ECLI:NL:GHAMS:2018:886

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2018
Publicatiedatum
19 maart 2018
Zaaknummer
23-000993-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling tot gevangenisstraf voor het besturen van een voertuig zonder geldig rijbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het besturen van een personenauto terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De tenlastelegging betrof een incident op 24 februari 2015 te Purmerend, waar de verdachte, wetende dat zijn rijbewijs ongeldig was, toch een motorrijtuig bestuurde. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit vonnis slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde werd bevestigd, en het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 dagen. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week en een werkstraf van 20 uren geëist, maar het hof heeft besloten de gevangenisstraf van 10 dagen te handhaven. Het hof heeft daarbij de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in overweging genomen, evenals het feit dat de verdachte niet aanwezig was bij de zitting en geen inzicht gaf in zijn persoonlijke omstandigheden. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 dagen, gegrond op de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000993-17
datum uitspraak: 13 maart 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 31 januari 2017 in de strafzaak onder parketnummer 96-188879-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 februari 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 24 februari 2015 te Purmerend terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, Australiëlaan, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 februari 2015 te Purmerend, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, Australiëlaan, als bestuurder een motorrijtuig, personenauto, van die categorie heeft bestuurd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 dagen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een werkstraf voor de duur van 20 uren, te vervangen door 10 dagen hechtenis indien niet naar behoren verricht.
De raadsman heeft primair verzocht om op grond van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel aan de verdachte op te leggen. Subsidiair heeft de raadsman gepleit voor een werkstraf. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte heeft toegegeven dat hij fout zat, hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld en dat sprake is van een tijdsverloop van 3 jaren sinds onderhavig feit. Tevens heeft de raadsman gewezen op de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op de openbare weg een personenauto bestuurd terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Door aldus te handelen heeft de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en laten blijken zich weinig aan te trekken van de jegens hem met het oog op die verkeersveiligheid door het bevoegde gezag genomen beslissing. Het hof rekent dit de verdachte aan.
De verdachte is niet verschenen ter terechtzitting in hoger beroep. Hij heeft daardoor geen inzicht gegeven in de wijze waarop hij nu denkt over en terugkijkt op het door hem gepleegde feit. Evenmin heeft hij enige informatie gegeven of laten geven over zijn persoonlijke omstandigheden.
Gelet op het voorgaande is in beginsel enkel een vrijheidsbenemende straf passend en geboden. In hetgeen door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht, ziet het hof geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken, laat staan om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zoals door de raadsman is verzocht.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 10 dagen passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.M. Steinhaus, mr. P. Greve en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 maart 2018.
[…]