ECLI:NL:GHAMS:2019:1094

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 april 2019
Publicatiedatum
2 april 2019
Zaaknummer
23-003130-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot verkrachting na twijfel over betrouwbaarheid signalementen en DNA-bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van poging tot verkrachting van een vrouw in Limmen op 26 mei 2017. De aangeefster verklaarde dat zij van achteren was benaderd en aangevallen door een man, die haar meerdere keren had geslagen en haar had betast. De verdachte werd kort na de aanval door de politie aangehouden, omdat hij voldeed aan het signalement dat de aangeefster had gegeven. Echter, het hof oordeelde dat de omstandigheden waaronder de signalementen en herkenningen tot stand waren gekomen te veel twijfel opriepen over hun betrouwbaarheid. De getuigen hadden de verdachte slechts kort waargenomen en er was geen bewijs dat het DNA van de verdachte op de kleding van de aangeefster was aangetroffen. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de tenlastegelegde feiten. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van zowel de primaire als de subsidiaire aanklacht. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en bepaalde dat de kosten door beide partijen gedragen moesten worden. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003130-18
datum uitspraak: 2 april 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 4 september 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-091584-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1991,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Heerhugowaard, locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 maart 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
Primair hij op of omstreeks 26 mei 2017 te Limmen, gemeente Castricum, in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het binnendringen van de vagina van die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, vinger(s)
- die [slachtoffer] onverhoeds van achteren heeft benaderd, en/of
- zijn, verdachtes, arm om de nek van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of aldus die [slachtoffer] op de grond heeft laten vallen, en/of
- met zijn, verdachtes, arm de keel en/of de nek van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt en/of dichtgedrukt heeft gehouden en/of heeft vastgehouden en/of daarbij meermalen met kracht tegen de slaap van die [slachtoffer], en/of elders tegen haar gezicht heeft geslagen en/of gestompt, en/of
- met zijn, verdachtes, hand (aan de voorkant) in de broek en/of ind e onderbroek van die [slachtoffer] is gegaan en/of daarbij de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] heeft betast, en/of
- waarna hij, verdachte wederom die [slachtoffer] tegen haar slaap en/of elders in haar gezicht met kracht meermalen heeft geslagen en/of gestompt, en/of
- vervolgens wederom met zijn, verdachtes, hand in de broek en/of in de onderbroek van die [slachtoffer] is gegaan en/of wederom de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] heeft betast;
subsidiair:
hij op of omstreeks 26 mei 2017 te Limmen, gemeente Castricum, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het meermalen betasten van de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid uit het volgende:
- verdachte heeft die [slachtoffer] onverhoeds van achteren benaderd, en/of
- verdachte heeft zijn, verdachtes, arm om de nek van die [slachtoffer] geslagen en/of aldus die [slachtoffer] op de grond laten vallen, en/of
- verdachte heeft met zijn, verdachtes, arm de keel en/of de nek van die [slachtoffer] dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden en/of vastgehouden en/of daarbij meermalen met kracht tegen de slaap van die [slachtoffer], en/of elders tegen haar gezicht geslagen en/of gestompt, en/of
- verdachte is met zijn, verdachtes, hand (aan de voorkant) in de broek en/of in de onderbroek van die [slachtoffer] gegaan en/of heeft daarbij de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] betast, en/of
- waarna hij, verdachte wederom die [slachtoffer] tegen haar slaap en/of elders in haar gezicht met kracht meermalen heeft geslagen en/of gestompt, en/of
- vervolgens is verdachte wederom met zijn, verdachtes, hand in de broek en/of in de onderbroek van die [slachtoffer] gegaan en/of heeft verdachte wederom de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] betast.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met als bijzondere voorwaarde een locatieverbod voor de gemeente Castricum.

