ECLI:NL:GHAMS:2019:117

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 januari 2019
Publicatiedatum
22 januari 2019
Zaaknummer
200.233.939/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notarissen over testament en volmacht van de vader

In deze zaak heeft klager, de zoon van de overledene, een klacht ingediend tegen twee notarissen over hun handelen met betrekking tot de testamenten en volmachten van zijn vader. Klager stelt dat de notarissen onzorgvuldig hebben gehandeld, vooral gezien de geestelijke toestand van zijn vader. De vader had meerdere testamenten opgemaakt, waarbij klager en zijn broer als erfgenamen waren benoemd. Klager betwist de wilsbekwaamheid van zijn vader ten tijde van het opstellen van de testamenten en volmachten, en verwijt de notarissen dat zij onvoldoende onderzoek hebben gedaan naar zijn geestelijke toestand. Het hof heeft de klacht van klager deels ongegrond verklaard en deels niet-ontvankelijk. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer en oordeelt dat de notarissen zorgvuldig hebben gehandeld en dat er geen bewijs is dat de vader niet wilsbekwaam was. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 22 januari 2019.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.233.939/01 NOT
nummers eerste aanleg : C/05/324814/KL RK 17-109 en C/05/324815/KL RK 17-110
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 22 januari 2019
inzake
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellant,
tegen
1. mr. [naam] ,
notaris te [plaats] ,
2. mr. [naam] ,
notaris te [plaats] ,
gemachtigde: mr. M.P.L.M. Buijsrogge, advocaat te Arnhem,
geïntimeerden.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 23 februari 2018 een beroepschrift - met bijlage - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 6 februari 2018 (ECLI:NL:TNORARL:2018:4). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen geïntimeerden (hierna gezamenlijk te noemen: de notarissen en ieder afzonderlijk te noemen: notaris 1 en notaris 2) ongegrond verklaard ten aanzien van de onderdelen i., ii. en iii. en klager niet-ontvankelijk verklaard in klachtonderdeel iv.
1.2.
Op 10 april 2018 heeft klager een aanvullend beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
1.3.
Notaris 2 heeft op 14 mei een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
1.4.
Verder zijn nog de volgende stukken bij het hof ingekomen:
- een e-mailbericht van klager van 30 oktober 2018 met bijlagen (waaronder geluidsopnames);
- een brief van de gemachtigde van notaris 2 van 29 oktober 2018 met bijlagen, bij het hof ingekomen op 31 oktober 2018.
1.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 8 november 2018. Klager, vergezeld van zijn echtgenote, notaris 1 en notaris 2, laatstgenoemde vergezeld van haar gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota (met bijlagen, reeds bij het hof bekend). Het hof heeft ter zitting beslist de - buiten de daarvoor gestelde termijn - ingediende aanvullende stukken (vermeld onder 1.4.) aan het dossier toe te voegen.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Klager heeft tegen de vaststelling van die feiten bezwaar gemaakt. Het hof zal hiermee (voor zover relevant) bij de beoordeling rekening houden.
3.2.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
De vader van klager, [naam] (hierna: de vader), heeft tijdens zijn leven meerdere malen bij testament over zijn nalatenschap beschikt. Hij heeft zijn twee kinderen, klager en [naam] (hierna: de broer), telkens tot enige erfgenamen benoemd.
3.2.2.
Op 20 september 2013 heeft de vader een testament opgemaakt ten overstaan van (inmiddels) oud-notaris mr. [naam] te [plaats] . In dat testament is de broer voor 2/5e gedeelte van de nalatenschap tot enig erfgenaam benoemd en klager voor 3/5e gedeelte (vanwege het feit dat klager de vader gedurende een lange periode heeft geholpen bij de zorg). Verder is bepaald dat er geen inbrengverplichting geldt ten aanzien van giften. Het testament bevat daarnaast een tweetrapsmaking, waarbij de broer de bezwaarde en diens zoon de verwachter is. Klager is in dit testament benoemd tot executeur.
3.2.3.
