ECLI:NL:GHAMS:2018:928

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2018
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
23-000155-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling en veroordeling voor diefstal met braak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1971, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor mishandeling en diefstal met braak. Het hof heeft de zaak onderzocht naar aanleiding van de zittingen op 6 maart 2018 en de eerdere zittingen in eerste aanleg. De verdachte werd vrijgesproken van de mishandeling, omdat het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend was bewezen dat hij de aangevers had mishandeld. De verdachte had verklaard zich te hebben verdedigd tegen een aanval van de aangevers, wat door het hof als aannemelijk werd beschouwd. De rechtbank had eerder de verdachte veroordeeld voor diefstal met braak, waarbij hij goederen uit een auto had weggenomen. Het hof heeft deze veroordeling bevestigd, omdat de verdachte met de gestolen goederen was aangetroffen kort na de inbraak. De verdachte heeft zich ook verzet tegen zijn aanhouding door de politie, wat leidde tot een veroordeling voor wederspannigheid. Het hof heeft de straf bepaald op acht maanden gevangenisstraf, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de mishandeling die de schade zou hebben veroorzaakt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000155-17
datum uitspraak: 20 maart 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 december 2016 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-698591-16 en 13-689311-16, alsmede 23-002168-15 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [verdachte] in het jaar 1971,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 maart 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 13-698591-16:
1:
hij op of omstreeks 25 juli 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een (personen)auto (merk: Seat, kenteken: [kenteken]) heeft weggenomen
- een pasjeshouder en/of
- een OV kaart en/of
- een identiteitsbewijs en/of
- een kentekenbewijs en/of
- een navigatiesysteem en/of
- een gemeentepas en/of
- een of meer kabel(s) en/of
- een of meer boekje(s) en/of formulier(en) en/of
- een of meer geldbedrag(en) en/of
- een rijbewijs en/of
- een of meer pinpas(sen) en/of
- een bril (merk: Rayban) en/of
- een tankkaart, althans enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [getuige], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die weg te nemen (personen)auto heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een of meer ra(a)m(en) van voornoemde (personen)auto;
2:
hij op of omstreeks 25 juli 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk [getuige] en/of [getuige2] en/of [getuige 3] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het meermalen, althans eenmaal, (met kracht) - slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd van voornoemde [getuige] en/of [getuige2] en/of [getuige 3] en/of - met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, steken en/of prikken in een hand, in elk geval in/tegen het lichaam van voornoemde [getuige] en/of - met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, steken en/of prikken en/of slaan in/tegen een hand, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [getuige 3] waardoor voornoemde [getuige] en/of [getuige2] en/of [getuige 3] letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
3:
hij op of omstreeks 25 juli 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, [verbalisant] (hoofdagent politie Eenheid Amsterdam-Amstelland) en/of [verbalisant 2] (surveillant politie Eenheid Amsterdam-Amstelland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten met assistentiedienst belast, door te trachten zich los te trekken van voornoemde [verbalisant] en/of [verbalisant 2] en/of door zich te bewegen in een andere richting dan de richting waarin voornoemde [verbalisant] en/of [verbalisant 2] hem trachtte(n) te brengen en/of met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meer beweging(en) te maken in de richting van voornoemde [verbalisant] en/of [verbalisant 2].
Zaak met parketnummer 13-689311-16:
hij op of omstreeks 23 juli 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik neuk je moeder, je wilt niet weten wat ik met je ga doen" en/of "Jij bent afgeschreven en jouw kankerkop gaat eraf!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vrijspraak van mishandeling

