ECLI:NL:GHAMS:2018:901

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 januari 2018
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
23-000951-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens meineed met betrekking tot verklaringen over potentiële financiers

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1976, was beschuldigd van meineed, omdat zij op 2 maart 2016 bij de rechter-commissaris valse verklaringen zou hebben afgelegd over haar contacten met potentiële financiers. De tenlastelegging omvatte verschillende uitspraken die de verdachte zou hebben gedaan, waarin zij stelde dat zij met meerdere financiers had gesproken, terwijl zij later verklaarde dat dit niet het geval was.

Tijdens de zittingen in hoger beroep op 3 juli 2017 en 15 januari 2018 heeft het hof de verklaringen van de verdachte en de getuige, de curator van een faillissement, gehoord. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte opzettelijk valse verklaringen had afgelegd. De verdediging voerde aan dat de dagvaarding nietig was, maar het hof oordeelde dat de tenlastelegging voldoende duidelijk was en dat de verdachte zich had kunnen verdedigen tegen de beschuldigingen.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. Het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan, en sprak haar daarvan vrij. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met drie rechters en een griffier aanwezig.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000951-17
Datum uitspraak: 29 januari 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 31 oktober 2016 in de strafzaak onder parketnummer 09-104030-16 tegen:
[verdachte],
geboren te '[geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 juli 2017 en 15 januari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij, op of omstreeks 2 maart 2016 te 's-Gravenhage, bij de rechter-commissaris op 2 maart 2016, zijnde een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert of daaraan rechtsgevolgen verbindt, mondeling en/of schriftelijk persoonlijk of door een bijzondere daartoe gemachtigde opzettelijk de volgende valse verklaring onder ede heeft afgelegd: 'Ik heb met mogelijke financiers gepraat.' en/of 'Ik weet wel welke partijen betrokken waren.' en/of 'Laten we het dan anders zeggen. [naam] was de potentiele financier en anderen waren er niet.' en/of 'Het was er maar één, meneer [naam]. Ik heb mij daarin vergist.' en/of 'Ik heb met één financier gesproken. Dat was in informele setting geweest. Dat was [naam]. Er waren geen andere financiers. Op de vraag hoe het kan dat ik eerder heb verklaard dat ik met meerdere financiers heb gesproken en telkens in die lijn antwoordde, antwoord ik: ik bedoelde te zeggen dat ik meerdere financiers op mijn netvlies heb gehad. Op de vraag hoe het kan dat ik mij vergist heb toen ik verklaarde dat ik met meerdere financiers gesproken heb, antwoord ik: dat weet ik niet' en/of woorden van gelijke aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Geldigheid van de dagvaarding

De raadsman heeft betoogd dat de dagvaarding nietig is op de grond dat uit de tenlastelegging niet kan worden opgemaakt welke van de daarin opgenomen uitlatingen van de verdachte meinedig zou(den) zijn geweest, zodat het voor haar onvoldoende duidelijk is tegen welke beschuldiging zij zich dient te verweren en de tenlastelegging onvoldoende duidelijk en feitelijk is.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Gelet op de aangifte van 14 maart 2016, de inhoud van het verhoor van de verdachte bij de rechter-commissaris op 2 maart 2016 en haar verklaring ter terechtzitting in hoger beroep is voldoende duidelijk dat de verweten onwaarheid in de verklaring van de verdachte ziet op haar stelling dat zij met slechts één (potentiële) financier had gesproken. De verdachte heeft zich ook daadwerkelijk verdedigd tegen dit verwijt. Van nietigheid is derhalve geen sprake. De omstandigheid dat in de tenlastelegging ook andere, niet meinedige onderdelen van haar bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring zijn opgenomen, maakt dit niet anders. Het verweer wordt derhalve verworpen.

Vrijspraak

Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen de verdachte is tenlastegelegd. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, en in het bijzonder uit de verklaring van de ter terechtzitting in hoger beroep als getuige gehoorde [getuige], de curator in het faillissement van [bedrijf], volgt dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte met meer dan één (potentiële) financier heeft gesproken. Derhalve bestaat de mogelijkheid dat de verdachte met slechts één (potentiële) financier heeft gesproken en kan de valsheid van haar verklaring hieromtrent niet worden aangetoond, laat staan dat kan worden vastgesteld dat de verdachte deze verklaring opzettelijk vals heeft afgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. R. Kuiper en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 januari 2018.
Mr. M. Gonggrijp-van Mourik is buiten staat dit arrest te ondertekenen.