ECLI:NL:GHAMS:2019:1247

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 april 2019
Publicatiedatum
10 april 2019
Zaaknummer
23-001038-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van oplichting en verduistering in café-zaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van oplichting en verduistering, omdat hij zich op 19 april 2016 in een café in Amsterdam had voorgedaan als een bonafide klant. De tenlastelegging omvatte het aannemen van een valse naam en het verkrijgen van consumpties zonder te betalen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 27 maart 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van één week had geëist. Het hof oordeelde echter dat niet wettig en overtuigend was bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan oplichting. Het hof stelde vast dat er geen bewijs was voor het gebruik van oplichtingsmiddelen die vereist zijn voor een veroordeling. De enkele stelling van de verdachte dat hij zich als klant had voorgedaan, was niet voldoende om oplichting aan te nemen, omdat het oogmerk om niet te betalen niet kon worden bewezen. Daarnaast werd de verdachte ook vrijgesproken van de subsidiair ten laste gelegde verduistering, omdat het niet kon worden aangetoond dat hij zich wederrechtelijk had toegeëigend wat aan hem was geleverd. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001038-18
datum uitspraak: 10 april 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-084963-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 maart 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij:
primair
op of omstreeks 19 april 2016 te Amsterdam, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, Café [naam] en/of een of meer personeelsleden van dat café heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een of meer consumties, door zich in dat café tegenover het bedienend personeel zich voor te doen als een bonafide betalende klant en/of een of meer consumpties te bestellen;
subsidiair
op of omstreeks 19 april 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een of meer consumpties, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan café [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als klant van dat café, in afwachting van betaling van de rekening, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week.

Vrijspraak

Anders dan de advocaat-generaal, en met de raadsman, is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe het volgende.
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken. Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot (voor zover hier van belang) de afgifte van een goed.
Het hof is van oordeel dat niet vastgesteld kan worden welk oplichtingsmiddel de verdachte heeft gebruikt om de aangever tot de afgifte van een goed te bewegen. De enkele stelling dat hij zich heeft voorgedaan als een bonafide klant terwijl hij vanaf het begin het oogmerk had om zonder te betalen te vertrekken is daartoe niet voldoende, nu dat oogmerk niet kan worden bewezen.
Het hof acht daarom niet bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De verdachte zal ook worden vrijgesproken van de subsidiair ten laste gelegde verduistering nu, in de context van het bestellen en nuttigen van een of meer consumpties aan de bar van een café, niet kan worden gesproken van het zich wederrechtelijk toe-eigenen van de bestelde eet- of drinkwaren die, na levering aan en consumptie door een ander, aan die ander zijn gaan toebehoren.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Plaisier, mr. R.D. van Heffen en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van
mr. K. Sarghandoy, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
10 april 2019.
mr. M. Iedema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]