Met de raadsman is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte in de zaak met parketnummer 13-698591-16 onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De verdachte heeft verklaard dat hij zich op 25 juli 2016 op de Slotermeerlaan bevond toen plotseling een auto bij hem stilhield, de bestuurder uitstapte en naar hem toe liep en hem direct een vuistslag in het gezicht gaf. Daarna kwamen er nog twee mannen die hem ook hebben geslagen. De verdachte heeft verklaard dat hij zich tegen deze belaging heeft verdedigd.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 25 juli 2016 blijkt dat verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant 2] een worsteling tussen de verdachte en aangevers [getuige2], [getuige 3] en [getuige] hebben waargenomen. Zij zagen dat het gezicht en het been van de verdachte bebloed waren. Deze waarnemingen deden de verbalisanten voordat zij zelf tegen de verdachte geweld gebruikten bij de pogingen hem aan te houden. Tijdens het politieverhoor van de verdachte op 26 juli 2016 hebben verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] letsel bij de verdachte geconstateerd.
[getuige2] en [getuige 3] hebben verklaard dat de verdachte hen heeft aangevallen en dat zij in het geheel geen geweld hebben gebruikt tegen de verdachte. Ook [getuige] heeft verklaard dat verdachte hen heeft aangevallen en dat [getuige] de man ter verdediging van zich heeft afgeduwd.
Naar het oordeel van het hof is de feitelijke toedracht zoals door de verdachte voor het beroep op noodweer is aangevoerd, aannemelijk geworden. Het hof heeft hierbij met name gelet op de omstandigheid dat de aangevers – die ten aanzien van de tenlastegelegde mishandeling niet als onafhankelijke getuigen kunnen worden aangemerkt – op een enkele duw na ontkennen dat zij geweld hebben gebruikt tegen de verdachte, terwijl door verbalisanten wel degelijk letsel bij de verdachte is geconstateerd en zij een worsteling tussen de verdachte en de aangevers hebben waargenomen. Daarbij komt dat de aangevers de verdachte aanspraken omdat zij ervan overtuigd waren dat de verdachte kort tevoren in de auto van één van hen had ingebroken. Nu het hof op basis van de inhoud van het dossier aannemelijk acht dat de verdachte zich noodzakelijkerwijs moest verdedigen tegen een (ogenblikkelijke en wederrechtelijke) aanval door de aangevers en aldus sprake is van een rechtvaardigingsgrond voor het toebrengen van lichamelijk letsel aan [getuige2] en [getuige 3], zodat niet kan worden bewezen dat sprake was van
mishandeling, zal de verdachte worden vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 (van parketnummer 13-698591-16) is ten laste gelegd.