Bij levenstestament van 21 december 2013 heeft de vader klager tot zijn vertrouwenspersoon benoemd en bepaald dat klager vader mag vertegenwoordigen op alle gebieden (zijn privévermogen, zijn zakelijke vermogen en zijn lijf in geval van ziekte of verzorging).
3.2.4.
Op dinsdagmiddag 6 januari 2015 heeft notaris 2 - toen nog kandidaat-notaris - samen met één van haar medewerkers de vader bij hem thuis gesproken over de inhoud van zijn testament en een op te stellen volmacht.
3.2.5.
Bij e-mailbericht van 12 januari 2015 heeft klager aan notaris 2 onder meer het volgende bericht:
“U heeft afgelopen dinsdag middag een gesprek met mijn vader gehad. Mijn vader van 93 jaar is sinds de laatste 2 maanden in een snel verslechterende staat van vergeetachtigheid en verlies van overzicht gekomen. (..) Door zijn vergeetachtigheid is hij gemakkelijk te beïnvloeden. (..)
Dat dit door ouderdom er aan zat te komen, was te verwachten en allerlei maatregelen zijn genomen toen hij nog wel handelingsbekwaam was. Ik noem hierbij de benoeming van mij als zijn vertegenwoordiger in zijn levenstestament (..), het maken van financiële planningen, testament etc. (..) Zijn voorkeur voor mij is gebaseerd op een inmiddels langdurig verstoorde relatie van Pa met mijn broer (..). (..)De nog immer voortdurende verstoorde relatie is de reden voor pa geweest om een testament op te stellen.
(..)
Dinsdag avond in ons dagelijkse telefoongesprek, vertelde hij mij: (origineel is als bijlage bijgevoegd, transcript hieronder):
(..)
Pa: ik heb vanmiddag de notaris gehad
(…)
Ik: maar ik weet er helemaal niets van Pa
Pa: Nee, dat is ook niet in orde natuurlijk,
mij is het ook opgedrongen
(..)
Ik zou graag van u willen weten wie u de opdracht gegeven heeft (Pa weet het niet), waarom u gekozen bent en wat de agenda met Pa was (hij meldde dat u zou helpen bij de dagelijkse administratie). Indien er sprake is van vervolg, zou ik daar graag van op de hoogte gesteld willen worden.
(..)
Ik ga ervan uit dat u deze informatie vertrouwelijk behandelt.
(…)”
3.2.6.
Op 12 januari 2015 is notaris 2 opnieuw bij de vader thuis geweest om de gemaakte concepten (testament en volmacht) te bespreken en voor akkoord door de vader te laten ondertekenen.
3.2.7.
Na telefonisch contact op 14 januari 2015 tussen klager en notaris 1, heeft klager een dag later aan notaris 1 (in cc aan notaris 2) een e-mailbericht gestuurd, waar bijgevoegd een gescande getypte brief van 11 januari 2015 aan notaris 2, inhoudende:
“Gezien het feit dat ik reeds een in 2013 opgemaakt testament heb, zeg ik hierbij elke opdracht op. Ik heb u nooit benaderd voor een gesprek, mijn zoon had dit geregeld.
Ik ben 93 jaar en een beetje vergeetachtig.”
Hoogachtend,
[handtekening: [de vader] ]
[de vader] ”
3.2.8.
Op 16 januari 2015 heeft notaris 1 - in aanwezigheid van twee getuigen - bij de vader thuis een nieuw testament en een algehele volmacht (aan [naam] , Register Belastingadviseur) gepasseerd. In het testament zijn klager en de broer voor gelijke delen tot erfgenaam benoemd. Verder is bepaald dat er een inbrengverplichting voor giften geldt. De tweetrapsmaking ten laste van de broer is vervallen en notaris 2 is benoemd tot executeur tegen een marktconform tarief.
3.2.9.
Op 13 februari 2015 heeft de vader ten overstaan van mr. [X] , destijds notaris te [plaats] , een nieuw testament opgemaakt. De inhoud van dit testament is vrijwel gelijk aan het testament van 20 september 2013 (zie 3.2.2.).
3.2.10.
