ECLI:NL:GHAMS:2019:1309

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 april 2019
Publicatiedatum
17 april 2019
Zaaknummer
23-000363-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis economische politierechter inzake taxivervoer zonder vergunning

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Turkije in 1969, werd beschuldigd van het aanbieden van taxivervoer zonder de vereiste vergunning op 7 juni 2017 aan het Orlyplein in Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd en een hogere geldboete opgelegd dan eerder was vastgesteld. De verdachte had eerder een boete van €700,00 gekregen, maar het hof oordeelde dat de ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder deze was begaan een hogere straf rechtvaardigden. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van €1.500,00, subsidiair 25 dagen hechtenis, waarvan €750,00 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Het hof oordeelde dat de verdachte het overheidsbeleid ten aanzien van taxivervoer had gefrustreerd en andere taxichauffeurs had benadeeld. De beslissing van het hof is gebaseerd op verschillende wettelijke voorschriften, waaronder de Wet personenvervoer 2000 en het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000363-18
datum uitspraak: 16 april 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 februari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 96-201088-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1969,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 7 juni 2017, te Amsterdam, te weten aan het Orlyplein, als vervoerder in een auto, gekentekend [kenteken], taxivervoer heeft aangeboden of heeft verricht op aangewezen wegen of gedeelten daarvan, zonder een door het college geldig afgegeven vergunning.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere strafoplegging komt dan de economische politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 juni 2017, te Amsterdam, te weten aan het Orlyplein, als vervoerder in een auto, gekentekend [kenteken], taxivervoer heeft aangeboden op aangewezen wegen of gedeelten daarvan, zonder een door het college geldig afgegeven vergunning.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de onderstaande bewijsmiddelen zijn vervat.
Bewijsmiddelen
1.
Een proces-verbaal overtreding [zonder nummer] van 2 augustus 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten (of één of meer van hen):
Op 7 juni 2017 aan het Orylplein te Amsterdam zag ik dat een persoon, genaamd [verdachte], als vervoerder van personenauto – gekentekend [kenteken] – taxivervoer aanbood op aangewezen wegen of gedeelten daarvan, zonder geldige door het college afgegeven vergunning.
2.
Een proces-verbaal bevindingen [zonder nummer] van 30 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 7 juni 2017 ter hoogte van het Orylplein te Amsterdam kwam ik een mij ambtshalve bekend taxivoertuig tegen. Dit voertuig was te herkennen als zijnde taxi aan de blauwe kentekenplaten. Ik zag dat dit taxivoertuig zich opstelde op de positie voor het station met een schriftelijke tekst “Amsterdamse taxi diensten” duidelijk zichtbaar aangebracht op de voorruit. Hierop werd voor mij duidelijk dat dit taxivoertuig met deze persoon (
het hof begrijpt gelet op bewijsmiddel 1: de verdachte) op een onmiskenbare wijze deelnam aan de opstapmarkt en taxidiensten aanbood. Ik vroeg de man mij ter inzage aan te bieden een geldige TTO taxivergunning. Ik hoorde de man zeggen “ja die heb ik niet” of woorden van gelijke strekking.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 76, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De economische politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 700,00, subsidiair 14 dagen hechtenis indien de geldboete niet wordt voldaan.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft verzocht, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, een geheel voorwaardelijke geldboete op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft taxivervoer aangeboden zonder een daartoe strekkende vergunning. Hij heeft hiermee het overheidsbeleid ten aanzien van de regulering van taxivervoer gefrustreerd. Tevens heeft hij hiermee mogelijk andere taxichauffeurs, die zich wel aan het geldende beleid hebben gehouden, benadeeld. Eén en ander rechtvaardigt naar het oordeel van het hof oplegging van een hogere geldboete dan in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 76 lid 1 van de Wet personenvervoer 2000 en artikel 2.3 Taxiverordening Amsterdam 2012.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. onder CJIB nummer 1132 5420 0297 5482.
Ten aanzien van het bewezen verklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 750,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. N.A. Schimmel en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 april 2019.
=========================================================================
[…]