ECLI:NL:GHAMS:2018:900

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 januari 2018
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
23-003072-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland inzake diefstal met bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1981, was beschuldigd van diefstal van een computer op 17 augustus 2015 in Alkmaar, waarbij zij bedreigingen met geweld heeft geuit tegen het slachtoffer. De verdachte heeft bekend de computer te hebben weggenomen, maar het hof kon niet vaststellen dat zij dit in samenwerking met een medeverdachte heeft gedaan. Het hof heeft de tenlastelegging gedeeltelijk bewezen verklaard, maar de verdachte vrijgesproken van de bedreiging met geweld. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien dagen. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand geëist, met bijzondere voorwaarden waaronder een langdurige klinische opname en reclassering. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte, die lijdt aan een lichte verstandelijke beperking en ernstige verslavingsproblematiek, in aanmerking komt voor een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden een klinische opname en deelname aan een vervolgtraject onder toezicht van de reclassering. Het vonnis van de politierechter is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003072-16
Datum uitspraak: 29 januari 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 2 mei 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-700495-15 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
15 januari 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 17 augustus 2015 in de gemeente Alkmaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een computer, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of haar mededader(s) die [slachtoffer] heeft/hebben toegevoegd: "Er gaat een molotovcocktail naar binnen gegooid worden, ik heb een wapen en zal dat gaan gebruiken", althans woorden van dergelijke strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde diefstal in vereniging met bedreiging met geweld.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft bekend dat zij op 17 augustus 2015 uit de woning van [slachtoffer] een computer heeft meegenomen. Op grond van de stukken in het dossier kan niet worden vastgesteld dat zij die diefstal in bewuste en nauwe samenwerking met een ander – [medeverdachte] – heeft gepleegd noch dat haar opzet was gericht op de door die [medeverdachte] geuite bedreigingen. Van die onderdelen van de tenlastelegging dient de verdachte te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 17 augustus 2015 in de gemeente Alkmaar, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een computer, toebehorende aan [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien dagen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren, met bijzondere voorwaarden in de vorm van een klinische opname voor maximaal twee jaren in zorginstelling [naam 1] of in een soortgelijke instelling en een meldplicht bij de reclassering.
De raadsman heeft verzocht de verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen en daarbij als bijzondere voorwaarde een behandelverplichting in [naam 1] voor de duur van maximaal één jaar te stellen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een computer. Door aldus te handelen heeft zij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het slachtoffer. Daarnaast veroorzaakt een feit als het onderhavige doorgaans gevoelens van onrust en financiële schade voor het slachtoffer.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 januari 2018 is zij eerder meermalen veroordeeld wegens diefstal, hetgeen in haar nadeel weegt.
De ernst van het feit rechtvaardigt, gelet op voornoemde recidive, in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Anderzijds heeft het hof acht geslagen op de omtrent de verdachte opgemaakte reclasseringsrapporten en op hetgeen [naam 2] van de Brijderstichting ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard. Samengevat komt dit op het volgende neer:
De verdachte is licht verstandelijk beperkt en zij lijdt aan ernstige verslavingsproblematiek. Voor de behandeling daarvan, waarvoor zij gemotiveerd lijkt te zijn, is een klinische opname van langere duur noodzakelijk. Een daarvoor geschikte instelling, gelet op deze dubbele diagnose (verslavingsproblematiek en licht verstandelijke beperking), is [naam 1] in Den Dolder. Voor een opname in die instelling is een indicatiestelling bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) aangevraagd. Voornoemde [naam 2] heeft het hof in overweging gegeven de duur van de klinische opname te bepalen op (maximaal) twee jaar.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij langdurig wil worden opgenomen en dat zij na afloop van die opname niet wenst terug te keren naar Alkmaar, waar zij nu woonachtig is.
Het hof acht het in het belang van de verdachte én van de samenleving dat de mogelijkheid van een spoedige behandeling van de verdachte en haar motivatie daarvoor niet wordt doorkruist door het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarom zal het hof een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Nu de verdere stabilisatie van de situatie van de verdachte naar verwachting nog geruime tijd in beslag zal nemen, zal een proeftijd van drie jaren worden vastgesteld. Bij de voorwaardelijke straf zullen de volgende bijzondere voorwaarden worden gesteld: een klinische opname voor de duur van maximaal twee jaren in [naam 1] of een soortgelijke instelling en daarna een vervolgtraject onder toezicht van de reclassering.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd
- zich
klinisch laat behandelen in [naam 1]of een soortgelijke instelling gedurende een periode van maximaal twee jaren, waarbij zij zich houdt aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling worden gegeven;
- na afloop van de klinische opname
deelneemt aan een vervolgtraject, bestaande uit begeleiding en behandeling, eventueel met het oog op plaatsing in een beschermde woonvorm, en het organiseren van dagbesteding, onder leiding van Reclassering Nederland of een soortgelijke instelling waarbij de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen die haar gedurende dit traject worden gegeven;
- zich
meldt bij Reclassering Nederlandof een soortgelijke instelling, zolang en zo frequent als deze dit noodzakelijk acht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. R. Kuiper en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 januari 2018.
Mr. M. Gonggrijp-van Mourik is buiten staat dit arrest te ondertekenen.