren. Het hof zal daarbij de in de stukken gebruikte nummering van de desbetreffende posten hanteren.
3.8.2 1.
sloopwerkzaamheden
Volgens [geïntimeerde] is er (in afrekening 5.2) bijna € 3.000,- extra aan sloopwerkzaamheden opgenomen in vergelijking met de initiële offerte. [appellant] heeft gesteld dat duidelijk is omschreven waar het sloopwerk betrekking op had: muren, behang, plafonds (niet alleen beneden maar ook boven), de schuur en een opening in de badkamermuur. Het hof overweegt dat de initiële offerte geen uitgangspunt is voor de afrekening, dat niet is betwist dat sloopwerkzaamheden zijn verricht (en overigens meer dan waarvan in de initiële offerte is uitgegaan) en dat de kosten zonder protest zijn voldaan. Onder deze omstandigheden is er geen aanleiding tot aanpassing van de desbetreffende post.
3. vuurbestendige balk
Volgens [geïntimeerde] moet de prijs daarvoor € 2.725,- zijn in plaats van € 3.771,- nu het vuurbestendig bekleden van de balk eenvoudiger was omdat het plafond uit de woonkamer verwijderd was. [appellant] heeft onweersproken gesteld dat deze balk door hem niet is uitgevoerd noch aangebracht en daarvoor ook geen kosten in rekening zijn gebracht. Ter zitting in hoger beroep is ook gebleken dat dit tussen partijen niet langer ter discussie staat. Onder deze omstandigheden is er geen aanleiding tot aanpassing van de desbetreffende post over te gaan.
4. afvoerleidingen
Volgens [geïntimeerde] is de initiële offerte gedetailleerd, is de afrekening onduidelijk en komt deze veel te hoog voor. [appellant] heeft onvoldoende weersproken gesteld dat in de initiële offerte alleen de afvoer van de badkamer en het toilet was opgenomen, dat in afrekening 5.2 ook is opgenomen de vervanging van alle afvoerleidingen in het huis, hetgeen noodzakelijk en overeengekomen was, waaronder begrepen de oude afvoeren, de ventilatieleiding, de regenpijp voor de schuur en de afvoer voor de buren. Het hof is van oordeel dat gelet op dit verweer onvoldoende is onderbouwd dat er aanleiding is tot aanpassing van de desbetreffende post over te gaan.
18. elektra installatie
[geïntimeerde] heeft gesteld dat € 856,- meer in rekening is gebracht dan in de initiële offerte begroot en niet duidelijk is waarom dat zo is. Bovendien heeft een derde, [Y] , het grootste deel van de elektra afgemaakt dus zou een lager bedrag moeten gelden en minderwerk moeten zijn opgenomen. [appellant] heeft gedetailleerd uiteengezet dat juist veel meer aansluitingen zijn gemaakt dan in de initiële offerte en dat daarvoor de bedrading is aangebracht. Het hof overweegt dat de intitiële offerte geen uitgangspunt is voor de afrekening en dat daarom, mede gelet op het verweer van [appellant] onvoldoende is onderbouwd dat er aanleiding is tot een aanpassing van de post over te gaan.
20-22. Gira systeem, voorbereiding halogeen spotjes, distributie board E
[geïntimeerde] heeft gesteld dat er € 1.442,- teveel is betaald omdat deze post elektrawerk betreft dat weggewerkt zou zitten achter wanden en plafond. Volgens hem is het bedrag onterecht in rekening gebracht omdat de spots ontbreken en het leidingwerk niet te controleren is boven het stucplafond. [appellant] heeft gesteld dat alle nodige bedrading voor de spots is aangebracht, maar dat [geïntimeerde] uiteindelijk toch geen spots wilde. [geïntimeerde] heeft daarop ter terechtzitting toegelicht dat hij geen spots meer wilde in verband met de kosten. Gelet op een en ander is onvoldoende onderbouwd dat [appellant] de bedrading niet heeft aangebracht en de desbetreffende werkzaamheden niet heeft verricht, waarbij wordt overwogen dat de initiële offerte geen uitgangspunt vormt voor de afrekening. Er is daarom geen aanleiding tot aanpassing van de post over te gaan.
