ECLI:NL:GHAMS:2019:1308

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 april 2019
Publicatiedatum
17 april 2019
Zaaknummer
23-004118-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting door zich voor te doen als professioneel huurbemiddelaar

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van oplichting door zich voor te doen als professioneel huurbemiddelaarster die werkzaam was bij de gemeente, terwijl zij dit niet was. De feiten vonden plaats tussen 4 november 2015 en 1 december 2015 te Zaandam, waar de verdachte twee woningzoekers heeft misleid om geld van hen te verkrijgen. De verdachte heeft zich voorgedaan als medewerkster van het gemeentehuis en hen overtuigd om geld te geven voor haar bemiddeling in de zoektocht naar een woning. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastelegging en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. Ondanks haar eerdere veroordeling voor oplichting, heeft het hof besloten geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gezien de verbeteringen in haar leven en de zorg voor haar (klein)kinderen. De op te leggen straffen zijn gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004118-17
datum uitspraak: 16 april 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 november 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-041732-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1967,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 4 november 2015 tot 1 december 2015 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten afgifte van geld, door valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid te kunnen bemiddelen in de zoektocht naar een woning en/of zich te presenteren als medewerkster van het gemeentehuis te Zaandam en/of af te spreken op dat gemeentehuis, waardoor die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] (telkens) werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 4 november 2015 tot 1 december 2015 te Zaandam, gemeente Zaanstad met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] en [benadeelde 2] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten afgifte van geld, door valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid voor te wenden dat zij kon bemiddelen in de zoektocht naar een woning en zich te presenteren als medewerkster van het gemeentehuis te Zaandam en af te spreken op dat gemeentehuis, waardoor die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
oplichting.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair als deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht 30 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 weken met een proeftijd van 3 jaren.
De raadsman heeft verzocht een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, met een proeftijd van 2 jaren, dan wel een taakstraf op te leggen. Hiertoe heeft de raadsman, kort gezegd, aangevoerd dat de detentie van de verdachte in een andere strafzaak voor haar een ‘omslagpunt’ is geweest. Sindsdien heeft zij geen strafbare feiten meer gepleegd en heeft zij haar leven steeds meer op orde gekregen. Zo heeft zij haar schulden in kaart gebracht, is zij begonnen met het afbetalen daarvan en heeft zij inmiddels als grootmoeder mede de zorg over haar (klein)kinderen. Ook heeft zij van de woningbouwvereniging een laatste kans gekregen met de afspraak dat als zij haar huur één maand niet betaalt, zal worden getracht haar uit huis te zetten.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting door zich tegenover twee mensen, die op zoek waren naar een woning, in strijd met de waarheid voor te doen als professioneel huurbemiddelaarster die werkzaam was bij de gemeente. Tot op de dag van vandaag is het geld dat aan de verdachte is verstrekt niet aan de aangever teruggegeven. Door zo te handelen heeft de verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de woningzoekers in haar stelden en zichzelf op die manier wederrechtelijk bevoordeeld. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals hiervoor door de raadsman uiteengezet, ziet het hof evenwel aanleiding om, anders dan de rechtbank, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 maart 2019 is zij eerder ter zake van oplichting onherroepelijk veroordeeld, hetgeen meeweegt in het nadeel van de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur dan wel hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. N.A. Schimmel en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 april 2019.
=========================================================================
[…]