ECLI:NL:GHAMS:2019:1357

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 april 2019
Publicatiedatum
19 april 2019
Zaaknummer
23-002270-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake heling van een motorscooter met betrekking tot de opgelegde straf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1993, was eerder veroordeeld voor vermogensdelicten, waaronder schuldheling. Het hof heeft het vonnis van de politierechter, dat de verdachte had veroordeeld tot een geldboete van € 1.200,00, bevestigd, maar de opgelegde straf vernietigd. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan heling van een gestolen motorscooter, wat bijdroeg aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen. Het hof heeft de ernst van het feit en de recidive van de verdachte in overweging genomen. De advocaat-generaal had gevorderd het vonnis te bevestigen, terwijl de raadsman een taakstraf had verzocht. Uiteindelijk heeft het hof besloten tot een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, met een voorwaardelijk gedeelte van één week, en heeft het vonnis voor het overige bevestigd. De beslissing is genomen in het licht van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het bewezen feit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002270-17
Datum uitspraak: 5 april 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 27 juni 2017 in de strafzaak onder parketnummer
15-030936-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 maart 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde straf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 1.200,00, te vervangen door 22 dagen hechtenis indien deze geldboete niet wordt voldaan.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft verzocht om een taakstraf op te leggen, eventueel met een lage voorwaardelijke boete. Ter onderbouwing heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte het financieel niet breed heeft en dat een geldboete langdurig van grote impact zal zijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan heling van een gestolen motorscooter. Door deze gestolen motorscooter voorhanden te hebben, heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen. Het bestaan van deze afzetmarkt bevordert dat goederen worden gestolen. Zijn handelen leidt tot schade en overlast voor de eigenaar van de hier bedoelde motorscooter.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 maart 2019 is hij eerder voor vermogensdelicten, waaronder schuldheling, onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt in zijn nadeel. Mede gelet op deze recidive doet alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf recht aan de aard en de ernst van het bewezen feit. Bovendien is aan de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de hier bewezen verklaarde diefstal een taakstraf opgelegd voor een soortgelijk misdrijf, welke taakstraf ook door de verdachte is verricht. Gelet daarop is artikel 22b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (het zogeheten taakstrafverbod) van toepassing.
De ter terechtzitting in hoger beroep gebleken persoonlijke omstandigheden van de verdachte vormen wel grond, een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) week, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. J.W.H.G. Loyson en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van
mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
5 april 2019.
=========================================================================
[…]