ECLI:NL:GHAMS:2019:1164
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beslissing op bezwaarschrift tegen omzetting taakstraf in vervangende jeugddetentie
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 maart 2019 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de omzetting van zijn taakstraf in vervangende jeugddetentie. De veroordeelde had een taakstraf van 60 uur opgelegd gekregen, maar had slechts 41 uur daarvan uitgevoerd. Het openbaar ministerie had op 14 januari 2019 besloten om de resterende taakstraf om te zetten in 30 dagen vervangende jeugddetentie, wat de veroordeelde betwistte. Tijdens de behandeling van het bezwaarschrift heeft het hof de advocaat-generaal, de raadsman van de veroordeelde en de veroordeelde zelf gehoord. De Raad voor de Kinderbescherming, die betrokken was bij de eindrapportage van de taakstraf, was niet verschenen.
Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet in staat was om de taakstraf tijdig te volbrengen, mede door werkverplichtingen in Turkije en medische redenen. De raadsman pleitte voor het gegrond verklaren van het bezwaar, zodat de veroordeelde de resterende 19 uur taakstraf alsnog kon uitvoeren binnen drie maanden. De advocaat-generaal daarentegen verzocht om het bezwaar ongegrond te verklaren, wijzend op de niet gewerkte uren en de eerdere waarschuwingen die de veroordeelde had ontvangen.
Het hof oordeelde dat de veroordeelde zelf verantwoordelijk was voor het niet volbrengen van de taakstraf, aangezien hij herhaaldelijk niet was verschenen bij de uitvoering ervan. Het hof concludeerde dat er geen aanleiding was om de veroordeelde opnieuw een kans te geven om de werkstraf uit te voeren, gezien zijn eerdere kansen en de ernst van de situatie. Het hof verklaarde het bezwaar ongegrond.