Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.de vennootschap onder firma [X] ,
[appellant sub 2] ,
[appellant sub 3] ,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant sub 2] tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. De zaak betreft onbetaalde facturen die zijn voortgekomen uit stucwerkzaamheden die door [geïntimeerde] zijn uitgevoerd op verzoek van [appellant sub 2]. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vordering van [geïntimeerde] toegewezen, omdat [appellant sub 2] niet tijdig en op de juiste wijze een conclusie van antwoord heeft ingediend. In hoger beroep heeft [appellant sub 2] een memorie van grieven ingediend, maar heeft hij niet ingegaan op essentiële stellingen van [geïntimeerde]. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant sub 2] in zijn memorie van grieven niet voldoende gemotiveerd heeft verweer gevoerd tegen de vordering van [geïntimeerde]. Het hof oordeelt dat [appellant sub 2] zijn verzoek om pleidooi niet heeft gehandhaafd en dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. De kosten van het geding in hoger beroep worden aan [appellant sub 2] opgelegd.