ECLI:NL:GHAMS:2019:1255

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 april 2019
Publicatiedatum
10 april 2019
Zaaknummer
23-003480-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van het vonnis met uitzondering van de opgelegde taakstraf en vervanging van strafmotivering

Op 10 april 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 augustus 2015. De zaak betreft een verdachte die is veroordeeld voor het telen van hennepplanten en diefstal van stroom. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de opgelegde taakstraf, die wordt vernietigd. De verdachte had eerder een taakstraf van 240 uren opgelegd gekregen, maar het hof heeft deze gematigd tot 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis, vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft samen met een mededader 615 hennepplanten geteeld, wat duidt op de intentie tot verkoop. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan diefstal van stroom, wat kan leiden tot brandgevaar. De verdachte is een first offender en heeft aangegeven dat hij financiële problemen ondervindt, wat zijn situatie bemoeilijkt. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften uit de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht in acht genomen en de straf gematigd in het licht van de omstandigheden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003480-15
datum uitspraak: 10 april 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 augustus 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-676121-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
27 maart 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en de gronden waarop het berust en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde taakstraf -in zoverre zal het vonnis worden vernietigd- en met dien verstande dat het hof:
a. in de aanvulling verkort vonnis op bladzijde 2 het tweede bewijsmiddel (de verklaring van
[naam]) schrapt, en
b. de strafmotivering van de rechtbank opgenomen onder het kopje ‘8. Motivering van de straf’ en de wettelijke voorschriften opgenomen onder het kopje ‘9. Toepasselijke wettelijke voorschriften’ vervangt door de onderstaande strafmotivering en wettelijke voorschriften.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte (naar het hof begrijpt: voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde) zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis.
De raadsman heeft oplegging van een geheel voorwaardelijke werkstraf bepleit. Gelet op de rol van de verdachte, de aard van de feiten en het tijdsverloop is het niet passend om een andere straf dan een voorwaardelijke taakstraf op te leggen. In de bouw ging het vijf jaar geleden anders dan nu. De verdachte heeft voor de crisis een veel hogere rekening gepresenteerd gekregen dan anderen. Klanten die nog moesten betalen, gingen failliet. Hij heeft daarom naar maatregelen gezocht. De kwekerij was een desastreus idee. Daar is geen geld mee verdiend en hij ondervindt nog steeds de gevolgen daarvan, waaronder zijn echtscheiding. Daarnaast is de verdachte een first offender, die moet werken om zijn rekeningen te betalen en zijn zoon te onderhouden. Hij kan zelfs niet de therapie volgen die hem voorgeschreven is - een keer per week een dagbehandeling in plaats van de therapie die hij nu volgt - omdat hij de omzet niet kan missen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft tezamen met zijn mededader 615 hennepplanten geteeld. Gezien de hoeveelheid aangetroffen hennepplanten kan het niet anders dan dat de hennep voor verkoop en verdere verspreiding bedoeld was. Het gebruik van hennep kan schadelijke gevolgen meebrengen voor de gezondheid van gebruikers ervan. Bovendien leidt de teelt van hennep veelal tot negatieve maatschappelijke effecten en overlast. Daarnaast heeft hij zich tezamen met zijn mededader schuldig gemaakt aan diefstal van stroom door middel van verbreking van zegels van de hoofdaansluitkast. Feiten als het onderhavige kunnen een gevaar vormen voor de brandveiligheid.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 maart 2019 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Gelet op de ernst van de feiten kan met oplegging van een geheel voorwaardelijke taakstraf, zoals door de raadsman bepleit, niet worden volstaan.
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis passend en geboden. Het hof heeft geconstateerd dat de redelijke termijn, met name in hoger beroep, in aanzienlijke mate is overschreden. Gelet daarop zal het hof de op te leggen taakstraf matigen in die zin, dat deze 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis bedraagt.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde taakstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
140 (honderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
70 (zeventig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. P.C. Römer, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 april 2019.
Mr. A.D.R.M. Boumans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.