ECLI:NL:GHAMS:2019:1285

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2019
Publicatiedatum
12 april 2019
Zaaknummer
23-004317-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Suriname in 1949 en thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Lelystad, was aangeklaagd voor het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne in Nederland op 12 november 2018 te Schiphol. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk een hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd, wat in strijd is met artikel 2 onder A van de Opiumwet. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, en de advocaat-generaal heeft dezelfde straf gevorderd in hoger beroep. De raadsvrouw van de verdachte pleitte voor een lichtere straf, gezien de leeftijd van de verdachte en zijn bereidheid tot rehabilitatie. Het hof heeft echter geoordeeld dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, een gevangenisstraf van zes maanden rechtvaardigen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van het voorarrest. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004317-18
Datum uitspraak: 22 maart 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 29 november 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-226820-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1949,
adres: [adres],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Lelystad.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 maart 2019.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 november 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 november 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw van de verdachte heeft in het kader van de straf(maat) het volgende aangevoerd. De verdachte is zeventig jaar oud en zijn laatste contact met justitie – afgezien van de onderliggende zaak – dateert van 2009. Hij is bereid en in staat een werkstraf te verrichten en staat open voor begeleiding door de reclassering. De verdachte is nu bijna 4 maanden gedetineerd en kan binnenkort mogelijk de kamer die hij huurt van zijn nicht verliezen. De raadsvrouw heeft het hof verzocht de verdachte, naast een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met algemene dan wel bijzondere voorwaarden, al dan niet gecombineerd met een taakstraf, dan wel een taakstraf van 128 uur.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer in Nederland van een hoeveelheid slikkersbollen met daarin cocaïne. De hoeveelheid was zodanig dat deze bestemd moet zijn geweest voor de handel in en verdere verspreiding van de verdovende middelen. De verdachte heeft geen acht geslagen op de gevolgen daarvan, zoals de bevordering van andere vormen van criminaliteit of mogelijke verslaving bij de gebruikers; hij heeft gehandeld met het oog op eigen financieel gewin.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 februari 2019 is hij eerder ter zake van aan de Opiumwet gerelateerde feiten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof heeft noch in het reclasseringsadvies van 21 november 2018, noch in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding gezien om in dit geval af te wijken van de door de politierechter opgelegde straf, die, gelet op de ingevoerde hoeveelheid cocaïne, geheel conform de oriëntatiepunten van de LOVS is.
Het hof acht, alles afwegende, een vrijheidsstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. M.J.A. Plaisier en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van
mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
22 maart 2019.
mrs. M.J.A. Plaisier, P.F.E. Geerlings en A. Scheffens zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]