ECLI:NL:GHAMS:2018:898

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 januari 2018
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
23-004758-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal door middel van braak met psychotische stoornis als strafmaatoverweging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van mishandeling, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. De tenlastelegging betrof diefstal door middel van braak en poging tot diefstal van telefoonopladers in Amsterdam op 29 augustus 2016. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de telefoonopladers heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening en dat hij daarbij gebruik heeft gemaakt van braak. De verdachte heeft een psychotische stoornis, wat heeft geleid tot een advies van de deskundige om de straf te matigen. Het hof heeft de gevangenisstraf verlaagd van zeven weken naar zes weken, rekening houdend met de psychische toestand van de verdachte en zijn recidive. De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar het hof heeft geoordeeld dat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen de schade en de bewezen feiten, waardoor de benadeelde partij niet-ontvankelijk is verklaard in zijn vordering. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004758-16
Datum uitspraak: 29 januari 2018
VERSTEK (niet-gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het
vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 december 2016 in de strafzaak onder
de parketnummers 13-702562-16 en 13-701462-16 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
15 januari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van de aan hem onder 2 alternatief/cumulatief tenlastegelegde mishandeling. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover inhoudelijk nog aan het oordeel van het hof onderworpen – en gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging tenlastegelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 29 augustus 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer telefoonoplader(s), geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf] (Kalverstraat), in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, die/dat weg te nemen telefoonoplader(s) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2:
hij op of omstreeks 29 augustus 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een of meer telefoonoplader(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf] (Kalverstraat), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die weg te nemen telefoonoplader(s) onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, door de verpakking(en) van de telefoonoplader(s) los te knippen met een voorwerp dat verdachte bij zich droeg en/of de verpakking(en) van de telefoonoplader(s) kapot te trekken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep – voor zover inhoudelijk nog aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 29 augustus 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen telefoonopladers, toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf] (Kalverstraat), waarbij hij die weg te nemen telefoonopladers onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
2:
hij op 29 augustus 2016 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen telefoonopladers, toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf] (Kalverstraat) en daarbij die weg te nemen telefoonopladers onder zijn bereik te brengen door middel van verbreking, de verpakkingen van de telefoonopladers heeft losgeknipt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven weken met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal en een poging daartoe. Dergelijke feiten veroorzaken schade en overlast voor bedrijven. Bovendien heeft de verdachte er daarmee blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 januari 2018 is hij eerder meermalen onherroepelijk veroordeeld wegens winkeldiefstallen en andere strafbare feiten, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Mede gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd, rechtvaardigt de ernst van de bewezenverklaarde feiten, mede in het licht van genoemde recidive, in beginsel het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de politierechter is opgelegd. Het hof zal daarvan evenwel enigszins van afwijken op grond van het volgende.
Het over de verdachte in een andere zaak opgemaakte rapport van 31 juli 2017 van psychiater [naam] (onder supervisie van psychiater [naam2]), houdt in dat de verdachte lijdt aan een psychotische stoornis door het gebruik van cocaïne, op grond waarvan wordt geadviseerd de in die zaak tenlastegelegde feiten – indien bewezen – aan de verdachte slechts in (licht) verminderde mate toe te rekenen. Aannemelijk is dat de verdachte ook ten tijde van het onderhavige feit aan voormelde stoornissen leed, zodat dit feit hem slechts in (licht) verminderde mate kan worden toegerekend. Het hof vindt hierin aanleiding de in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf enigszins te matigen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 500, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 150, vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering omdat niet is komen vast te staan dat hij als gevolg van de bewezen feiten rechtstreeks schade heeft geleden.
Het hof is, met de advocaat-generaal, van oordeel dat geen rechtstreeks verband bestaat tussen de gestelde schade (die blijkens de motivering van de vordering betrekking heeft op het feit waarvan de verdachte door de politierechter is vrijgesproken) en de bewezenverklaarde feiten. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het openbaar-ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 mei 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken, om reden dat deze straf reeds is tenuitvoergelegd.
Gelet op deze mededeling van de advocaat-generaal zal het hof het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tenuitvoerlegging.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van de onder 2 tenlastegelegde mishandeling.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte en de benadeelde partij elk in de eigen kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 13-701462-16).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. A.M. van Woensel en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 januari 2018.
Mr. M. Gonggrijp-van Mourik is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[…]