Op 25 februari 2015 en 1 juni 2015 zijn de goederen van de vader onder bewind gesteld respectievelijk ten behoeve van hem een mentorschap ingesteld.
3.2.11.
Per 1 april 2015 is notaris 2 niet langer werkzaam op het kantoor van notaris 1.
3.2.12.
Op 9 juli 2015 heeft notaris 2 de vader opnieuw gesproken te [naam] in [plaats] . Op 21 juli 2015 heeft notaris 2, als waarnemer van (inmiddels) oud-notaris mr. [naam] , een nieuw testament voor de vader gepasseerd. In dit testament heeft de vader het testament van 13 februari 2015 (zie 3.2.9.) herroepen en het testament van 16 januari 2015 (zie 3.2.8.) van toepassing verklaard. Aan dit testament is gehecht een medische verklaring van een VIA-arts van 17 juli 2015, waarin onder meer het volgende staat vermeld:
“(..) gelet op zijn geestelijke toestand in staat wordt geacht zijn wil nog voldoende te kunnen bepalen en de reikwijdte van zijn beslissing te kunnen overzien in relatie tot zijn wens een testament op te maken. In de gegeven situatie betekent dit zijn laatste testament te herroepen en het voorlaatste testament weer van kracht te laten worden. (…)”
3.2.13.
Op 9 mei 2017 is de vader overleden. Notaris 2 heeft klager per brief van 6 juni 2017 geïnformeerd dat zij executeur-afwikkelingsbewindvoerder is in de nalatenschap van de vader. Klager heeft de nalatenschap van de vader niet verworpen.

4.Standpunt van klager

In de kern verwijt klager de notarissen dat zij incorrect hebben gehandeld. Meer in het bijzonder verwijt klager de notarissen blijkens zijn klaagschrift in eerste aanleg – samengevat weergegeven – het volgende.
i. Notaris 1 heeft de door notaris 2 gemaakte akten (testament en volmacht) op 16 januari 2015 kritiekloos gepasseerd, terwijl in het sociaal medisch advies van het Adviesbureau [naam] van januari 2015 aan de gemeente [plaats] het geestelijke onvermogen van de vader is vastgesteld.
ii. Notaris 2 heeft in januari 2015 nagelaten hoor- en wederhoor met klager toe te passen ter bepaling van vaders wil. Zij had met de levensvertegenwoordiger van de vader, zijnde klager, moeten overleggen, dan wel een professioneel medisch rapport moeten (laten) opmaken. Daarnaast is de benoeming van notaris 2 tot executeur-afwikkelingsbewindvoerder in het testament van 16 januari 2015 in strijd met de artikelen 19 en 20 van de Wet op het notarisambt (Wna). Voorts is notaris 2 nalatig geweest door de vader niet goed te informeren over de financiële gevolgen van het benoemen van een derde tot executeur-afwikkelingsbewindvoerder.
iii. Notaris 2 heeft onzorgvuldig gehandeld bij het opstellen en passeren van het testament van 21 juli 2015. Zo wist notaris 2 dat de vader onder toezicht stond vanwege beperkte geestelijke vermogens, heeft zij in strijd met haar eed gehandeld door de historie van testamenten op te vragen vóórdat zij de wilsbekwaamheid van de vader had getoetst, heeft zij haar zorgplicht geschonden door niet eerst bij voornoemde notaris [X] na te gaan waarom de vader kort na het testament van 16 januari 2015 een nieuw testament wilde maken en heeft zij nagelaten het rapport van de VIA-arts op juistheid te controleren en klager - als vertrouwenspersoon van de vader - te consulteren. Hierdoor heeft zij partijdig gehandeld. Verder heeft notaris 2 bewust het testament van 21 juli 2015 in de vorm van een ‘aanvulling’ gepasseerd, omdat hiervoor lagere medische eisen gelden en het testament hierdoor niet geheel voorgelezen hoefde te worden.
iv. Notaris 2 heeft geweigerd om klager informatie te verschaffen over de afwikkeling van de nalatenschap van de vader. Ook heeft klager nog geen boedelbeschrijving ontvangen. Notaris 2 blokkeert elke vorm van communicatie door een tarief van € 275,- per uur in rekening te brengen. Als klager om informatie vraagt, dan worden de kosten van deze werkzaamheden individueel bij hem in rekening gebracht, hetgeen in strijd is met het testament van 21 juli 2015.

