ECLI:NL:GHAMS:2019:1354

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2019
Publicatiedatum
19 april 2019
Zaaknummer
23-003980-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis in ontnemingszaak na hennepteelt met bespreking van draagkrachtverweer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 31 oktober 2017. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het openbaar ministerie tegen de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor hennepteelt, witwassen en diefstal van elektra. Het openbaar ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat de veroordeelde een bedrag van € 314.195,86 aan de Staat zou betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. In de eerste aanleg werd dit bedrag door de officier van justitie verlaagd naar € 163.712,92, waarop de rechtbank de veroordeelde verplichtte tot betaling van € 156.519,00.

In hoger beroep heeft de verdediging aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met de draagkracht van de veroordeelde, die in een slechte financiële situatie verkeert en onder bewind is gesteld. De veroordeelde, 60 jaar oud, lijdt aan ernstige gezondheidsproblemen, waaronder drie vormen van kanker, en ontvangt een bijstandsuitkering. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de veroordeelde geen draagkracht heeft, en dat zij in de toekomst een verzoek kan indienen voor vermindering of kwijtschelding van de betalingsverplichting. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met de opmerking dat het draagkrachtverweer in de toekomst opnieuw kan worden besproken.

De uitspraak benadrukt het belang van het verstrekken van informatie over het vermogen en inkomen van de veroordeelde om het draagkrachtverweer te kunnen beoordelen. Het hof heeft de zaak behandeld in het openbaar en de uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer, waarbij de rechters aanwezig waren en de griffier de zitting heeft vastgelegd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003980-17
datum uitspraak: 18 april 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 31 oktober 2017 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 15-660041-13 tegen de veroordeelde
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg schriftelijk gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 314.195,86.
Ter terechtzitting in eerste aanleg van 19 september 2017 heeft de officier van justitie vervolgens gevorderd dat het wederrechtelijk voordeel wordt geschat op € 163.712,92 en dat de veroordeelde wordt verplicht dat bedrag aan de Staat te betalen.
De veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 31 oktober 2017 – kort gezegd – veroordeeld ter zake van het telen van hennepteelt, witwassen en diefstal van elektra.
Voorts heeft de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 31 oktober 2017 de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 156.519,00 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen laatstgenoemd vonnis.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
4 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de veroordeelde en diens raadsman naar voren is gebracht.

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van € 156.519,00 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit daarom bevestigen met dien verstande dat het in hoger beroep gevoerde draagkrachtverweer zal worden besproken.

Bespreking draagkrachtverweer

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat rekening dient te worden gehouden met de draagkracht van de veroordeelde. De financiële situatie van de veroordeelde is erg slecht. Zij ontvangt momenteel een bijstandsuitkering en heeft grote schulden, waaronder de ontnemingsvordering en een hypothecaire restschuld na verkoop van haar woning. Gelet op de financiële situatie is zij onder bewind gesteld. De veroordeelde is bovendien ernstig ziek, zoals onder andere blijkt uit de overgelegde verklaring van het Spaarne gasthuis van 12 april 2017. Zij lijdt aan drie vormen van kanker, heeft al diverse operaties ondergaan en staat nog altijd onder behandeling. Mede in aanmerking genomen de leeftijd van de veroordeelde, zij is 60 jaren oud, is er geen enkel uitzicht op enige vorm van reële betaling en moet de betalingsverplichting op nihil worden gesteld. Een veroordeling heeft enkel tot gevolg dat de veroordeelde in vervangende hechtenis dan wel gijzeling wordt genomen.
In de ontnemingszaak kan de draagkracht alleen dan met vrucht aan de orde worden gesteld indien
aanstondsduidelijk is dat de betrokkene op dit moment en in de toekomst geen draagkracht heeft of zal hebben. Om het verweer te kunnen beoordelen moet duidelijkheid bestaan over het vermogen, het inkomen en het in de toekomst te verwachten inkomen van de veroordeelde. Tot de te verschaffen informatie over het vermogen behoort dat wordt uitgelegd wat met het daadwerkelijk genoten wederrechtelijk voordeel is gebeurd. Indien dat nog aanwezig is, in welke vorm ook, kan het immers worden aangewend ter betaling van de vordering. De veroordeelde heeft weliswaar beperkt inzicht gegeven in haar huidige en in de toekomst te verwachten inkomsten, maar heeft over het destijds verkregen wederechtelijke voordeel slechts verklaard dat ze niet weet waar het geld is gebleven. Het ligt op de weg van de veroordeelde hierover, voor zover als redelijkerwijs mogelijk, duidelijkheid te verschaffen.
Gelet op het voorgaande is niet (aanstonds) aannemelijk geworden dat de betrokkene geen draagkracht heeft, zodat in dit stadium onvoldoende reden bestaat om op grond van de draagkracht van de veroordeelde de betalingsverplichting reeds nu op een lager bedrag of op nihil vast te stellen. De veroordeelde kan in de toekomst op grond van artikel 577b, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) deugdelijk onderbouwd vermindering dan wel kwijtschelding van het door het hof vastgestelde bedrag verzoeken.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. P.C. Römer en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 april 2019.
mr. J.D.L. Nuis is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003980-17
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 18 april 2019.
Tegenwoordig zijn:
mr. J.D.L. Nuis, raadsheer,
mr. J.M. van Riel, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. A.C. Bijlsma, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
Tolk is
wel / nietaanwezig. (zo ja:) naam tolk en taal:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft de verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
De verdachte heeft
wel / geenafstand gedaan van recht aanwezig te zijn bij de uitspraak.
(indien VTE is gedetineerd)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.