Vrijspraak

Uit het dossier komt het volgende naar voren.
Signalementen
Op vrijdag 26 mei 2017 omstreeks 1:30 uur liep de aangeefster, [slachtoffer], met onder meer [naam 1] van een straatvoetbalfeest in Limmen naar huis. Zij merkten dat achter hen een man liep. Het laatste stuk liep aangeefster alleen. Bekenden van haar, waaronder [naam 2], fietsten haar in tegengestelde richting voorbij. [naam 2] groette haar en maakte een opmerking over de man die zij achter aangeefster zag lopen. Op de oprit van aangeefsters (ouderlijk) huis werd zij kort erna van achteren aangevallen en naar de grond gewerkt door een man die twee keer zijn hand in haar broek deed. Na een worsteling liet de man los en vertrok. Omdat zij van achteren is aangevallen en de man daarna enkel heeft zien weglopen, heeft de aangeefster alleen de achterkant van de dader gezien. Om 1:34 uur deed de aangeefster een melding bij de meldkamer. Zij gaf daarbij om 1:36 uur een signalement van de dader waarbij zij hem beschreef als een blanke man, ongeveer 25 jaar oud, met een wit shirt en donkerblond stekelhaar. [1] Aangeefster beschreef de man, nog voordat de politie arriveerde, ook aan haar zus [naam 3], die opmerkte dat zij een soortgelijke man op het straatvoetbalfeest had gezien [2] en dat zij met laatstbedoelde man op het voetbalfeest handje druk had gedaan. Zij verklaarde later tevens dat zij daarbij een print op de voorkant van zijn T-shirt had gezien. [3] Uit de stukken kan voorts worden afgeleid dat [naam 3] samen met [naam 4], de andere zus van aangeefster, bij aangeefster was nadat die thuis was gekomen en aan het gezin vertelde wat er was gebeurd; waarna [naam 4] naar buiten is gelopen om te kijken of de dader nog te vinden was. [4]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hielden vervolgens om 1:44 uur de verdachte in beschonken toestand staande op ongeveer 500 meter van het huis van de aangeefster, omdat hij voldeed aan het door de aangeefster opgegeven signalement. Zo droeg hij onder meer een wit T-shirt. Op de voorkant van dat T-shirt bleek een opdruk met een ronde vorm te staan. De verbalisanten maakten met instemming van de verdachte twee foto’s van hem, waarop de opdruk op de voorkant van het T-shirt zichtbaar is. Nadat de verdachte ongeveer 20 minuten staande werd gehouden is [verbalisant 1] met een van de foto’s naar de aangeefster gegaan om duidelijkheid te krijgen of hij de dader was. [5] De aangeefster verklaarde dat zij niet wist of de man op de foto de dader was, omdat zij zijn gezicht niet had gezien. Daarop is de staandehouding van de verdachte beëindigd. [6] Bij het tonen van de foto van de verdachte aan de aangeefster, kennelijk even na 02:00 uur, is deze ook aan haar moeder en aan haar zus [naam 3] getoond. [7] Uit de stukken kan worden afgeleid dat ook zus [naam 4] na de aanranding op momenten terugkeerde naar de woning, zodat niet onaannemelijk is dat ook zij op enig moment rond 02:00 uur de foto heeft gezien of van iemand heeft gehoord over hetgeen er op de foto was te zien.
[naam 4] is kort na de thuiskomst van aangeefster bij verschillende personen thuis geweest om te kijken of zij wel veilig thuis waren gekomen. Daarna heeft [naam 4] aan de ter plaatse gekomen verbalisant [verbalisant 3] gemeld dat onder meer [naam 1] aanwezig was geweest en is verbalisant [verbalisant 3] met [naam 4] naar de woning van [naam 1] gegaan, waar [naam 1] de man aan [verbalisant 3] heeft beschreven. Daarbij heeft zij opgemerkt dat de man die zij achter aangeefster had zien lopen een wit T-shirt met een opdruk aan de voorzijde droeg, de opdruk leek rond. [8] Kort erna had [naam 2] rond 2:10 uur telefonisch contact met [naam 4], waarbij [naam 4] aan [naam 2] vertelde dat aangeefster was aangerand door de jongen die achter haar liep. [naam 4] heeft daarop de telefoon aan de politie gegeven waarna [naam 2] telefonisch het signalement van de man aan de politie heeft doorgegeven waarbij zij onder meer heeft verklaard dat de man die zij achter aangeefster had zien lopen een roodkleurige opdruk aan de voorzijde van zijn T-shirt had. [9] Het hof onderkent dat de omstandigheid dat getuigen [naam 1] en [naam 2] specifiek verklaren over een man met een opdruk op de voorkant van zijn witte T-shirt terwijl de verdachte op 500 meter afstand van de plaats delict in beschonken toestand met een dergelijk T-shirt is aangetroffen en de getuigen niet verklaren over andere mannen die zij in de buurt van de aangeefster hebben zien lopen, wijst in de richting van betrokkenheid van de verdachte. De hiervoor weergegeven omstandigheden waaronder de signalementen en herkenningen tot stand zijn gekomen laten bij het hof echter te veel twijfel bestaan over de betrouwbaarheid van die signalementen en herkenningen als gevolg van de kortstondige waarneming van de vermoedelijke dader door, en de mogelijke beïnvloeding van, de getuigen. Daarbij komt nog het volgende. De aangeefster heeft verklaard dat de dader tweemaal met zijn hand bij de voorkant in en uit haar broek is gegaan. [10] De binnenzijde van de tailleband van de broek van de aangeefster is bemonsterd. Daar is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal 2 personen, met een hoofdprofiel van de aangeefster en DNA-nevenkenmerken van minimaal één onbekende persoon. Er zijn echter géén aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van het DNA van de verdachte in deze bemonstering. Bij deze stand van zaken ziet het hof onvoldoende basis voor een bewezenverklaring.
Alles afwegende is niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vast te stellen dat de verdachte de persoon is die de aangeefster heeft geprobeerd te verkrachten of aan te randen. Nu het primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, moet de verdachte hiervan worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.500,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep in haar geheel toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. M.J.A. Plaisier en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker en S. den Hartog, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 april 2019.
Mr. M.J.A. Duker is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.Dossierpagina 23-24.
2.Dossierpagina 55.
3.Dossierpagina 59.
4.Dossierpagina 49.
5.Dossierpagina 12-13.
6.Dossierpagina 13.
7.Dossierpagina 59.
8.Dossierpagina 17.
9.Dossierpagina’s 44 en 17.
10.Dossierpagina 31 en 34.