ECLI:NL:GHAMS:2018:868

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 maart 2018
Publicatiedatum
15 maart 2018
Zaaknummer
23-001339-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Holland inzake woningoverval met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor een woningoverval die plaatsvond op 9 september 2016 in Van Ewijcksluis, gemeente Hollands Kroon. Tijdens deze overval werd het slachtoffer, [slachtoffer], met geweld en bedreiging gedwongen tot de afgifte van €150 en andere goederen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en een hogere gevangenisstraf opgelegd dan eerder was opgelegd door de rechtbank. De verdachte en zijn medeverdachte hebben de aangever bedreigd met een vuurwapen en een mes, en hebben hem geslagen. Het hof heeft de verklaringen van de aangever als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak op basis van onbetrouwbaarheid van de getuigenverklaringen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte op grove wijze de persoonlijke levenssfeer van de aangever hebben geschonden en dat dergelijke feiten leiden tot maatschappelijke onrust en een gevoel van onveiligheid. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat in zijn nadeel weegt. Het hof heeft de straf bepaald op 30 maanden gevangenisstraf, waarbij rekening is gehouden met de enigszins verminderde toerekenbaarheid van de verdachte. De op te leggen straf is gegrond op artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001339-17
datum uitspraak: 2 maart 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 4 april 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-871607-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 februari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 september 2016 te Van Ewijcksluis/Anna Paulowna, gemeente Hollands Kroon, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning (caravan) of op een besloten erf, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 150 euro en/of een of meer luchtje(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
- die [slachtoffer] bij de keel werd gepakt en/of (vervolgens) tegen de muur en/of plafond werd geduwd/gedrukt en/of
- die [slachtoffer] een klap met een pistool/vuurwapen/op een vuurwapen gelijkend voorwerp in/tegen zijn gezicht (oog) werd gegeven en/of
- een pistool/vuurwapen/op en vuurwapen gelijken voorwerp op het hoofd van die [slachtoffer] werd gezet en/of (vervolgens) die [slachtoffer] onder schot is gehouden en/of
- met een mes stekende bewegingen richting het lichaam van die [slachtoffer] zijn gemaakt en/of
- een (of meer) klap(pen) tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] zijn gegeven en/of
- tegen die [slachtoffer] is gezegd dat ze een sigarenschaar gingen halen om aangever's vingers eraf te snijden, als aangever niet zou zeggen waar [naam 1] was en/of dat ze de volgende dag terug zouden komen, omdat [verdachte] betaald moest worden voor zijn werk, althans woorden van soortelijke dreigende aard en of strekking;
of
hij op of omstreeks 09 september 2016 te Van Ewijcksluis/Anna Paulowna, gemeente Hollands Kroon, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning (caravan) of op een besloten erf, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 150 euro en/of een of meer luchtje(s), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
- die [slachtoffer] bij de keel werd gepakt en/of (vervolgens) tegen de muur en/of plafond werd geduwd/gedrukt en/of
- die [slachtoffer] een klap met een pistool/vuurwapen/op een vuurwapen gelijkend voorwerp in/tegen zijn gezicht (oog) werd gegeven en/of
- een pistool/vuurwapen/op en vuurwapen gelijken voorwerp op het hoofd van die [slachtoffer] werd gezet en/of (vervolgens) die [slachtoffer] onder schot is gehouden en/of
- met een mes stekende bewegingen richting het lichaam van die [slachtoffer] zijn gemaakt en/of
- een (of meer) klap(pen) tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] zijn gegeven en/of
- tegen die [slachtoffer] is gezegd dat ze een sigarenschaar gingen halen om aangever's vingers eraf te snijden, als aangever niet zou zeggen waar [naam 1] was en/of dat ze de volgende dag terug zouden komen, omdat Jearmen betaald moest worden voor zijn werk, althans woorden van soortelijke dreigende aard en of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Bewijsoverweging [1]
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
De verklaringen van de aangever zijn onbetrouwbaar. De verdachten hebben daarentegen consistent verklaard dat de sfeer in de caravan voor een groot deel “oké” was en dat de aangever vrijwillig € 150 heeft afgestaan. Er is onvoldoende bewijs dat de verdachte en de medeverdachte geweld hebben toegepast en het geldbedrag wederrechtelijk hebben weggenomen.
Het hof volgt dit verweer niet en overweegt, deels aansluitend bij de overwegingen van de rechtbank, hieromtrent als volgt.
