In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van winkeldiefstal, maar heeft tegen deze vrijspraak hoger beroep ingesteld. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 7 maart 2019 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman.
De kinderrechter had de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, maar het hof oordeelt dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak. Dit is in lijn met artikel 404, vijfde lid van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat tegen een vrijspraak geen hoger beroep openstaat.
Wat betreft de tenlastelegging, de verdachte werd beschuldigd van het stelen van kledingstukken, waaronder zwembroeken en t-shirts, op of omstreeks 21 mei 2018 in Amsterdam. Het hof heeft echter geoordeeld dat op basis van het dossier niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte deze kledingstukken heeft gestolen. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit. Het vonnis waarvan beroep is vernietigd, en het hof heeft opnieuw recht gedaan door te verklaren dat niet bewezen is dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.