25. dry ceiling (verlaagd plafond)
Volgens [geïntimeerde] is teveel in rekening gebracht, te weten € 102,30 per m2. Dat zou
€ 45,- tot € 48,- per m2 moeten zijn. [appellant] heeft gesteld dat ten onrechte is uitgegaan van een aantal vierkante meters van een verdieping, terwijl ook op de bovenverdieping een verlaagd plafond is aangebracht. Gelet op dit verweer is onvoldoende onderbouwd dat aanleiding is tot aanpassing van de post over te gaan.
26. wooden frame
[geïntimeerde] stelt dat ter zake een bedrag aan minderwerk in rekening moet worden gebracht, uitgaande van de initiële offerte. Het hof overweegt dat de initiële offerte geen uitgangspunt is voor de afrekening. Tegenover het standpunt van [appellant] dat voor deze post geen bedrag in rekening is gebracht, heeft [geïntimeerde] ook ter zitting dit onvoldoende weersproken en onvoldoende toegelicht waarom hij desondanks aanspraak maakt op een bedrag aan minderwerk. Er is geen aanleiding tot een aanpassing van de post over te gaan.
27 en 28. voorzetwanden keuken en eerste verdieping
[geïntimeerde] betoogt dat teveel in rekening is gebracht, te weten € 83,- à € 105,- per m2. Dit zou € 45,- per m2 mogen kosten. Bovendien is hiervoor in de initiële offerte omgerekend een bedrag van € 15,- gecalculeerd . [appellant] heeft gesteld dat in de initiële offerte wel degelijk ter zake hogere bedragen zijn opgenomen, te weten € 70,39 per m2, maar dat dit andere muren waren dan uiteindelijk geplaatst omdat de in rekening gebrachte prijs ziet op het plaatsen van dragende muren ten behoeve van de uitbouw (welke niet in de initiële offerte voorkomen), die dikker en sterker moesten zijn in verband met de draagkracht voor het dak. Gelet op dit verweer is onvoldoende onderbouwd dat aanleiding is tot een aanpassing van de post over te gaan.
30. cell concrete/sub floor Lewis
[geïntimeerde] stelt dat niet te herleiden is waarom meer dan € 2.100,- extra in rekening is gebracht dan in de initiële offerte begroot. [appellant] heeft uitgelegd dat een groot deel van de kosten ziet op een fermacell ondervloer, zoals is besproken in een e-mail van 22 oktober 2014 en dat de rest ziet op de extra vloer en ondervloer in de schuur, zoals eveneens in die e-mail besproken. Gelet op dit verweer is onvoldoende onderbouwd dat aanleiding is tot een aanpassing van de post over te gaan.
32. twee dakramen en Franse deuren
Volgens [geïntimeerde] is hiervoor te veel (aan manuren) in rekening gebracht en zou het totaal maximaal € 2.600,- mogen bedragen. [appellant] heeft uitgelegd dat hij de dakramen en deuren zelf heeft gemaakt en dat gelet op de gangbare prijzen alleen al de Franse deuren elders € 6.500,- zouden hebben gekost in plaats van het in rekening gebrachte bedrag van € 5.457,-. Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat [geïntimeerde] is uitgegaan van fabriekswerk (Ikea keuken en badkamers en Gamma laminaat vloer). Nu [geïntimeerde] echter geen feiten of omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan moet worden vastgesteld dat het niet de bedoeling was [appellant] alles zelf zou maken, heeft hij onvoldoende onderbouwd dat aanleiding is tot een aanpassing van de post over te gaan.
34. stukadoor
[geïntimeerde] heeft zich afgevraagd waar de extra € 900,- vergeleken met de initiële offerte vandaan komt. [appellant] heeft uitgelegd dat uiteindelijk een groter oppervlak (275 m2 in plaats van 250 m2) is gestuukt dan oorspronkelijk voorzien. Gelet op dit verweer en gezien het feit dat de initiële offerte geen uitgangspunt voor de afrekening vormt, is onvoldoende onderbouwd dat aanleiding is tot een aanpassing van de post over te gaan.
44. radiator omlijsting
Volgens [geïntimeerde] heeft een derde, [Y] , dit uitgevoerd en is sprake van een dubbeltelling. Dit had als minderwerk moeten worden opgenomen. [appellant] heeft uitgelegd dat deze post niet ziet op de omlijsting, maar op een opening/box in de vloer waar de radiator uit het zicht kon worden geplaatst. Een omlijsting is niet in rekening gebracht. Gelet op dit verweer is onvoldoende onderbouwd dat aanleiding is tot een aanpassing van de post over te gaan.
