ECLI:NL:GHAMS:2019:1086

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 maart 2019
Publicatiedatum
29 maart 2019
Zaaknummer
23-002890-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met betrekking tot straf en tenuitvoerlegging in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 7 augustus 2017 was gewezen. De verdachte, geboren op Curaçao in 1961 en thans gedetineerd in Detentiecentrum Alphen aan den Rijn, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 11 maart 2019 gehouden en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf en de vordering tot tenuitvoerlegging. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte schuldig zou worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel. Het hof heeft vastgesteld dat de feiten zijn gepleegd voordat de verdachte een maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders was opgelegd. Daarom heeft het hof besloten om geen straf of maatregel op te leggen.

Daarnaast heeft het openbaar ministerie de tenuitvoerlegging gevorderd van een eerder voorwaardelijk opgelegde werkstraf. Het hof heeft deze vordering afgewezen, in lijn met de overwegingen met betrekking tot de strafoplegging. Het hof heeft de beslissing genomen om het vonnis waarvan beroep te vernietigen ten aanzien van de opgelegde straf en de vordering tot tenuitvoerlegging, en heeft in zoverre opnieuw recht gedaan. Het hof bevestigt het vonnis voor het overige, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002890-17
datum uitspraak: 25 maart 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 7 augustus 2017 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-086976-17 (hierna: A) en 15-102507-17 (hierna: B), alsmede 15-230649-16 (tul) tegen

[verdachte],

geboren te Curaçao (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1961,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Detentiecentrum Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 maart 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van het opleggen van een straf en de vordering tot tenuitvoerlegging – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat de overwegingen onder 6. (motivering van de sanctie) en 8. (vordering tot tenuitvoerlegging) worden vervangen door de navolgende strafmotivering en motivering van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging.

Oplegging van straf en of maatregel

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Blijkens een de verdachte betreffend vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 28 februari 2019 is hij veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, voor de duur van twee jaren. De raadsman heeft medegedeeld dat de verdachte niet tegen dit vonnis in hoger beroep zal gaan en positief het ISD-traject in zal gaan, aangezien hij thans gemotiveerd is om zijn leven een wending ten goede te geven en mee wil werken aan behandeling.
Het hof heeft geconstateerd dat de onderhavige feiten zijn gepleegd voordat genoemde maatregel werd opgelegd. Dit vormt reden om thans aan de verdachte geen straf of maatregel op te leggen.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 27 januari 2017 voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van deze vordering.
In hetgeen hiervoor ten aanzien van de strafoplegging is overwogen, ziet het hof tevens redenen om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Bepaalt dat ter zake van het in zaak A en in zaak B bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Holland van 12 mei 2017, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 27 januari 2017, parketnummer 15-230649-16, voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 40 uur, subsidiair 20 dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. E. van Die en mr. A.M.P. Geelhoed, in tegenwoordigheid van
mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 maart 2019.