Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
.Partijen zijn voorts de ouders van twee andere inmiddels meerderjarige kinderen.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de alimentatieverplichtingen van de man ten opzichte van zijn ex-vrouw en hun jongmeerderjarige kind. De man had in hoger beroep verzocht om de kinder- en partneralimentatie op nihil te stellen, onderbouwd met de stelling dat hij sinds 2016 onvoldoende draagkracht heeft door een zwaar verkeersongeval. Het hof oordeelde echter dat de man zijn stelling onvoldoende had onderbouwd. De man had geen medische stukken overgelegd die zijn arbeidsongeschiktheid konden aantonen en zijn financiële situatie was niet transparant genoeg. De vrouw en de jongmeerderjarige betwistten de claims van de man en stelden dat hij over andere inkomensbronnen beschikte. Het hof concludeerde dat de man niet had aangetoond dat zijn financiële situatie zodanig was veranderd dat de eerder vastgestelde alimentatie niet meer aan de wettelijke maatstaven voldeed. Daarom werd de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de man afgewezen.