ECLI:NL:GHAMS:2019:1307

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 april 2019
Publicatiedatum
17 april 2019
Zaaknummer
23-002160-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis m.d.v. bespreking strafbaarheidsverweer in hoger beroep tegen taxivervoer zonder correcte boordcomputer

Op 16 april 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische kamer van de rechtbank Amsterdam, dat op 15 juni 2018 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die werd beschuldigd van het verrichten van taxivervoer zonder de aanwezigheid van een op correcte wijze functionerende boordcomputer. De verdachte, geboren in 1958 op Curaçao, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Tijdens de zitting op 2 april 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de verdachte moest worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdediging geen concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging. Het hof heeft het verweer verworpen en het vonnis waarvan beroep bevestigd, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn opgenomen. De geldboete van 1.800 euro, subsidiair 28 dagen hechtenis, blijft derhalve in stand.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002160-18
datum uitspraak: 16 april 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Amsterdam van 15 juni 2018 in de strafzaak onder parketnummer 96-183533-17 tegen
[verdachte],
geboren te Curaçao (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1958,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof het door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde strafbaarheidsverweer zal bespreken.
Bespreking van het door de raadsman in hoger beroep gevoerde strafbaarheidsverweer
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid.
Daargelaten of het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid zou kunnen leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging, heeft de verdediging geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd die met zich brengen dat de gedragingen van de verdachte feitelijk niet in strijd zijn met het recht. Reeds om die reden wordt het verweer verworpen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. N.A. Schimmel en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 april 2019.
=========================================================================
[…]