5.Standpunt van de notarissen

5.1.
De notarissen hebben de stellingen van klager betwist en zich, kort samengevat, als volgt verweerd.
5.2.
Notaris 1 heeft aangevoerd dat zij en haar medewerkers zorgvuldig hebben gehandeld in het traject dat loopt van het bespreken tot en met het passeren van het testament en de volmacht op 16 januari 2015. Om de wilsbekwaamheid van de vader zorgvuldig te toetsen, is het Stappen-plan Beoordeling Wilsbekwaamheid van de KNB (hierna: het Stappenplan) gevolgd. De wensen van de vader zijn overeenkomstig zijn verzoek op papier gezet en daarbij zijn alleen zijn belangen behartigd.
Op 16 januari 2015 heeft notaris 1 - tezamen met twee getuigen - de vader thuis bezocht en met hem gesproken over de inhoud van de te passeren akten. Voorafgaand aan dat gesprek heeft notaris 1 de aanwezige broer en diens echtgenote verzocht de woonkamer te verlaten, hetgeen zij hebben gedaan. De vader was duidelijk in zijn wensen. Zo wilde hij graag zijn zoons gelijk behandelen en rust creëren in de familie. Hij vond het onplezierig dat zijn zoons hem probeerden te beïnvloeden en was verdrietig over de verstoorde relatie tussen de beide zoons. Redenen om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van de vader had notaris 1 niet. Nadat zij de akten had toegelicht en volledig voorgelezen, zijn de akten ondertekend.
5.3.
Notaris 2 heeft het volgende aangevoerd over de totstandkoming en het passeren van het testament van 16 januari 2015. Op 6 januari 2015 heeft notaris 2 - op verzoek van de broer - samen met een van haar medewerkers met de vader bij hem thuis gesproken over de inhoud van zijn testament en de volmacht die hij wilde opstellen. Bij deze bespreking waren geen anderen aanwezig. Vanwege de leeftijd van de vader heeft notaris 2 het Stappenplan gevolgd. Zowel notaris 2 als de aanwezige medewerker waren ervan overtuigd dat de vader in staat was om de betreffende akten op te maken. Zijn wensen waren duidelijk en voor de hand liggend. De vader wilde graag zijn zoons gelijk behandelen en rust creëren, onder andere door een derde tot executeur-afwikkelingsbewindvoerder te benoemen. Op 12 januari 2015 is notaris 2 opnieuw bij de vader thuis geweest om de gemaakte concepten te bespreken. Na het doornemen van de akten heeft de vader de conceptstukken voor akkoord getekend. Vervolgens heeft notaris 2 met de vader op 14 januari 2015 een afspraak gemaakt voor het ondertekenen van de akten. Hierbij heeft zij te kennen gegeven dat niet zij, maar notaris 1 tezamen met twee medewerkers van het notariskantoor zouden langskomen om de akten te passeren. Deze passeerafspraak is, zonder medeweten van de vader, door klager afgezegd. Toen vader vervolgens zelf contact opnam voor het maken van een nieuwe afspraak, is er een nieuwe afspraak gemaakt op 16 januari 2015 en zijn de akten gepasseerd. Notaris 2 verwijst ter onderbouwing van haar standpunt naar de door haar destijds opgestelde verslagen van de gesprekken met de vader op 6 en 12 januari 2015, alsmede naar de telefoonnotities van januari 2015 (bijlagen bij haar verweerschrift in hoger beroep).
5.4.