Bespreking van de bewijsverweren

Ten aanzien van feit 1
De raadsman van de verdachte heeft zich ten aanzien het in de zaak met parketnummer 13-698591-16 onder 1 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat op grond van de inhoud van het dossier niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte de auto-inbraak heeft gepleegd. De verdachte heeft bovendien een aannemelijke verklaring afgelegd die het aantreffen van de gestolen goederen bij de verdachte verklaart, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt. De getuige [getuige] heeft verklaard dat hij zijn auto op 25 juli 2016 om 02.20 uur had geparkeerd op Plein 40-45 aan de Slotermeerlaan te Amsterdam. De getuigen [getuige] en [getuige2] hebben verklaard dat zij direct na het uitstappen werden aangesproken door een onbekende man. De man droeg een korte broek, leek dronken en had een zwerversuiterlijk. [getuige] en [getuige2] zijn met een andere vriend, [getuige 3], naar de McDonalds gegaan. Toen [getuige] twintig minuten later terugkwam bij zijn auto, constateerde hij dat daarin was ingebroken. Hij heeft direct [getuige2] gebeld om hem van de auto-inbraak op te hoogte te stellen. [getuige2] en [getuige 3] gingen op zoek naar de onbekende man die zij eerder bij de auto hadden gezien, omdat zij vermoedden dat hij de inbraak had gepleegd. Om 02.45 uur heeft [getuige] de politie gebeld om melding te doen van de auto-inbraak. Hij heeft daarbij een signalement gegeven van de mogelijke dader, namelijk dat het een junkachtig type betrof met een dik postuur en dat deze een korte broek droeg. Omstreeks 03.05 uur hebben [getuige2] en [getuige 3] de onbekende man die [getuige] en [getuige2] eerder had aangesproken, aangetroffen achter het hotel Blue Square. Het bleek te gaan om de verdachte. De verdachte droeg volgens de getuigen een rugtas met, naar later bleek, daarin de gestolen goederen.
De verdachte heeft verklaard dat hij om 02.00 uur werd aangesproken door een Turkse man die in het bezit was van een rugtas waarin later de gestolen goederen bleken te zitten. De man bood de verdachte een zonnebril aan, die de verdachte van hem wilde overnemen tegen betaling met cocaïne. Plotseling rende de man weg, aldus de verdachte, en liet zijn rugtas in de nabijheid van de verdachte achter. Vervolgens zouden de aangevers naar de verdachte zijn toegekomen en hem direct hebben geslagen.
Het hof is van oordeel dat de verklaring van de verdachte dat hij ‘s nachts werd aangesproken door iemand die hem een zonnebril wilde verkopen en dat de verdachte daarvoor wilde betalen met cocaïne terwijl hij zijn eigen zonnebril ook bij zich had, op zichzelf reeds onwaarschijnlijk is. Daar komt bij dat [getuige], [getuige2] en [getuige 3] hebben verklaard dat zij de verdachte kort voor de inbraak hebben gezien bij de auto van [getuige]. Deze verklaring wordt bevestigd door de omstandigheid dat [getuige] reeds voordat zij de verdachte met de gestolen goederen achter het Blue Square hotel hadden aangetroffen, melding van de inbraak heeft gedaan bij de politie en daarbij een signalement heeft opgegeven dat overeenkomt met dat van de verdachte. Mede gelet op de omstandigheden dat de verdachte met de gestolen goederen is aangetroffen binnen een kort tijdsbestek na de auto-inbraak (tussen 02.20 uur en 03.05 uur, derhalve binnen 45 minuten) en op korte afstand van de plaats waar de desbetreffende auto stond geparkeerd, zal de verklaring van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde worden geschoven.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Ten aanzien van feit 3
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van het in de zaak met parketnummer
13-698591-16 onder 3 tenlastegelegde wegens het ontbreken van opzet op wederspannigheid. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte zich door de hectiek van het incident daarvoor met de drie aangevers niet heeft gerealiseerd dat hij te maken had met politieagenten.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich met geweld heeft verzet tegen de opsporingsambtenaren [verbalisant] en [verbalisant 2] en neemt daartoe de navolgende overweging van de rechtbank over:
“Uit het proces-verbaal van bevindingen van 25 juli 2016 (pagina 23) blijkt dat toen de politie, in uniform gekleed, ter plaatse kwam, verbalisant [verbalisant] met luide stem tegen verdachte heeft geroepen: “Stop politie, je bent aangehouden”. Verdachte reageerde hier niet op en rende nogmaals op de aangevers af en maakte daarbij slaande bewegingen met zijn armen. Daarop heeft de politie verdachte bij zijn armen gepakt en tegen verdachte gezegd dat hij moest meelopen naar de muur. Verdachte trachtte zich echter los te trekken waarop verbalisant [verbalisant] tegen verdachte heeft gezegd: “Meewerken of we gebruiken geweld”. Verdachte bleef zich echter verzetten. Toen verdachte met een schroevendraaier richting de politie ging zwaaien, is hij gepepperd.”

