ECLI:NL:GHAMS:2019:1086
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van vonnis met betrekking tot straf en tenuitvoerlegging in hoger beroep
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 7 augustus 2017 was gewezen. De verdachte, geboren op Curaçao in 1961 en thans gedetineerd in Detentiecentrum Alphen aan den Rijn, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 11 maart 2019 gehouden en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman.
Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf en de vordering tot tenuitvoerlegging. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte schuldig zou worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel. Het hof heeft vastgesteld dat de feiten zijn gepleegd voordat de verdachte een maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders was opgelegd. Daarom heeft het hof besloten om geen straf of maatregel op te leggen.
Daarnaast heeft het openbaar ministerie de tenuitvoerlegging gevorderd van een eerder voorwaardelijk opgelegde werkstraf. Het hof heeft deze vordering afgewezen, in lijn met de overwegingen met betrekking tot de strafoplegging. Het hof heeft de beslissing genomen om het vonnis waarvan beroep te vernietigen ten aanzien van de opgelegde straf en de vordering tot tenuitvoerlegging, en heeft in zoverre opnieuw recht gedaan. Het hof bevestigt het vonnis voor het overige, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.