Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[X] ,
en
2.
CORDURA Y LOCURA BEHEER B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
5.1De man(hof: [X] )
is voornemens een appartement aan te schaffen (…) waar vrouw en kind(hof: [A] )
kunnen gaan wonen. Hij verleent aan de vrouw het recht van bewoning van de aan hem in eigendom toebehorende woning. Dit recht eindigt wanneer de vrouw de woning metterwoon verlaat, alsmede na schriftelijke kennisgeving van de man aan de vrouw, met inachtname van een termijn van tenminste 3 maanden nadat het kind zijn hoofdverblijf naar elders hebben verplaatst. Het recht eindigt voorts indien de rechter zulks op verzoek van de man, wegens de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de man niet langer aan deze verplichting mag worden gehouden, bepaalt. Wanneer het recht van bewoning eindigt zal de vrouw de woning tijdig en vrijwillig verlaten; zij zal zich met name niet op huurbescherming beroepen. (…)5.2De vrouw is aan de man geen vergoeding voor het recht van bewoning verschuldigd.(…)5.4Indien de vrouw gaat samenleven met een ander in de woning, of indien zij trouwen of hun partnerschap laten registreren, eindigt het recht van bewoning niet. Wel is de vrouw voor haarzelf en haar partner, vanaf het moment dat de samenleving aanvangt, een vergoeding aan de man verschuldigd van EUR 600 per maand (…)5.5 De vrouw mag de woning, overige opstallen en de tuin, met inachtneming van het in artikel 5.4 bepaalde, slechts gebruiken voor haarzelf en het kind. Zij dient voor haar rekening het onderhoud uit te (laten) voeren dat naar plaatselijk gebruik voor rekening van een huurder is. Zij dient de man tijdig in kennis te stellen indien zich onderhoud aandient dat voor zijn rekening komt. (…)”c. In 2004 heeft [X] een appartement aan de [adres] (hierna: de woning) gekocht, waarin [geïntimeerde] en [A] sindsdien wonen. In 2015 heeft [X] de woning verkocht en geleverd aan de Cordura y Locura, waarvan hij enig bestuurder en aandeelhouder is.
3.3. De beoordeling
“4.7. Het zou in strijd met de aard en de strekking van de overeenkomst zijn indien [geïntimeerde] aan de BV een vergoeding dient te voldoen voor het gebruik van de woning. Kenmerkend voor de overeenkomst van bruikleen is dat de gebruiker van de zaak geen vergoeding is verschuldigd voor het gebruik. (...) Overigens wordt nog overwogen dat de omstandigheid dat [geïntimeerde] jarenlang gratis huisvesting geniet terwijl zij een inkomen heeft, geen onvoorziene omstandigheid kan worden genoemd. In bijvoorbeeld artikel 2 en artikel 6.7 van de overeenkomst is uitdrukkelijk rekening gehouden met eventuele (toekomstige) inkomsten van [geïntimeerde] . Partijen hebben dus bij het sluiten van de overeenkomst onder ogen gezien dat [geïntimeerde] een inkomen zou kunnen gaan verwerven en hebben vastgelegd in hoeverre dat van invloed zou zijn op hun afspraken. Daarbij hebben zij kennelijk de bewuste keuze gemaakt dat eventuele inkomsten van [geïntimeerde] niet van invloed zouden zijn op de afspraak dat zij geen vergoeding voor huisvesting zou hoeven betalen zolang [A] bij haar woont.(…)4.9. De formulering van artikel 6:248 lid 2 BW brengt tot uitdrukking dat de rechter bij de toepassing van deze wetsbepaling de nodige terughoudendheid zal moeten betrachten. Een beroep op deze bepaling kan alleen slagen indien toepassing van het overeengekomen beding in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Het zwaartepunt van het betoog van [X] c.s. ligt op de persoonlijke belangen van [A] . [X] c.s. hebben tegenover het verweer van [geïntimeerde] echter niet onderbouwd dat die belangen reeds nu ertoe nopen een einddatum te bepalen. Het is prematuur om reeds nu vooruit te lopen op een situatie die niet in de nabije toekomst is gelegen. Nu is nog niet te voorzien wanneer [A] het ouderlijk huis zal verlaten en of het, als hij dat niet doet, al dan niet redelijk is dat de woonlasten van [geïntimeerde] voor rekening van [X] c.s. blijven komen. Daarvoor dient tegen die tijd een weging te worden gemaakt van de betrokken belangen in het licht van de omstandigheden zoals die dan zullen bestaan. In dit kader is van belang dat de overeenkomst (artikel 5.1) voor [X] voorziet in de mogelijkheid de rechter te verzoeken wegens bijzondere omstandigheden het recht van bewoning te doen eindigen. (…)”
eenwoning ter beschikking te stellen. Cordura y Locura beroept zich subsidiair op de stellingen die door [X] naar voren zijn gebracht. Cordura y Locura heeft voorts gesteld zich grote zorgen te maken over de staat van onderhoud van de woning. Uit een in opdracht van Cordura y Locura opgesteld rapport blijkt dat de woning in matige staat verkeert. Bovendien verloopt de communicatie met [geïntimeerde] over het gebruik van de woning uiterst moeizaam, aldus Cordura y Locura.