ECLI:NL:GHAMS:2019:1164

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2019
Publicatiedatum
8 april 2019
Zaaknummer
R000081-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op bezwaarschrift tegen omzetting taakstraf in vervangende jeugddetentie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 maart 2019 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de omzetting van zijn taakstraf in vervangende jeugddetentie. De veroordeelde had een taakstraf van 60 uur opgelegd gekregen, maar had slechts 41 uur daarvan uitgevoerd. Het openbaar ministerie had op 14 januari 2019 besloten om de resterende taakstraf om te zetten in 30 dagen vervangende jeugddetentie, wat de veroordeelde betwistte. Tijdens de behandeling van het bezwaarschrift heeft het hof de advocaat-generaal, de raadsman van de veroordeelde en de veroordeelde zelf gehoord. De Raad voor de Kinderbescherming, die betrokken was bij de eindrapportage van de taakstraf, was niet verschenen.

Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet in staat was om de taakstraf tijdig te volbrengen, mede door werkverplichtingen in Turkije en medische redenen. De raadsman pleitte voor het gegrond verklaren van het bezwaar, zodat de veroordeelde de resterende 19 uur taakstraf alsnog kon uitvoeren binnen drie maanden. De advocaat-generaal daarentegen verzocht om het bezwaar ongegrond te verklaren, wijzend op de niet gewerkte uren en de eerdere waarschuwingen die de veroordeelde had ontvangen.

Het hof oordeelde dat de veroordeelde zelf verantwoordelijk was voor het niet volbrengen van de taakstraf, aangezien hij herhaaldelijk niet was verschenen bij de uitvoering ervan. Het hof concludeerde dat er geen aanleiding was om de veroordeelde opnieuw een kans te geven om de werkstraf uit te voeren, gezien zijn eerdere kansen en de ernst van de situatie. Het hof verklaarde het bezwaar ongegrond.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Rekestnummer 000081-19
Parketnummer: 23-005162-15
Beslissing op het bezwaarschrift krachtens artikel 77p van het Wetboek van Strafrecht van:

[veroordeelde],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
adres: [adres].

Inhoud van het bezwaarschrift

Het bezwaarschrift, ingekomen op 28 januari 2019 ter griffie van dit hof, richt zich tegen de kennisgeving omzetting van taakstraf in vervangende jeugddetentie van 14 januari 2019 van het openbaar ministerie.

Proces verloop

Het hof heeft kennisgenomen van de stukken in de strafzaak onder bovengenoemd parketnummer, waaronder de eindrapportage taakstraf van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 17 december 2018. Tijdens de behandeling van het bezwaarschrift op 21 maart 2019 heeft het hof de advocaat-generaal, de raadsman van de veroordeelde en de veroordeelde gehoord. De Raad voor de Kinderbescherming is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

Beoordeling van het bezwaar

Het openbaar ministerie heeft naar aanleiding van de eindrapportage taakstraf van de Raad van 17 december 2018 de taakstraf omgezet in vervangende jeugddetentie voor de duur van 30 dagen en hiervan op 14 januari 2019 aan de veroordeelde kennis gegeven.
Het bezwaarschrift tegen de kennisgeving omzetting is tijdig, te weten op 28 januari 2019, ter griffie van het hof ingekomen.
Het openbaar ministerie heeft per e-mailbericht van 29 januari 2019 aan de Raad bericht dat het openbaar ministerie bekend is met het feit dat de veroordeelde 41 van de opgelegde 60 uren werkstraf heeft verricht en dat de 30 dagen vervangende jeugddetentie per abuis zijn vermeld.
De veroordeelde heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn best heeft gedaan om de taakstraf van 60 uur tijdig te volbrengen, maar dat hij hier niet volledig in is geslaagd, mede als gevolg van het feit dat hij voor zijn werk enige tijd in Turkije is geweest en dat hij om medische redenen enige tijd niet in staat was te werken.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de veroordeelde feitelijk slechts in de periode augustus tot november 2018 de gelegenheid heeft gehad zijn taakstraf te vervullen en het hof verzocht het bezwaarschrift gegrond te verklaren en te bepalen dat de veroordeelde de resterende uren taakstraf, te weten 19 uur, alsnog mag verrichten binnen een periode van 3 maanden.
De advocaat-generaal heeft opgemerkt dat de omzetting ziet op 19 niet gewerkte uren in 9 dagen vervangende jeugddetentie en het hof verzocht het bezwaar ongegrond te verklaren.
Het hof overweegt als volgt.
De Raad heeft van project Noppes in Zwaag vernomen dat de veroordeelde in plaats van de opgelegde 60 uur slechts 41 uur van zijn taakstraf heeft gewerkt, waarop de Raad heeft geconcludeerd dat de taakstraf is mislukt en deze heeft terug gemeld.
Naar het oordeel van het hof is het de veroordeelde toe te rekenen dat hij zijn werkstraf bij Noppes niet heeft volbracht, nu hij, zoals blijkt uit de eindrapportage taakstraf van de Raad, daar herhaaldelijk niet is verschenen. De Raad heeft de veroordeelde eind september 2018 een officiële waarschuwing gegeven en nog een laatste kans geboden om de taakstraf voor de gestelde datum, 27 november 2018, te volbrengen. De veroordeelde heeft ook deze laatste kans niet benut. Op 27 november 2018 is de veroordeelde zelfs niet op het eindgesprek met de Raad verschenen.
Dit klemt naar het oordeel van het hof te meer nu de veroordeelde in een eerder stadium al een extra kans is geboden. De veroordeelde is op 10 mei 2016 immers door het hof veroordeeld tot een jeugddetentie van 182 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, waarna de vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel op 31 mei 2018 door het hof gedeeltelijk is toegewezen, in die zin dat de tenuitvoerlegging van slechts een relatief klein gedeelte van de voorwaardelijk opgelegde straf, te weten 30 dagen jeugddetentie is vervangen door een werkstraf van 60 uur met afwijzing voor het overige. Het was aan de veroordeelde om deze kans te benutten om geen vervangende jeugddetentie te hoeven ondergaan, maar dat heeft hij niet gedaan. Er is dan ook geen enkele aanleiding om hem nu opnieuw een kans te geven om de werkstraf uit te voeren.
Het hof zal het bezwaar om deze redenen ongegrond verklaren.

Beslissing

Het hof:

Verklaart het bezwaar ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Plaisier, mr. P.F.E. Geerlings en mr. A.M. Kengen, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 maart 2019.