ECLI:NL:GHAMS:2018:925
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A.M. van Amsterdam
- S. Clement
- M. Senden
- Rechtspraak.nl
Bedrijfsfraude en bedrieglijke verkorting van rechten van schuldeisers door verdachte
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1969, werd beschuldigd van het opzettelijk onttrekken van geld aan zijn bedrijf, [bedrijf 1], met als doel de rechten van schuldeisers te benadelen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 10 februari 2012 tot en met 26 maart 2012 in totaal € 385.000 van de bankrekening van [bedrijf 1] naar zijn privé-rekeningen heeft overgemaakt. Dit gebeurde terwijl de verdachte wist dat het faillissement van [bedrijf 1] onafwendbaar was. De verdachte heeft geprobeerd beslaglegging door schuldeisers te voorkomen door gelden van de bankrekening van zijn bedrijf te onttrekken.
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelde dat de verdachte bewust handelde om de belangen van schuldeisers te frustreren. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd en het vonnis van de rechtbank bevestigd, met inachtneming van de in hoger beroep opgeworpen verweren. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder negatieve publiciteit, niet als verzachtende omstandigheden aangemerkt.
Het hof heeft de geldbedragen die de verdachte heeft onttrokken aan [bedrijf 1] als bedrieglijke verkorting van de rechten van schuldeisers gekwalificeerd. De verdachte heeft geen overtuigende verklaring kunnen geven voor de onttrekkingen en heeft de belangen van de schuldeisers opzettelijk benadeeld. De uitspraak van het hof bevestigt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van een passende straf.