45. dakbedekking
Volgens [geïntimeerde] is hiervoor een te hoog bedrag in rekening gebracht, te weten € 207,- per m2, maar mag dat maximaal € 55,- per m2 kosten. [appellant] heeft uitgelegd dat dit betoog onjuist is omdat deze post niet gaat om het bedekken van een bestaand dak, maar tevens betrekking heeft op het maken van een geheel nieuw dak van de uitbouw, inclusief balken, isolatie, regenpijpen en dergelijke. Gelet op dit verweer is onvoldoende onderbouwd dat aanleiding is tot een aanpassing van de post over te gaan.
47. containers
[geïntimeerde] heeft gesteld dat ten opzichte van de initiële offerte € 1.000,- teveel in rekening is gebracht. [appellant] heeft uitgelegd dat de desbetreffende containers nodig waren ten behoeve van het sloopwerk zoals dat onder 1. is besproken. Gelet op dit verweer en gezien het feit dat de initiële offerte geen uitgangspunt is voor de afrekening, is onvoldoende onderbouwd dat aanleiding is over te gaan tot aanpassing van de post.
48. varia werkzaamheden
[geïntimeerde] stelt dat dit onder meer plannen voor de uitbouw zijn, maar vraagt zich af wat precies. [appellant] heeft uitgelegd dat dit kosten zijn voor de architect, die op verzoek van [geïntimeerde] is ingeschakeld om plannen en tekeningen te maken voor de uitbouw, alsmede de extra kosten in verband met door [geïntimeerde] verzochte wijzigingen. Gelet op dit verweer is onvoldoende onderbouwd dat aanleiding is tot een aanpassing van post over te gaan.
3.8.3
Geen van de besproken posten geeft aanleiding tot een aanpassing van de afrekening. Dat door [appellant] goederen zijn ontvreemd is door hem weersproken en heeft [geïntimeerde] onvoldoende onderbouwd. Niet is gesteld of gebleken dat [geïntimeerde] aangifte heeft gedaan. Grief 6 faalt.
3.9
Grief 7houdt in dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat in dit geval een ingebrekestelling aan [appellant] had moeten worden gezonden. Immers uit de houding van [appellant] mocht [geïntimeerde] afleiden dat hij niet langer van plan was de bouwwerkzaamheden af te ronden. [appellant] en alle werknemers waren vertrokken terwijl niet alle werkzaamheden waren voltooid. Bovendien bleken op 20 november 2014 spullen uit de woning ontvreemd te zijn. [geïntimeerde] heeft [appellant] daarop aangesproken maar nooit meer wat gehoord. [appellant] wist dat [geïntimeerde] de resterende werkzaakheden liet uitvoeren door een andere aannemer. Verder waren er posten die [appellant] helemaal niet heeft uitgevoerd en die konden niet in rekening worden gebracht, daarvoor is geen ingebrekestelling vereist. Ook het beroep op verrekening heeft de rechtbank miskend, aldus nog steeds [geïntimeerde] .
3.1
Net als de rechtbank is ook het hof van oordeel dat hier van een geval dat het sturen van een ingebrekestelling niet was vereist (als bedoeld in artikel 6:83 BW) geen sprake is. [geïntimeerde] heeft daar, mede in het licht van het verweer van [appellant] (die daarbij heeft verwezen naar zijn e-mail van 27 november 2014, waarin hij aanbiedt met [geïntimeerde] door het huis te lopen, uitgaven uit te leggen en het werk af te maken, mits hij wordt betaald), onvoldoende voor gesteld. Dit houdt in dat, nu een ingebrekestelling niet is gestuurd, [appellant] niet in verzuim is komen te verkeren. Over de beweerdelijke ontvreemding is hiervoor onder 3.8.3. reeds overwogen. Bovenstaande overwegingen maken dat verrekening niet aan de orde is. De grief faalt.
3.11
Grief 8ontbreekt.
3.12
Grief 9is een veeggrief en hoeft geen bespreking.
3.13
De grieven falen. Nu uit het voorgaande volgt dat [geïntimeerde] niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, wordt aan bewijslevering niet toegekomen. Het bewijsaanbod wordt daarom gepasseerd. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [geïntimeerde] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in appel.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [appellant] begroot op € 716,- aan verschotten en € 4.173,- voor salaris;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
Dit arrest is gewezen door mrs. L.A.J. Dun, E.M. Polak en E.K. Veldhuijzen van Zanten en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2019.