In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Suriname in 1949 en thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Lelystad, was aangeklaagd voor het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne in Nederland op 12 november 2018 te Schiphol. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk een hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd, wat in strijd is met artikel 2 onder A van de Opiumwet. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, en de advocaat-generaal heeft dezelfde straf gevorderd in hoger beroep. De raadsvrouw van de verdachte pleitte voor een lichtere straf, gezien de leeftijd van de verdachte en zijn bereidheid tot rehabilitatie. Het hof heeft echter geoordeeld dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, een gevangenisstraf van zes maanden rechtvaardigen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van het voorarrest. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.