ECLI:NL:GHAMS:2019:1014
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake kinderalimentatie en gezag na relatiebreuk
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie en de zorgverdeling na de beëindiging van de relatie tussen de man en de vrouw. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 20 december 2017 aangevochten, waarin de man werd verplicht om een bijdrage van € 190,- per maand te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind, [minderjarige]. De vrouw heeft verzocht om deze bijdrage te verhogen naar een bedrag dat varieert van € 1.055,- tot € 1.781,- per maand, en heeft daarbij de draagkracht van de man ter discussie gesteld.
Het hof heeft vastgesteld dat de man onvoldoende heeft betwist dat zijn netto besteedbaar inkomen € 10.000,- per maand bedraagt. De vrouw heeft haar netto besteedbaar inkomen over de jaren 2014 tot 2016 gepresenteerd, wat het hof heeft meegenomen in de beoordeling. Het hof heeft de behoefte van [minderjarige] vastgesteld op € 1.454,- per maand, rekening houdend met bijzondere kosten zoals paardrijden en remedial teaching.
De draagkracht van de man is vastgesteld op € 6.080,- per maand, terwijl de vrouw een draagkracht heeft van € 3.297,- per maand. Het hof heeft geoordeeld dat de man, gezien zijn draagkracht en het gebrek aan zorg voor [minderjarige], een bijdrage van € 943,- per maand moet betalen. De eerdere beschikking is vernietigd en de nieuwe alimentatieverplichting is vastgesteld met terugwerkende kracht tot 28 april 2017. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het overige verzoek van de vrouw afgewezen.