Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van de rechtbank
Ontvankelijkheid bezwaar
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van belanghebbende tegen aanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 2011 en 2012. De inspecteur van de Belastingdienst had eerder de bezwaren van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze te laat waren ingediend. Belanghebbende had in 2014 aanslagen ontvangen, maar diende pas in 2016 bezwaar in, wat volgens de wet te laat was. De rechtbank had de beslissingen van de inspecteur bevestigd, waarop belanghebbende hoger beroep instelde.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de inspecteur terecht had geoordeeld dat de bezwaren niet tijdig waren ingediend. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken, en de bezwaarschriften waren meer dan een week na afloop van deze termijn ontvangen. Het Hof oordeelde dat er geen verschoonbare verontschuldiging was voor de termijnoverschrijding, ondanks de moeilijke periode waarin belanghebbende zich bevond.
Daarnaast oordeelde het Hof dat de rechtbank correct had gehandeld door de beroepschriften door te zenden naar de inspecteur voor behandeling als bezwaarschriften tegen de afwijzing van de verzoeken om ambtshalve vermindering. Het Hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werden geen kostenveroordelingen opgelegd.