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-698591-16 onder 1 en 3 en in de zaak met parketnummer 13-689311-16 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 13-698591-16:
1:
hij op 25 juli 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto, merk: Seat, kenteken: [kenteken], heeft weggenomen
- een pasjeshouder en
- een OV kaart en
- een identiteitsbewijs en
- een kentekenbewijs en
- een navigatiesysteem en
- een gemeentepas en
- kabels en
- een boekje en formulier en
- een geldbedrag en
- een rijbewijs en
- pinpassen en
- een bril, merk: Rayban, en
- een tankkaart,
toebehorende aan [getuige], waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die personenauto heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak op een raam van voornoemde personenauto;
3:
hij op 25 juli 2016 te Amsterdam, zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren [verbalisant], hoofdagent politie Eenheid Amsterdam-Amstelland, en [verbalisant 2], surveillant politie Eenheid Amsterdam-Amstelland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten met assistentiedienst belast, door te trachten zich los te trekken van [verbalisant] en [verbalisant 2] en door zich te bewegen in een andere richting dan de richting waarin [verbalisant] en [verbalisant 2] hem trachtten te brengen en met een schroevendraaier, bewegingen te maken in de richting van [verbalisant] en [verbalisant 2].
Zaak met parketnummer 13-689311-16:
hij op 23 juli 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd: "Jij bent afgeschreven en jouw kankerkop gaat eraf!"
Hetgeen in de zaak met parketnummer 13-698591-16 onder 1 en 3 en in de zaak met parketnummer
13-689311-16 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 13-698591-16 onder 1 en 3 en in de zaak met parketnummer 13-689311-16 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 13-698591-16 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 13-698591-16 onder 3 bewezen verklaarde levert op:
wederspannigheid.
Het in de zaak met parketnummer 13-689311-16 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in de zaak met parketnummer
13-698591-16 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 13-689311-16 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan
3 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft daarbij bijzondere voorwaarden opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in de zaak met parketnummer
13-698591-16 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 13-689311-16 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 226 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een auto-inbraak. Auto-inbraken zijn bijzonder ergerlijk voor de direct betrokkenen en brengen naast hinder ook financiële schade voor de gedupeerden met zich mee. Daarnaast heeft de verdachte zich verzet tegen zijn aanhouding door politieambtenaren en heeft daarbij tegen deze politieambtenaren geweld gebruikt. Dergelijk gedrag is ernstig, niet alleen omdat hiermee het werk van de politie wordt bemoeilijkt, maar ook omdat de desbetreffende ambtenaren hierdoor in hun gezag worden aangetast. Bovendien getuigt dergelijk gedrag jegens politieambtenaren in functie van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag. Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een medewerker van de daklozenopvang. Het hof neemt het de verdachte bijzonder kwalijk dat hij zich op deze wijze heeft gedragen tegenover een begeleider van de maatschappelijke opvang waarvan hij mede afhankelijk was.
Het hof stelt vast dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 maart 2018, meermalen eerder is veroordeeld voor het plegen van bedreigingen of andere delicten tegen mensen die met de uitoefening van hun functie bezig waren. Ook blijkt uit voornoemd uittreksel dat hij eerder is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten en dat hij ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten in een proeftijd liep van een eerdere veroordeling. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof heeft voorts kennis genomen van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die uit het reclasseringsadvies van 18 juli 2017 en ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat de verdachte kampt met verslavingsproblematiek, maar dat hij thans huisvesting heeft en zicht heeft op een zelfstandige woonruimte en dat dit een positief effect heeft op het middelengebruik. De verdachte heeft ondanks de positieve ontwikkeling nog wel hulp nodig om terugval te voorkomen. Indien dit echter binnen een juridisch gedwongen karakter zou worden opgelegd, zal het huidige huisvestigingstraject om financieel-technische redenen beëindigd moeten worden. Bij het wegvallen van huisvesting wordt het recidiverisico hoog ingeschat. De verdachte heeft in hoger beroep verklaard dat hij per 5 mei 2017 tijdelijk een zogenaamde herstartersstudio toegewezen heeft gekregen in afwachting van zelfstandige huisvesting en dat het sindsdien goed met hem gaat.
Uit het hierboven genoemde uittreksel blijkt dat de verdachte na deze datum niet meer met justitie in aanraking is gekomen. Mede gelet op de begeleiding van de verdachte, en het feit dat hij nu woonruimte heeft, zal het hof het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf niet laten uitstijgen boven de reeds in voorarrest doorgebrachte tijd.
Het hof acht, alles afwegende, een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Teneinde doorkruising van het huisvestingstraject van de verdachte te voorkomen, zal het hof afzien van het opleggen van bijzondere voorwaarden.

Vordering van de benadeelde partij [getuige 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 15.488,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 349,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer
13-698591-16 onder 2 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering tot schadevergoeding van [getuige]

Het hof heeft op 19 september 2017 een schadeformulier ontvangen van [getuige], betreffende een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 665,50. [getuige] heeft zich niet overeenkomstig artikel 51g, eerste of derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, als benadeelde partij in het geding in eerste aanleg gevoegd. Ingevolge artikel 421, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, is hij daartoe in hoger beroep niet bevoegd. Deze vordering wordt derhalve verder buiten beschouwing gelaten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 180, 285 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 3 december 2015 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
30 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 20 maart 2018 gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging wordt afgewezen.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, mede gelet op het standpunt van de advocaat-generaal hieromtrent, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-698591-16 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-698591-16 onder 1 en 3 en in de zaak met parketnummer 13-689311-16 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-698591-16 onder 1 en 3 en in de zaak met parketnummer 13-689311-16 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [getuige 3]
Verklaart de benadeelde partij [getuige 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 29 november 2016, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 3 december 2015, parketnummer 23-002168-15, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van
30 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. M. Lolkema en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van
mr. M. Gieske, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
20 maart 2018.
[…]