ECLI:NL:GHAMS:2018:929

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2018
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
23-000962-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen met betrekking tot MDMA en amfetamine

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen, waaronder MDMA en amfetamine. Het hof heeft vastgesteld dat het bewijs voor de aanwezigheid van deze middelen niet alleen steunt op indicatieve drugstests, maar ook op andere bewijsmaterialen, zoals verklaringen van de verdachte en de omstandigheden van de zaak. De verdachte had op verschillende momenten in 2016 een aanzienlijke hoeveelheid XTC-pillen en hennepplanten in zijn bezit. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De op te leggen straf is gebaseerd op de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000962-17
datum uitspraak: 20 maart 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 6 maart 2017 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-126519-16 en 15-258861-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
postadres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 maart 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 15-126519-16:
1:
hij op of omstreeks 11 mei 2016 te Westzaan, gemeente Zaanstad opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende een aantal (17) XTC pillen, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2:
hij op of omstreeks 12 mei 2016 te Alkmaar opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2]) een geringe hoeveelheid eigen gebruik en/of een hoeveelheid van (in totaal) 17 (hennep)planten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Zaak met parketnummer 15-258861-16:
1:
hij op of omstreeks 8 september 2016 te Alkmaar opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 42 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2:
hij op of omstreeks 8 september 2016 te Alkmaar opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 148 gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3:
hij op of omstreeks 8 september 2016 te Alkmaar opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 297 XTC pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 140 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bespreking van een ter terechtzitting gevoerd verweer