Ten aanzien van de totstandkoming en het passeren van het testament van 21 juli 2015 heeft notaris 2 het volgende verklaard. Nadat de bewindvoerder van de vader één van haar medewerkers telefonisch had bericht dat de vader notaris 2 wilde spreken, is notaris 2 op 9 juli 2015 bij de vader langs geweest. Tijdens deze bespreking gaf de vader te kennen dat hij niet wist wat hij bij voornoemde notaris [X] had getekend. Hij wenste dat het testament van
16 januari 2015 weer van toepassing zou worden verklaard. De vader wist precies wat hij wilde. Na ontvangst van het rapport van de VIA-arts, heeft notaris 2 het testament op 21 juli 2015 gepasseerd. Notaris 2 is ervan overtuigd dat het testament voldeed aan de wensen van de vader en dat hij geprobeerd heeft om zijn vermogen eerlijk te verdelen tussen zijn twee zoons.
5.5.
Wat betreft de afwikkeling van de nalatenschap van de vader heeft notaris 2 aangevoerd dat deze wordt vertraagd door klager zelf (starten van gerechtelijke procedures, indienen van nieuwe klachten, niet verstrekken van overzichten, nalatenschap niet aanvaarden of verwerpen, enz.). Gezien het feit dat klager notaris 2 steeds bestookt(e) met een bombardement aan
e-mails, heeft notaris 2 aan klager te kennen gegeven dat de besprekingen met klager, alsmede de beantwoording van zijn vele e-mails, voor zijn rekening komen. Volgens notaris 2 kan het immers niet de bedoeling zijn dat zij vele uren kwijt is met het beantwoorden van e-mails die niet ter zake doende zijn voor de afwikkeling van de nalatenschap van de vader. Op die manier zou het erfdeel van de broer eveneens aangetast worden, aldus notaris 2.

6.Beoordeling

Nieuwe klachten
6.1.
Voor zover klager in hoger beroep nieuwe klachtonderdelen heeft geformuleerd, heeft te gelden dat op grond van artikel 107 lid 4 Wna het hof de zaak in hoger beroep opnieuw in volle omvang behandelt en dat dit betekent dat alleen in beschouwing worden genomen de klachten die ook in de procedure in eerste aanleg aan de orde zijn geweest. Klager zal in de nieuwe klachten daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Klachtonderdeel i.
6.2.
Met de kamer is het hof van oordeel dat klager zijn klacht, inhoudende dat notaris 1 onvoldoende kritisch is geweest ten aanzien van de door notaris 2 opgestelde concepten, niet nader heeft onderbouwd en deze klacht feitelijke grondslag mist. Nu voorts niet is gebleken dat notaris 1 ten tijde van het passeren van het testament en de volmacht op 16 januari 2015 op de hoogte was van het sociaal medisch advies van het Adviesbureau [naam] en bovendien daaruit niet blijkt, anders dan klager meent, dat de vader niet in staat zou zijn om een testament en volmacht op te maken, is het hof, evenals de kamer, van oordeel dat notaris 1 niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klachtonderdeel i. is derhalve ongegrond.
Klachtonderdeel ii.
6.3.
De kamer heeft – kort samengevat – het volgende overwogen in rov. 4.7.1 tot en met 4.7.3 en 4.7.4 (laatste deel) in haar bestreden uitspraak. Gelet op de leeftijd van de vader heeft notaris 2 het Stappenplan gevolgd in haar besprekingen met de vader. Notaris 2 is daarbij tot de conclusie gekomen dat de vader bekwaam was om zijn wil te bepalen. Het is in eerste instantie aan een (kandidaat-)notaris om vast te stellen of een partij voldoende bekwaam is de inhoud van een akte te begrijpen. Slechts als daarover bij haar gerede twijfel bestaat, zal een notaris verdere stappen, zoals genoemd in het Stappenplan, in overweging dienen te nemen. Van die twijfel was bij notaris 2 in dit geval kennelijk geen sprake. Dat notaris 2 tot een andere conclusie had moeten komen, is niet of onvoldoende gebleken. De door klager aangehaalde omstandigheid dat de vader vergeetachtig was, sluit niet uit dat hij zijn wil kon bepalen. De omstandigheid dat de vader tegenover klager zou hebben verklaard niet te weten wat hij heeft ondertekend, impliceert evenmin dat de vader ten tijde van de gesprekken met notaris 2 onvoldoende helder van geest was. Wat betreft het door klager aangehaalde medisch sociaal advies heeft hetzelfde te gelden als wat onder 6.2. ten aanzien van notaris 1 is overwogen. Voorts rustte op notaris 2 geen verplichting om in contact te treden met klager om de wensen van de vader te bespreken. Het feit dat de vader klager in zijn levenstestament heeft benoemd tot vertrouwenspersoon, maakt het voorgaande niet anders. Verder is niet gebleken dat het testament en de notariële volmacht niet voldeden aan de wensen van de vader. Derhalve, aldus nog steeds de kamer, is niet gebleken dat notaris 2 partijdig zou hebben gehandeld en dat het testament tegen de wil van de vader is opgemaakt en gepasseerd. Dat de vader door notaris 2 niet is voorgelicht over de (financiële) gevolgen van de benoeming van een externe executeur is niet gebleken. De enkele omstandigheid dat de vader door klager omschreven wordt als zuinig persoon is onvoldoende om die conclusie te kunnen trekken. Dit klachtonderdeel is dan ook volgens de kamer ongegrond.
