ECLI:NL:GHAMS:2019:1047
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Concurrentiebeding en rechtsgeldigheid in arbeidsrelatie tussen werkgever en werknemer
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen MBA Michael Bailey Associates B.V. (hierna: MBA) en een voormalige werknemer, [geïntimeerde]. MBA vorderde nakoming van een concurrentiebeding dat was opgenomen in de arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde]. De werknemer had zijn arbeidsovereenkomst opgezegd en was in dienst getreden bij Next Ventures B.V., een concurrent van MBA. MBA stelde dat [geïntimeerde] het concurrentiebeding overtrad door werkzaamheden voor Next Ventures te verrichten.
De voorzieningenrechter in eerste aanleg had [geïntimeerde] verboden om werkzaamheden voor Next Ventures te verrichten, maar had het concurrentiebeding voor het overige geschorst. MBA ging in hoger beroep tegen deze beslissing. Het hof oordeelde dat het concurrentiebeding rechtsgeldig was en dat MBA voldoende aannemelijk had gemaakt dat [geïntimeerde] het beding had geschonden. Het hof weegt de belangen van beide partijen en concludeert dat MBA een zwaarwegend belang heeft bij handhaving van het concurrentiebeding, gezien de vertrouwelijke informatie waarover [geïntimeerde] beschikte.
Het hof vernietigde het vonnis van de voorzieningenrechter en oordeelde dat [geïntimeerde] zijn werkzaamheden voor Next Ventures diende te staken, op straffe van dwangsommen. Tevens werd [geïntimeerde] veroordeeld in de proceskosten van beide instanties. De uitspraak benadrukt de rechtsgeldigheid van concurrentiebedingen in arbeidsovereenkomsten en de belangenafweging die daarbij komt kijken.