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan van een overval op 9 september 2016 in zijn woning, een caravan, aan de Binnenhaven te Van Ewijcksluis, gemeente Hollands Kroon. Hij is rond 01:00 uur gaan slapen en werd ongeveer een uur later wakker toen twee mannen zijn caravan betraden: de hem bekende [medeverdachte] (
het hof begrijpt: de medeverdachte [medeverdachte], gelet op diens verklaring dat hij die avond - het hof begrijpt: 9 september 2016 - bij de aangever is geweest) [2] en een onbekende man, door de aangever omschreven als de 'kleerkast' (
het hof begrijpt, gelet op diens verklaring ter terechtzitting in hoger beroep: de verdachte). De verdachte pakte de aangever bij zijn keel en drukte hem omhoog tegen het plafond/de muur. Vervolgens gaf de verdachte de aangever met een pistool een klap op het oog, waarna hij het pistool op het hoofd van de aangever richtte en voor diens gezicht hield. [3] De medeverdachte maakte op dat moment met een mes stekende bewegingen voor aangevers buik. Op een gegeven moment heeft de verdachte de aangever nog een paar klappen gegeven. [4] De medeverdachte is in de caravan gaan zoeken en heeft € 150 uit een zakje gepakt. [5] De aangever heeft geprobeerd de medeverdachte op een afstand te houden toen deze met het mes stekende bewegingen maakte. Daardoor heeft het mes het been van de aangever geraakt. [6]
De aangever heeft over deze essentiële punten nadien consistent verklaard. Bovendien heeft hij direct na het vertrek van de overvallers een vriend van hem, [getuige], geappt en heeft hij met deze tussen 03:07 uur en 03:46 uur gebeld. Volgens [getuige] vertelde de aangever hem in paniek dat hij door jongens was aangevallen en dat hij één van de jongens kende. De mannen waren binnen gekomen, hadden hem van zijn bed gelicht, hem geslagen en met een puntje van een mes geprikt. Ook had hij een klap op zijn oog gehad met een koud en hard voorwerp. De jongens hadden geld weggenomen. [7] Ook deze mededelingen van de aangever aan [getuige], zeer kort na het voorval gedaan, komen overeen met de inhoud van de aangifte. De constatering van [getuige] dat de aangever op dat moment in paniek was, draagt naar het oordeel van het hof in zoverre bij aan de geloofwaardigheid van de aangifte dat er kennelijk kort voordien een aangrijpend voorval had plaatsgevonden.
Het hof overweegt voorts dat de aangifte ook steun vindt in andere bewijsmiddelen.
Allereerst hebben (ook) de verdachte en de medeverdachte verklaard dat zij in de nacht van 8 op 9 september 2016 naar de aangever zijn gegaan om € 150 op te halen. [8]
Voorts zijn van belang de waarnemingen van verbalisanten ter plaatse en later in de ochtend omtrent het letsel bij de aangever. Rond 03:43 uur kregen politieambtenaren een melding van het incident. Ter plekke aangekomen, namen zij waar dat de aangever een kleine bloeduitstorting in zijn oog had en een kleine wond had bij zijn rechter onderbeen. De aangever verklaarde daarbij dat hij een klap met een vuurwapen tegen zijn oog had gekregen en met een mes in zijn been was gestoken. [9] In de ochtend rond 08:45 uur namen andere verbalisanten waar dat de aangever een blauw rechteroog had en opgezwollen lippen had die bloeddoorlopen en blauw waren. [10]
Het hof hecht verder waarde aan de omstandigheid dat de aangever heeft verklaard dat de medeverdachte het mes in de aanhangwagen heeft gestoken [11] , terwijl in een aanhangwagen nabij de caravan van de aangever een mes is aangetroffen dat in een kartonnen doos was gestoken. [12] Bij de doorzoeking in het huis van de medeverdachte zijn voorts twee op vuurwapens gelijkende voorwerpen in beslag genomen. [13]
Tot slot vindt de aangifte steun in opgenomen en vastgelegd telefoonverkeer van en tussen de verdachte ([telefoonnummer 1]) [14] en de medeverdachte ([telefoonnummer 2]). [15]
Op 8 september 2016 heeft de verdachte om 22:18 uur een afbeelding van een mes, een bericht met de boodschap: “ik heb speelgoed”, en een afbeelding van een vuurwapen aan de medeverdachte gestuurd. [16]
Deze heeft op 8 en 9 september 2016 via WhatsApp berichten verstuurd naar iemand die hij ’broertje’ noemt. In een gesproken bericht om 22.44 uur (
het hof begrijpt: op 8 september 2016) zegt de medeverdachte dat hij onderweg is naar Den Helder en dat hij iemand zijn kop gaat doorknallen. [17]
In een telefoongesprek op 11 september 2016 tussen de verdachte en het telefoonnummer [telefoonnummer 3], dat op naam stond van [naam 3] [18] , heeft de verdachte aan kennelijk [naam 3] verteld dat [medeverdachte] “het mes” in de caravan heeft laten liggen. [19] Op 13 september 2016 heeft de verdachte in een telefoongesprek met kennelijk wederom [naam 3] gezegd dat op het mes geen vingerafdrukken kunnen zitten, omdat ‘hij’ het mes in het gras heeft gegooid. Het gras was nat, waardoor er geen vingerafdrukken op kunnen zitten. [20]
Op enig moment na het ten laste gelegde feit heeft tussen de verdachte en de medeverdachte het volgende gesprek plaatsgevonden:
medeverdachte (14:59 uur): Die mes hebben ze gevonden he
verdachte (14:59 uur): Welke die wapen ook
medeverdachte (15:00 uw:): Nee alleen mes gevonden
verdachte (15:00 uur): Omg dacht al. Dan moeten we zondag terug man.
verdachte (15:01 uur): Ze hebben geen bewijs niets man [21]
Conclusie
Anders dan de raadsman ziet het hof geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangever. Hij heeft op essentiële punten consistent verklaard en zijn verklaringen vinden bovendien voldoende steun in het overige, hierboven weergegeven, bewijsmateriaal. Uit de weergegeven telefoon- en appgesprekken volgt in het bijzonder dat de verdachte en de medeverdachte de betreffende nacht de beschikking hadden over een mes en een ander wapen, hetgeen aansluit bij de verklaringen van de aangever en in het geheel niet past bij het door de verdediging aangedragen scenario waarin de sfeer in de caravan “oké” was en de aangever vrijwillig € 150 aan de verdachten heeft afgestaan. Het hof komt dan ook tot de volgende bewezenverklaring.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 09 september 2016 te Van Ewijcksluis, gemeente Hollands Kroon, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning (caravan), tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 150 euro, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hieruit bestonden dat:
- [slachtoffer] bij de keel werd gepakt en vervolgens tegen de muur en/of plafond werd gedrukt en
- [slachtoffer] een klap met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen zijn oog werd gegeven en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd van [slachtoffer] werd gezet en vervolgens [slachtoffer] onder schot is gehouden en
- met een mes stekende bewegingen naar zijn buik zijn gemaakt en
- klappen tegen het hoofd en/of lichaam van [slachtoffer] zijn gegeven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

De raadsman heeft betoogd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer. De aangever is boos geworden en heeft de verdachte aangevallen, waarna een worsteling is ontstaan. De verdachte mocht zich tegen deze aanranding verdedigen en heeft dit ook proportioneel gedaan.
Het hof is van oordeel dat de gestelde feiten en omstandigheden, in het bijzonder een aanval op eigen initiatief van aangever jegens de verdachte, niet aannemelijk zijn geworden, zodat het beroep op noodweer niet kan slagen en het in dat verband gevoerde verweer wordt verworpen.
Ook overigens is geen omstandigheid gebleken die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast heeft de rechtbank enkele bijzondere voorwaarden gesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat enkele bijzondere voorwaarden worden gesteld.
De raadsman heeft gesteld dat de verdachte een stabiele relatie heeft, zich openstelt voor hulpverlening en een baan heeft. Het is niet wenselijk dat deze ontwikkeling wordt doorkruist door een strafoplegging die (hernieuwde) vrijheidsbeneming met zich brengt. Daarom heeft de raadsman verzocht dezelfde straf als de rechtbank op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte en de medeverdachte zijn in de nachtelijke uren wederrechtelijk de woning (caravan) van de aangever binnengedrongen met als doel € 150 (waarop zij kennelijk meenden recht te hebben) ‘op te halen’. Direct na binnenkomst in de woning hebben de verdachte en de medeverdachte de aangever geslagen en bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hebben zij de aangever met een mes bedreigd en licht in zijn been geraakt en hebben zij hem nog enkele klappen gegeven. Vervolgens hebben zij € 150 gestolen. De verdachte en zijn medeverdachte hebben aldus op uiterst grove wijze een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het eigendomsrecht van de aangever, alsmede op zijn gevoel van veiligheid in zijn woning. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke overvallen veelal langdurige en ernstige psychische gevolgen daarvan ondervinden. Voorts veroorzaken feiten als deze maatschappelijke onrust en brengen zij een gevoel van onveiligheid teweeg.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 januari 2018 is hij eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Drs. [naam 4], GZ-psycholoog, heeft op 20 december 2016 over de verdachte gerapporteerd. [naam 4] stelt vast dat bij de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde, althans ten dele, sprake was van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van zwakbegaafdheid en antisociale persoonlijkheidstrekken. De verdachte werd bij het agressieve gedrag jegens het slachtoffer niet afgeremd door een goed ontwikkeld geweten. Dit wordt nog eens gecompliceerd door zijn beperkte intellectuele vermogens waardoor hij verminderd in staat is om sociale situaties voldoende kritisch in te schatten en de consequenties van zijn gedrag voor zichzelf en anderen te overzien. De verdachte was zich weliswaar voldoende bewust van de wederrechtelijkheid van het ten laste gelegde, maar was door de geconstateerde problematiek in verminderde staat om overeenkomstig dit inzicht te handelen.