6.4.
Het hof verenigt zich met dit oordeel van de kamer en de gronden waarop dat berust. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die een ander oordeel rechtvaardigen.
6.5.
De stelling van klager dat notaris 2 op grond van de artikelen 19 en 20 Wna zichzelf niet had mogen benoemen tot executeur-afwikkelingsbewindvoerder in het testament van 16 januari 2015 passeert het hof, reeds omdat dit testament niet door notaris 2 maar door notaris 1 is gepasseerd.
6.6.
Uit het voorgaande volgt dat dit klachtonderdeel ongegrond is.
Klachtonderdeel iii.
6.7.
Ook met betrekking tot dit klachtonderdeel verenigt het hof zich met het oordeel van de kamer en de gronden waarop dat berust. De kamer heeft in de bestreden beslissing in rechtsoverweging 4.9 geoordeeld, kort gezegd, dat niet valt in te zien waarom het op verzoek van notaris 2 opgestelde rapport van de VIA-arts onjuist zou zijn en notaris 2 dit had moeten inzien, dat uit de vraagstelling aan de VIA-arts en ook verder niet blijkt dat bewust ervoor is gekozen om het testament in de vorm van een ‘aanvulling’ te passeren en dat notaris 2 mocht en kon concluderen dat de vader wilsbekwaam was om het testament van 21 juli 2015 op te maken. Het hof voegt hieraan nog toe dat notaris 2 niet gehouden was om nadere informatie in te winnen bij notaris [X] en klager.
Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond.
Klachtonderdeel iv.
6.8.
Anders dan de kamer, is het hof van oordeel dat klager ontvankelijk is in dit klachtonderdeel. Immers, zolang hij de nalatenschap van de vader niet heeft verworpen, wordt hij aangemerkt als erfgenaam en heeft hij een redelijk belang in de zin van artikel 99, lid 1 Wna.
6.9.
Het hof is gebleken dat na de brief van 6 juni 2017 (zie 3.2.13.) vele e-mails zijn verstuurd door klager aan notaris 2 met allerlei vragen en opmerkingen over de (afwikkeling van de) nalatenschap van de vader. Notaris 2 heeft hierop - voor zover mogelijk - steeds antwoord gegeven en daarbij uitgelegd waarom zij nog geen voorlopige boedelbeschrijving aan klager en de broer kan doen toekomen. Van klachtwaardig handelen kan derhalve niet worden gesproken. Gelet op de inhoud van de e-mails van klager acht het hof het alleszins redelijk dat notaris 2 aan hem te kennen heeft gegeven kosten bij hem in rekening te zullen brengen. Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond.
6.10.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.11.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in de in hoger beroep nieuw geformuleerde klachten;
- vernietigt de bestreden beslissing wat betreft klachtonderdeel iv;
- verklaart klachtonderdeel iv. ongegrond;
- bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.W.M. Tromp, J.H. Lieber en J.W. van Zaane en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2019 door de rolraadsheer.