ECLI:NL:GHAMS:2019:1247
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van oplichting en verduistering in café-zaak
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van oplichting en verduistering, omdat hij zich op 19 april 2016 in een café in Amsterdam had voorgedaan als een bonafide klant. De tenlastelegging omvatte het aannemen van een valse naam en het verkrijgen van consumpties zonder te betalen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 27 maart 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van één week had geëist. Het hof oordeelde echter dat niet wettig en overtuigend was bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan oplichting. Het hof stelde vast dat er geen bewijs was voor het gebruik van oplichtingsmiddelen die vereist zijn voor een veroordeling. De enkele stelling van de verdachte dat hij zich als klant had voorgedaan, was niet voldoende om oplichting aan te nemen, omdat het oogmerk om niet te betalen niet kon worden bewezen. Daarnaast werd de verdachte ook vrijgesproken van de subsidiair ten laste gelegde verduistering, omdat het niet kon worden aangetoond dat hij zich wederrechtelijk had toegeëigend wat aan hem was geleverd. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten.