ECLI:NL:GHAMS:2018:878
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van voorlopige hechtenis en verzoek tot schorsing in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 27 februari 2018, die een bevel tot verlenging van de voorlopige hechtenis van de verdachte inhield. De verdachte, geboren in 1993 en thans verblijvende in het Justitieel Complex Zaanstad, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.J. Nierop, gehoord.
Het hof heeft de beschikking waarvan beroep beoordeeld en is van mening dat het bevel tot voorlopige hechtenis alleen van toepassing is op het eerste feit zoals opgenomen in de vordering tot inbewaringstelling. Het hof sluit zich aan bij de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de ernstige bezwaren en de gronden voor de voorlopige hechtenis. Het hof benadrukt dat een gedetailleerde beoordeling van de bewijswaarde van de verzamelde bewijsmiddelen pas na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting kan plaatsvinden.
Daarnaast heeft het hof het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. De reclassering heeft geadviseerd om de voorlopige hechtenis te continueren, en het hof oordeelt dat er onvoldoende basis is om het recidivegevaar te beperken door het stellen van schorsingsvoorwaarden. Het verzoek om schorsing in verband met het overlijden van de oma van de verdachte is eveneens afgewezen, met de opmerking dat dit verzoek aan de directeur van het Huis van Bewaring gericht dient te worden. De beschikking is op 14 maart 2018 gegeven in raadkamer.