De raadsman van de verdachte heeft ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 15-126519-16 onder 1 en in de zaak met parketnummer 15-258861-16 onder 3 ten laste gelegde betoogd dat de verdachte van deze feiten moet worden vrijgesproken omdat niet is geconstateerd dat de bij de verdachte aangetroffen stoffen daadwerkelijk XTC en amfetamine bevatten. De raadsman heeft aangevoerd dat de enkele
indicatievetests die op de middelen zijn uitgevoerd, voor deze vaststelling onvoldoende zijn. De raadsman heeft ter onderbouwing van zijn verweer verwezen naar een drietal uitspraken van dit hof, waaronder een arrest van 23 augustus 2017, waarvan een afschrift door hem aan het hof is overgelegd.
Het hof stelt voorop dat het gebruik van een door de politie uitgevoerde indicatieve test kan bijdragen aan het bewijs dat een bepaalde stof een bij de Opiumwet verboden stof is en dat derhalve het gebruik van de indicatieve test tot bewijs op zichzelf genomen niet in strijd is met het recht.
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof vervolgens het volgende vast. De verdachte is op 11 mei 2016 in zijn auto staande gehouden. In zijn tas zijn 15 groene pillen en 2 roze pillen aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat dit XTC pillen waren. Een door de politie uitgevoerde indicatieve test gaf een indicatie dat de onderzochte pillen de werkzame stof MDMA bevatten.
Op 8 september 2016 zijn verspreid in de woning van de verdachte 296 groene pillen en één gele pil aangetroffen. De verdachte heeft ook daarover verklaard dat de aangetroffen pillen, XTC pillen zijn. Daarnaast is in de woning in totaal 140 gram aangetroffen van een stof waarvan de politie vermoedde dat dit speed betrof. Een groot deel van deze stof bevond zich in de vriezer van de verdachte. De verdachte heeft over deze stof ook verklaard dat het speed betreft. Een door de politie uitgevoerde indicatieve test gaf een indicatie dat de onderzochte pillen de werkzame stof MDMA bevatten en dat het andere aangetroffen materiaal de werkzame stof amfetamine bevatte.
In een proces-verbaal van bevindingen van 16 november 2016 (dossierpagina’s 104 e.v.) heeft verbalisant [verbalisant] gerelateerd dat onderzoek naar de inhoud van de mobiele telefoons van de verdachte heeft uitgewezen dat de verdachte meermalen contact heeft met personen en daarbij drugs aanbiedt.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep desgevraagd verklaard dat hij verschillende soorten drugs gebruikte, waaronder speed.
Naar het oordeel van het hof kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte opzettelijk XTC pillen bevattende MDMA en amfetamine aanwezig heeft gehad. Dat de verdachte niet op enigerlei wijze zintuiglijk heeft ondervonden dat het daadwerkelijk ging om MDMA en amfetamine, doet hier niet aan af, aangezien:
a. a) uit de verklaring van de verdachte kan worden afgeleid dat hij vaker verschillende soorten drugs heeft gebruikt, waaronder amfetamine, zodat hij kan worden aangemerkt als ervaringsdeskundige;
b) het dossier sterke indicaties bevat dat de verdachte zich bezighoudt met de handel in drugs en de verdachte in zijn tas en in zijn woning XTC pillen voorhanden heeft gehad van in totaal een hoeveelheid die niet slechts wijst op eigen gebruik;
c) drie afzonderlijke indicatieve tests zijn uitgevoerd – twee keer op MDMA (de pillen in de auto en de pillen in de woning) en één keer op amfetamine – die alle een positieve uitslag hadden en de verdachte ten aanzien van al deze aangetroffen middelen steeds – in overeenstemming met de indicatieve tests – heeft verklaard dat het respectievelijk XTC en amfetamine betrof.
Anders dan in het door de raadsman aangehaalde arrest van dit hof van 23 augustus 2017 steunt het bewijs dat daadwerkelijk sprake is van MDMA en amfetamine derhalve niet alleen op de uitslag van de indicatieve drugstest, maar biedt ook ander bewijsmateriaal, zoals de verklaring van de verdachte, daarvoor steun. Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
15-126519-16 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 15-258861-16 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 15-126519-16:
1.
hij op 11 mei 2016 in de gemeente Zaanstad opzettelijk aanwezig heeft gehad 17 XTC pillen bevattende MDMA.
2.
hij op 12 mei 2016 te Alkmaar opzettelijk 17 hennepplanten heeft geteeld in een pand aan [adres 2].
Zaak met parketnummer 15-258861-16:
1.
hij op 8 september 2016 te Alkmaar opzettelijk 42 hennepplanten heeft geteeld in een pand aan de [adres 2].
2.
hij op 8 september 2016 te Alkmaar opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 148 gram hasjiesj.
3.
hij op 8 september 2016 te Alkmaar opzettelijk aanwezig heeft gehad 297 XTC pillen bevattende MDMA en 140 gram amfetamine.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 15-126519-16 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer
15-258861-16 onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 15-126519-16 onder 1 en in de zaak met parketnummer 15-258861-16 onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Telkens: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in de zaak met parketnummer 15-126519-16 onder 2 en in de zaak met parketnummer 15-258861-16 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Telkens: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in de zaak met parketnummer 15-258861-16 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 15-126519-16 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer
15-258861-16 onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in de zaak met parketnummer 15-126519-16 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 15-258861-16 onder
1, 2 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, en heeft daarbij algemene en bijzondere voorwaarden gesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in de zaak met parketnummer
15-126519-16 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 15-258861-16 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan
3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en oplegging van reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet door tweemaal en kort na elkaar in zijn woning hennep te telen en door het opzettelijk aanwezig hebben van XTC, speed en hasjiesj. Harddrugs zoals XTC en speed vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van verdovende middelen gepaard met verschillende vormen van overlast en criminaliteit, waardoor de samenleving schade kan worden berokkend.
Het hof houdt daarnaast rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze uit het reclasseringsadvies van 22 februari 2017 en ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken. Daaruit is naar voren gekomen dat de verdachte baat heeft bij hulp en begeleiding en dat hij daar ook voor open staat.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Daarnaast zal het hof als stok achter de deur om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen en om begeleiding door de reclassering te bewerkstelligen, een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen
14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
15-126519-16 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 15-258861-16 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-126519-16 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 15-258861-16 onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde verplicht is zich binnen 5 dagen na onherroepelijk worden van dit arrest te melden bij het Leger des Heils op het adres
[adres 3]en zich hierna zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit nodig acht.
Geeft
opdrachtaan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- geldbedrag van
178 euro.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Lolkema, mr. R.D. van Heffen en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van
mr. M. Gieske, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
20 maart 2018.
[…]