In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Turkije in 1993, was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 12 februari 2018. Het hof heeft het vonnis van de politierechter grotendeels bevestigd, maar de opgelegde straf en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging aangepast. De verdachte was beschuldigd van bedreiging, belediging en vernieling. Het hof oordeelde dat de bedreigende woorden van de verdachte, ondanks dat hij in een cel zat, geschikt waren om vrees aan te jagen. Ook de beledigende uitlatingen werden als ernstig beschouwd. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 dagen, maar het hof heeft deze straf verlaagd naar 20 dagen, met een taakstraf van 120 uren in plaats van de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die in positieve zin waren veranderd. De beslissing van het hof is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.