[naam 4] adviseert de verdachte op grond van het voorgaande enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Het hof neemt deze conclusie over en betrekt die bij de strafoplegging.
Het hof realiseert zich dat de oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur meebrengt dat de verdachte hernieuwd van zijn vrijheid zal worden beroofd en dat dit de positieve (zij het, zoals blijkt uit de zich in het dossier bevindende stukken, prille) kentering ten goede in zijn leven waarschijnlijk zal doorkruisen. [22] Desalniettemin brengt de ernst van het onderhavige feit mee dat niet volstaan kan worden met een andere straf dan een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur. Blijkens de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van ongeveer drie jaren geïndiceerd. Het hof neemt deze oriëntatiepunten als uitganspunt. Gelet echter op de geconstateerde enigszins verminderde mate van toerekenbaarheid, zal het hof aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 30 maanden. Een gevangenisstraf zoals door de rechtbank opgelegd en door de verdediging verzocht, miskent volstrekt de ernst van het onderhavige feit.
Anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd, zal het hof niet een deel van deze gevangenisstraf in voorwaardelijke zin, met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, opleggen. Reden daarvoor is dat thans onvoldoende ingeschat kan worden wat de behandelbehoefte van de verdachte zal zijn op het moment dat hij de gevangenisstraf heeft uitgezeten. Voor zover behandeling van de verdachte na afloop van de gevangenisstraf noodzakelijk is, kan deze plaatsvinden in het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit wettelijk voorschrift wordt toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
2 maart 2018.
mr. M.J.A. Duker is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door het hof in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal verhoor van verdachte van 16 november 2016 (dossierpagina 243).
3.Proces-verbaal van aangifte van 9 september 2016 (dossierpagina 22 en 26).
4.Proces-verbaal van aangifte van 9 september 2016 (dossierpagina 23).
5.Proces-verbaal van aangifte van 9 september 2016 (dossierpagina 26).
6.Proces verbaal van verhoor aangever van 22 oktober 2016 (dossierpagina 43).
7.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 11 oktober 2016 (dossierpagina's 165 en 166).
8.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep en een proces-verbaal verhoor van verdachte van 16 november 2016 (dossierpagina 243).
9.Proces-verbaal van bevindingen van 4 oktober 2016 (dossierpagina’s 113 en 114).
10.Proces-verbaal van bevindingen van 9 september 2016 (dossierpagina 45).
11.Proces-verbaal van aangifte van 9 september 2016 (dossierpagina 37).
12.Proces-verbaal van sporenonderzoek van 25 september 2016 (dossierpagina 138).
13.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 21 september 2016 (dossierpagina 251).
14.Proces-verbaal van bevindingen van 13 september 2016 (dossierpagina's 58 en 59).
15.Proces-verbaal van aangifte van 9 september 2016 (dossierpagina 27) en een proces-verbaal van bevindingen van 19 september 2016 (dossierpagina 68).
16.Proces-verbaal van bevindingen van 29 september 2016 (dossierpagina 75-76 en bijlagen p. 98-99).
17.Proces-verbaal van bevindingen van 29 september 2016 (dossierpagina 73).
18.Proces-verbaal van bevindingen van 19 september 2016 (dossierpagina 68).
19.Proces-verbaal van bevindingen van 13 september 2016 (dossierpagina 53).
20.Proces-verbaal van bevindingen van 13 september 2016 met bijlagen (dossierpagina 56).
21.Proces-verbaal van bevindingen van 29 september 2016 (dossierpagina’s 76 en 77).
22.Psychologisch rapport van 20 december 2016, het reclasseringsadvies van 21 december 2016, de documenten van Transfore van 24 oktober 2017 en 30 januari 2018 en een e-mail van Tactus verslavingszorg van 12 februari 2018.