ECLI:NL:GHAMS:2019:1165

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2019
Publicatiedatum
8 april 2019
Zaaknummer
R140-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van voorwaardelijke jeugddetentie in taakstraf na niet-naleving bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep met betrekking tot de vordering van de advocaat-generaal tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke jeugddetentie. De veroordeelde, geboren in 1995, was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 30 dagen met een proeftijd van twee jaar, waaraan bijzondere voorwaarden waren verbonden. De advocaat-generaal vorderde de tenuitvoerlegging van deze jeugddetentie, omdat de veroordeelde sinds de zomer van 2018 de opgelegde bijzondere voorwaarden niet meer had nageleefd. Het hof heeft kennisgenomen van relevante rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming en de William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, waaruit bleek dat de veroordeelde niet meer gemotiveerd was voor de begeleiding en dat hij sinds september 2016 niet opnieuw met politie of justitie in aanraking was gekomen.

Het hof heeft geoordeeld dat, hoewel de veroordeelde niet aan de bijzondere voorwaarden voldeed, er voldoende aanleiding was om de voorwaardelijke jeugddetentie om te zetten in een taakstraf van 30 uur onbetaalde arbeid. De beslissing om de bijzondere voorwaarden te laten vervallen werd ook genomen, omdat de veroordeelde zelf de verantwoordelijkheid over zijn leven wilde nemen. Het hof heeft de tenuitvoerlegging van een deel van de voorwaardelijke jeugddetentie gelast, waarbij de proeftijd van de resterende 15 dagen voorwaardelijke jeugddetentie doorloopt. De uitspraak benadrukt de afweging tussen de naleving van voorwaarden en de persoonlijke ontwikkeling van de veroordeelde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Rekestnummer: R 140-19
Parketnummer: 23-003036-17
Beslissing op de vordering van de advocaat-generaal van 6 februari 2019, ertoe strekkende dat het hof een last tot tenuitvoerlegging zal geven van de voorwaardelijke straf, welke straf is opgelegd bij een onherroepelijk geworden arrest van dit hof van 6 februari 2018, waarbij

[veroordeelde],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres]
is veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 30 (dertig) dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Aan deze voorwaardelijke jeugddetentie zijn algemene en bijzondere voorwaarden verbonden. De bijzondere voorwaarden houden, kort samengevat, in dat de veroordeelde zich meldt bij de William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: WSJb &Jr), meewerkt aan het verkrijgen en behouden van dagbesteding, zich houdt aan de afspraken die in dat kader worden gemaakt en meewerkt aan begeleiding dan wel behandeling door Indaad.

Inhoud van de vordering

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van 21 maart 2019 de tenuitvoerlegging van de bij voornoemd arrest voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 30 dagen gevorderd.

Procesverloop

Het hof heeft kennisgenomen van de stukken in de strafzaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder de adviesbrief na negatieve terugmelding van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 24 december 2018 en de negatieve terugmeldingsrapportage van de WSJb&Jr van 8 november 2018 en heeft ter terechtzitting van 21 maart 2019 de advocaat-generaal, de raadsman van de veroordeelde en vertegenwoordigers van de Raad ([naam 1]), WSJr&Jb ([naam 2]) en Indaad ([naam 3]) gehoord. De veroordeelde is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

Beoordeling

De vordering is tijdig ingediend door de advocaat-generaal.
Het hof stelt vast dat de veroordeelde de hem opgelegde bijzondere voorwaarden sinds de zomer van 2018 niet meer heeft nageleefd. Uit de hiervoor vermelde rapportages van de Raad en de WSJb&Jr blijkt dat afdoende.
Op grond van de behandeling ter terechtzitting en gelet op artikel 77dd Wetboek van Strafrecht vindt het hof termen te gelasten dat 15 dagen van de niet ten uitvoer gelegde jeugddetentie alsnog zullen worden ten uitvoer gelegd.
Het hof zal evenwel, in plaats van tenuitvoerlegging van jeugddetentie gelasten, deze jeugddetentie omzetten in een taakstraf bestaande uit een werkstraf, te weten het verrichten van 30 (dertig) uren onbetaalde arbeid, in geval van het niet naar behoren verrichten te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 15 (vijftien) dagen.
Het hof merkt hierbij op dat nu slechts 15 dagen van de voorwaardelijke jeugddetentie ten uitvoer worden gelegd, de proeftijd van de overige 15 dagen voorwaardelijke jeugddetentie nog doorloopt.
Het hof ziet in het verhandelde ter terechtzitting aanleiding de eerder opgelegde bijzondere voorwaarden te doen vervallen. Het hof overweegt daartoe als volgt. De voorlopige hechtenis van de veroordeelde is op 7 september 2016 onder voorwaarden geschorst. Op 6 februari 2018 heeft het hof de veroordeelde onder meer veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie. Uit de rapportages van de Raad en de WSJb&Jr blijkt dat de veroordeelde zich van september 2016 tot aan de zomer van 2018 goed aan alle gestelde voorwaarden heeft gehouden, nadien niet meer. Duidelijk is dat de veroordeelde niet langer is gemotiveerd voor de eerder opgelegde begeleiding door Indaad en de WSJb&Jr. Hij wenst zelf de verantwoordelijkheid over zijn leven te nemen. Met de raadsman is het hof van oordeel dat, hoewel de veroordeelde zeker nog baat zou kunnen hebben bij begeleiding, er geen signalen zijn dat de veroordeelde thans niet in staat zou zijn zelf de verantwoordelijkheid over zijn eigen leven te nemen. Het hof neemt hierbij in ogenschouw dat de veroordeelde sinds september 2016 niet opnieuw met politie of justitie in aanraking is gekomen. Terzijde merkt het hof op dat de veroordeelde zijn wens tot opheffing van de bijzondere voorwaarden ook middels een daartoe strekkend verzoek had kunnen voorleggen aan het hof.

Beslissing

Het hof:
Het hof gelast de tenuitvoerlegging van een deel van de voorwaardelijk bij voornoemd arrest opgelegde jeugddetentie, in die zin dat het hof in plaats van tenuitvoerlegging van 15 dagen jeugddetentie gelast:
een taakstraf bestaande uit
een werkstraf, te weten het verrichten van
30 (dertig) uren onbetaalde arbeid, in geval van het niet naar behoren verrichten te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 15 (vijftien) dagen.
Het hof gelast dat de bij arrest van 6 februari 2018 opgelegde bijzondere voorwaarden komen te vervallen, onder handhaving van de algemene voorwaarden bij de resterende voorwaardelijk opgelegde straf van 15 dagen jeugddetentie.
Deze beslissing is gegeven door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. M.J.A. Plaisier en mr. A.M. Kengen, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 april 2019.
=========================================================================
[…]

[…]

[…]